Recensie: Een wervelwind

20 februari 2018 , door Alrun Bernhard
| |

De tweede roman van Nina Polak gaat over terugkomen, weggaan en een klein beetje over Amsterdam. Er gebeurt veel in Gebrek is een groot woord maar uiteindelijk is juist dat wat er niet gebeurt belangrijk.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Gebrek is een groot woord en uit Polaks debuut We zullen niet te pletter slaan. Die roman bespraken we ook.

Skip Nauta vluchtte ooit, geïnspireerd door De scheepjongens van Bontekoe, naar zee. Ze zeilt al een aantal jaren met Lood (‘mijn vertrouwde schipper’) de wereld over en wordt alleen weer teruggeblazen richting Amsterdam door een toevallige ontmoeting met de familie Zeno, de rijke familie die haar, arm meisje uit Slotervaart, opnam. Als zij haar aanbieden om de zomer bij hen door te brengen, kan en wil ze dat niet afslaan. Halverwege haar verblijf in hun tuinhuisje is ze nog vol vertrouwen over haar terugkomst. Oude geesten zijn niet zo eng en de grachtengordel niet zo arrogant als gedacht – maar het blijkt allemaal niet zo eenvoudig te zijn.

Ze voelt zich steeds comfortabeler in haar nieuwe leven, dat verrassend veel op haar oude leven lijkt. Ze wordt de minnares van haar ex, ze knapt klusjes op voor de Zeno’s en wordt in ruil daarvoor meegenomen naar restaurants en theaterstukken. Het enige wat anders is, is dat haar moeder niet meer in leven is. Ze had toch al een afstandelijke relatie met ‘Nellie’, en de gedachte aan haar blijft op de achtergrond een grote rol spelen. Afscheid nemen van haar moeder is Skip nog steeds niet gelukt, afscheid nemen van haar oude leven in Amsterdam eigenlijk ook niet. Ze blijft verbonden. Daarom komt ze terug, maar ook daarom eindigt ze uiteindelijk weer op een zeilboot met Lood.

Schizofrenie

Als Amsterdammer voelt het lezen van romans die zich in de stad afspelen vaak als een voorbeeld van onze hoofdstedelijke zelfingenomenheid, vooral als die boeken zeer positief zijn. Maar in Gebrek is een groot woord is Amsterdam belangrijk en onbelangrijk tegelijkertijd – in de juiste verhoudingen. Polak noemt geen enkele straatnaam, er zijn nauwelijks aanwijzingen dat het om deze stad gaat. En toch, het feit dat het Amsterdam is, dat het Slotervaart is, de Grachtengordel en het ‘ruige’ Noorden, doet er wel degelijk toe. De eigenheid van elke wijk speelt een rol.

Skip beweegt zich in alle drie de gebieden op een andere manier en laat ze nauwelijks in elkaar overlopen. Zo ontmoeten de Zeno’s haar moeder uit Slotervaart maar één enkele keer, een pijnlijke gebeurtenis. Dat ze zelf het resultaat is van een samenkomst tussen haar moeder, de dorpse volksvrouw, en een ‘grachtengordeldier’ dat haar een zeilboot nalaat, draagt alleen maar bij aan de schizofrenie. Dat is dan ook de dubbelheid die Skips leven kenmerkt en die doorklinkt in de roman.

Onrustige meningen

Gebrek is een groot woord leest als een wervelwind vol gedachten die je meenemen naar ver overzee en weer terug naar het smalle tuinhuisje. Ook al is Skip naar eigen zeggen een onopgeleide vrouw, haar meningen en gedachten doorkruisen filosofische stromingen, literaire erfenissen. Het zijn er vooral heel veel: psychologie is onzin, de Zeno’s nemen haar alleen op om hun ‘metafysische schuldgevoel’ af te kopen en Nederland ‘smoort desoriëntatie in de kiem’.

Soms is dat ongeloofwaardig (kan iemand die zijn middelbare school niet afgemaakt heeft dit allemaal zo formuleren?), maar tegen de tijd dat die gedachte bij me opkwam, had Polak me al zodanig in haar greep dat het me niet meer kon storen. Ik kon gewoonweg niet meer oordelen over Skips relativeringsvermogen, of eigenlijk, haar vluchtgedrag. Een voorbeeld: Skip breekt een zwangerschap af ondanks fantasieën over het blijven wonen met een baby in het tuinhuisje. Ze doet de abortus vrij nuchter in de wc van de boot, met een pil, besteld uit Duitsland, en vertelt de vader er vervolgens niets over. Een boek kan soms morele afkeer opwekken – maar hier was afkeer niet eens mogelijk. Niet omdat Skip zulke goede redenen had om zo te handelen, maar omdat vrijheid, het vermogen om afhankelijk te zijn, zo belangrijk in de roman is, dat elke daaruit voortvloeiende beslissing een is die boven mijn oordeel uitstijgt.

Uiteindelijk gaat, de snelheid ten spijt, de storm plots liggen. Maar dat is niet erg. Het verhaal lijkt op niets uit te horen komen, ook al had je dat niet zien aankomen. Skip heeft meningen, maar verklaart die volgens niet, ze maakt gedachtes niet af en eindjes worden niet aan elkaar geknoopt. Het hoort bij de wervelwind, bij de onrust die het leven van Skip met zich meebrengt. Ze dacht in Amsterdam weer te vinden wat ze zocht: verbondenheid, hechting, misschien zelfs wel een familie. Het feit dat de roman eindigt waar hij begon, laat zien dat sommigen van ons hun thuis eerder ergens anders vinden, namelijk in de vrijheid.

Alrun Bernhard studeert Literary and Cultural Analysis, en is hoofdredacteur van Babel en stagiaire bij Athenaeum.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum