Recensie: Een indringend verhaal voor iedereen

28 augustus 2018 , door Arjen van Meijgaard
| |

Met zijn meest recente roman L’ Archipel du Chien houdt Philippe Claudel, die de Spui25-lezing 2018 uitspreekt, ons een spiegel voor en meer dan dat, hij confronteert ons met de hypocriete houding van de mens, de dubbele moraal, hoe wij bespeeld worden en ook de ander bespelen. De lezer zal wellicht de hoofdpersonen uit het verhaal veroordelen, maar weet uiteindelijk dat het evenzeer over de mensen om hem heen gaat, en misschien wel over hemzelf. Een indringende maar pijnlijke confrontatie.

N.B. U bent welkom op de Spui25-lezing, 21 september in de Lutherse Kerk. Ter overbrugging: 6 september verschijnt Archipel van de hond in de vertaling van Manik Sarkar. Wij publiceren voor. En eerder besprak Arjen van Meijgaard De boom in het land van de Toraja, Het onderzoek en Alles waar ik spijt over heb voor Athenaeum.nl.

Een archipel

Het verhaal speelt zich af op een archipel die de vorm heeft van een hond. Een spelende of blaffende hond, met zijn bek vol vlijmscherpe tanden, in werkelijkheid rotsen, wijd opengesperd. Op een van de eilanden van de archipel ligt een dorp, waar men leeft van de visserij, de wijngaarden en olijfboomgaarden. De constante dreiging van een vulkaan houdt de mensen al eeuwenlang in haar greep. Het landschap en de luchten zijn zwaar en somber.

De namen van de hoofdpersonen zijn algemeen of geven hun functie weer: la Veille, le Maire, le Docteur, l’Instituteur. Hiermee benadrukt Claudel dat het iedereen kan zijn die een rol speelt in het verhaal, zoals hij ook in het eerste hoofdstuk de verteller, die verder afzijdig blijft, laat meedelen:

‘L’histoire qu’on va lire est aussi réelle que vous pouvez l’être. Elle se passe ici, comme elle aurait pu se dérouler là. Il serait trop aisé de penser qu’elle a eu lieu ailleurs. Les noms des êtres qui la peuplent ont peu d’importance. On pourrait les changer. Mettre à leur place les vôtres. Vous vous ressemblez tant, sortis du même inaltérable module.’

De Burgemeester is een belangrijk man, niet alleen is hij de baas in het dorp, maar hij bezit ook een aantal vissersschepen en heeft zo de vishandel in handen. De Dokter en hij zijn al vanaf de lagere school bevriend en overleggen vaak over het reilen en zeilen van de bewoners. Die zijn op hun beurt erg volgzaam en leven hun leven zonder enige ambitie op de afgelegen archipel. Er is een bootverbinding met het vaste land, maar daar wordt weinig gebruik van gemaakt.

Drie lichamen op het strand

Op een dag vinden een paar bewoners drie lijken op het strand, Afrikaanse bootvluchtelingen. De Burgemeester wordt erbij geroepen, hij wil zo snel mogelijk van de lichamen af. De Schoolmeester, die elke ochtend hardloopt, komt er uit nieuwsgierigheid bij staan en is zo een van de getuigen. Aan het einde van de dag worden zij bij de Burgemeester ontboden en hij bespreekt met hen het plan om de lichamen ergens in een grot te dumpen, zodat niemand ooit zal weten wat er gebeurd is.

Alleen de Schoolmeester maakt bezwaar, hij vindt het in inhumaan en wil dat er uitgezocht wordt hoe de lichamen überhaupt op het strand terecht zijn gekomen. Hij helpt met het verstoppen van de lijken, maar zijn geweten knaagt en hij besluit op onderzoek uit te gaan. Om te weten hoe de stroming van de zee is, gooit hij grote etalagepoppen die hij op het vasteland gehaald heeft, een eind van de kust in het water. Hij komt erachter dat de drenkelingen niet op zee zijn gedumpt of over boord geslagen, maar vanaf de kust. Er moeten dus bewoners van het eiland bij betrokken zijn.

De andere getuigen, zoals de de Priester en de Dokter, hebben wel zo hun bedenkingen bij de actie van de Burgemeester, maar geen behoefte om stappen te ondernemen. De Schoolmeester staat er alleen voor.

De doofpot

Het besluit van de Burgemeester is begrijpelijk, zoals niets zwart-wit is en alles van alle kanten bekeken kan worden en beargumenteerd. De doden hebben er weinig aan als het hele dorp weet dat ze op het strand zijn aangespoeld, de Burgemeester en de andere getuigen zijn zelf niet schuldig aan de dood van de mannen, ze halen zich een hoop gedoe op de hals als de vondst bekend wordt en dat kan het grote project, het bouwen van thermen op het eiland, schaden terwijl het voorspoed zou moeten brengen. Het zijn plausibele argumenten om iets, zoals waarschijnlijk zo vaak, in de doofpot te stoppen.

Maar wat als die doofpot niet werkt? Dan kun je diegene met een geweten, de klokkenluider, ook in een kwaad daglicht stellen en de bevolking zelfs tegen hem opzetten. Als je eigen hachje maar veilig gesteld wordt. Het is menselijk om eerst voor jezelf op te komen en hoe verder je je in de nesten werkt, hoe minder scrupules de je zal hebben.

Er komt een Commissaris naar het eiland en de Schoolmeester hoopt dat er naar zijn verhaal geluisterd wordt en de eerlijkheid en medemenselijkheid uiteindelijk zullen winnen.

De gefileerde realiteit

Het knappe is dat Claudel met een gefingeerd eiland, in een soort donkere sprookjessfeer, met min of meer universele personages, de realiteit fileert en in dunne plakjes aan de lezer voorlegt. Kijk eens, zo zit de maatschappij in elkaar en jij doet er op jouw manier net zo goed aan mee. Zijn vertelling sleept je mee en laat je voortdurend twijfelen: zijn de mensen van het eiland echt zo lafhartig en wreed als ze lijken? Hoe loopt het af met de Schoolmeester? Wat wil en kan de Commissaris doen om het recht te laten zegevieren?

Door het verhaal heen trakteert Claudel de lezer op treffende aforismen, zoals wanneer de menigte dorpelingen zich met de rechtszaak wil bemoeien. ‘Et même si une foule a souvent tort, elle finit toujours par obtenir ce qu’elle demande.’ Een principe waar populisten zich wijselijk van bedienen, zeker als die menigte eerst is ingefluisterd wat zij moet denken of doen. Of de voorliefde van de Commissaris voor Judas, omdat afkeer altijd blijft en soms zelfs sterker wordt, terwijl liefde stabiliseert en in vurigheid afneemt.

‘L’amour finit tôt ou tard par s’estomper. Mais pas la détestation. Elle demeure, grandit même parfois, se réactive sans cesse. […] Au final, le triomphe de Judas sera plus durable que celui du Christ, dont on peut voir partout combien il s’effrite.’

Een echte verteller

Het perspectief heeft de schrijver uitstekend gekozen: een echte alwetende verteller die in de hoofden van de verschillende personages kruipt, laat zien wat hun angsten en drijfveren zijn, laat zien dat de omstandigheden zoals het landschap en de vulkaan ook hun rol spelen in het doen en laten van de spelers. Aan het begin en aan het eind neemt de verteller zelf het woord. Hij was onzichtbaar, alleen als stem aanwezig en zal weer in het niets verdwijnen, en laat ons met de lijken, de hypocrisie, het opportunisme en het zwakke geweten van de hoofdpersonen achter. Omdat het ons aangaat. Zo wordt nog eens benadrukt dat we er iets mee zouden moeten, met onze verantwoordelijkheid in de wereld. Of slaan we het boek dicht en laten we het daarbij?

Arjen van Meijgaard schrijft korte verhalen en bespreekt Nederlandse en Franse fictie, voor onder andere NBD/Biblion en zijn eigen blog. Vorig jaar verscheen zijn romandebuut, We hebben alles bij ons [fragment]. 

pro-mbooks1 : athenaeum