Recensie: Enorm van deze tijd

29 maart 2018 , door Dorien van der Poll
| |

Net als haar debuut We zullen niet te pletter slaan is Gebrek is een groot woord een heerlijk boek waar je vol in kan duiken. Schrijnend, maar tegelijkertijd vol humor: alleen al de mailtjes van de zeventienjarige Juda ('Pap en mam werken me soms op de zenuwen met hun first world problems.')! Enorm van deze tijd dus met sms-berichtjes en e-mail. Geweldig mooi taalgebruik ('De tijd is gestopt genade te verlenen.') en vlotte zinnen. Een jonge vrouw bevindt zich aan de zijlijn van het leven en vraagt zich af of ze dat nog kan volhouden. Moet je kiezen voor stad, man, kind of toch blijven zwerven en je onttrekken aan de maatschappij en het leven zoals de meesten? Een boek voor nu.

Deze tekst schreef Dorien van der Poll, onze manager bij Athenaeum Roeterseiland, voor de Paroolrubriek 'Naar bed met'. Hier vullen we hem aan met een fragment uit het boek.

N.B. Eerder besprak Alrun Bernhard het boek voor ons, en publiceerden we eruit voor en uit Polaks debuut We zullen niet te pletter slaan. Die roman bespraken we ook.

 

Backtracking, je eigen voetstappen volgen naar waar je vandaan komt, ik heb er een hekel aan. Mij bekroop altijd al een jeukend ongemak wanneer ik Willem, de hond van de Zeno’s, uitliet in de duinen en een hek ons het pad versperde, zodat we gedwongen de zanderige heenweg herhaalden. Om de Zora weer terug te brengen zoeken ze maar iemand anders. Ik wil vooruit, om het even in welke richting. Je hoeft niets te bereiken, je moet alleen weg van waar je bent. Schrijft Marguerite Duras dat? Zo doe ik het ook, volle kracht, naar ergens waar het anders is, niet per se beter – dat is de klassieke denkfout – maar ánders en nieuw, al jaren, om steeds weer bewezen te zien dat afstand het verleden verdunt. Het laat zich uitsmeren over elke mijl die je aflegt. Ik smeerde gebroken harten uit tussen Dover en Oostende, gezichten tussen Cuxhaven en Kopenhagen, nooit ingeloste beloften tussen Key West en Sint Maarten. Zo werkt het, echt. Blijf je op één plek, dan concentreert je geschiedenis zich, wordt dieper van kleur, dik als olieverf. Alle lichtheid verdwijnt.
Van types zoals ik – er zijn er meer, ik ken ze, bootmensen, zeeclochards – zou je kunnen beweren dat we rondjes draaien om de illusie van vooruitgang te behouden. Maar het zijn toch zeker glorieuze rondjes. We bewegen, we gaan door. Aangenomen, natuurlijk, dat de moeheid ons niet grijpt. De vraag: waar is thuis? We schudden hem van ons af. We verlangen niet naar huis want dat levert ons niets dan tranen op. We zwerven verder. Niets vreemds aan – de Joden doen het al eeuwen; de halve bevolking van het Midden-Oosten moet een thuis missen. Natuurlijk, geef ze in Allahs naam de keus ernaar terug te keren, maar laat ze, als dat niet kan, ook de zegen vinden om ergens anders thuis te zijn, hun liederen te zingen, hun lievelingseten te koken, hun geliefden te kussen, uit te schelden of te herdenken. Dat te doen wat geen tiran ze afneemt.
Thuis is hier en daar en hier, nu, in een Italiaanse jachthaven, waar Lood en ik eieren met ontbijtspek laten sissen in de kajuit, sterke koffie doen pruttelen en een zondagse dinsdag doorbrengen in witte badjassen die we bij een Carrefour kochten. Graceland van Paul Simon in de cd-speler. Als een getrouwd stel zitten we hier, met een stapel internationale kranten, ons vrijblijvend druk makend over iets gruwelijks in Lampedusa, niet eens zo ver hiervandaan. En dan zeggen: wij hebben ’t maar goed. En dan beschaamd lachen.
Nog één dag deze hemel. Morgen vertrekt mijn schipper naar het Vaderland – zo noemt hij het zelf – om weer wat te dobberen op zijn beminde Zuiderzee, die beschermde badkuip. Mijn eigen bed, zwijmelt-ie steeds. O, Skippert, mijn eigen nestje! En ik denk: burgerlul, met je eigen bed. Alleen kleuters verlangen naar een eigen bed.
Hij vraagt: en jij dan? Wat nu?
Laat mij maar weer alleen, ik red me, ik ga richting het zuiden. Sicilië, Casablanca, Gran Canaria, Rio, Buenos Aires, Patagonië.
Ben je wel helemaal lekker, zegt-ie, Gran Canaria? Nee, werkelijk, Skip, je ziet er moe uit, meid, kringen onder je ogen, mager. Moet jij niet gewoon eens een tijdje naar huis?

[...]

 

pro-mbooks1 : athenaeum