Recensie: In de beschermende armen van vreemden

01 oktober 2018 , door Esther Wils
| |

Een explosief dat niet op de bedoelde tijd is afgegaan, dat is de betekenis van Blindganger, de Nederlandse titel van Michael Ondaatjes nieuwe roman. Vertalers Inger Limburg en Lucie van Rooijen hebben een alternatief gevonden dat beter is dan het origineel. Warlight is de titel die Ondaatje zelf aan zijn boek gaf: het zwakke licht dat mensen gebruiken om tijdens de verplichte verduistering in oorlogstijd toch hun weg te vinden. Maar hoewel veel in deze sfeervolle roman schemerig blijft, speelt hij duidelijk na het officiële eind van de oorlog en komen daden uit het verleden verlaat als een boemerang terug; zij bepalen de levensloop van een moeder en haar kinderen.

Tastend voortgaan

Een van die kinderen, Nathaniel, keert op zijn achtentwintigste in de geest terug naar 1945, het jaar dat hij veertien was en zijn ouders hem en zijn zus Rachel achterlieten om naar Singapore te verhuizen, waar vader een baan kreeg. Een vage huisvriend en diens entourage moesten een oogje op de kinderen houden. Als een blindganger in de letterlijker betekenis van het woord krabt de volwassen Nathaniel aan de schaarse feiten die hij destijds heeft opgevangen om de geschiedenis van zijn moeder Rose te reconstrueren. Hij werkt inmiddels bij de Britse geheime dienst, zo hoort de lezer halverwege het boek; hij heeft er een baan geaccepteerd in de hoop in de archieven inzicht op te doen in de raadsels die hem al sinds zijn jeugd bezighouden. Dat Rose in het verzet op het vasteland had gezeten was hem bekend, maar er blijkt in de nasleep van de oorlog nog heel wat schimmigs te zijn gebeurd.

Ondaatje vermeldt in zijn dankwoord naast literaire, verschillende historische bronnen, maar over de gebeurtenissen die de loop van de plot bepalen laat hij in de roman weinig los. Het lijkt erop of zijn onderzoek meer tot doel had de specifieke sfeer van het naoorlogse Londen te vangen: deels in puin, deels bevolkt met mensen die inmiddels gewend waren zichzelf al improviserend te redden – de regels namen zij minder serieus, wat de kinderen in deze roman wel goed uitkomt.
Aan de hand van hun voogd Walter, bijnaam De Mot, en zijn maat Norman, De Schicht, ontdekken zij de wereld; ze eten ’s avonds laat bij straatkarren die het overgebleven voedsel van de grote hotels aan de man brengen, ze spijbelen bij de vleet, Rachel krijgt een baantje bij het toneel en Nathaniel werkt in de keuken van een hotel. Hij doet er een liefje op met wie hij ’s nachts in te koop staande huizen bivakkeert, en leert de waterwegen in en rond Londen kennen als hij met De Schicht rondvaart om windhonden en andere smokkelwaar af te leveren.

Sfeermaker

De nevelige, klotsende Theems met zijn werven, haventjes, aftakkingen en kanalen vormt een vlietende wereld die perfect past bij de stemming die in de roman hangt; Ondaatjes personages zijn ongrijpbaar voor elkaar, het zijn vrijbuiters die gewild of ongewild hun eigen weg zoeken, zoals water het laagste punt zoekt. Wie wie is wordt nooit helemaal opgehelderd, net zo min als je in de landstreek waar Rose opgroeide de weg kon vinden: de wegwijzers klopten niet en werden in oorlogstijd ook nog verwijderd. De enkele algemene uitspraak die verteller Nathaniel over psychologische zaken laat vallen, doet gratuit aan (‘we waren gewend dat mensen zich achter een masker verscholen’, ‘niemand kan het leven van een ander echt doorgronden – evenmin als diens dood’), maar dergelijke wegwijzers had Ondaatje beter weg kunnen laten: hij heeft ze niet nodig.

Zijn kracht ligt in het vertellen en het scheppen van sfeer, ook die rond een personage. Wat kan er veelzeggender zijn over een vrouw dan het gegeven dat zij soms midden in een gezelschap zorgeloos in slaap valt, zoals Olive Lawrence, een van de minnaressen van De Schicht? Wat is er voor een Britse jongen van veertien fascinerender dan een collega-borderwasser uit Azië die verhalen vertelt over seks met zijn pianojuf en zijn maten stil krijgt met een concert op de vleugel van het hotel? Familiebanden lijken minder te tellen dan persoonlijke sympathie die ontstaat; juist de oppassers zorgen goed voor de kinderen, zolang als het duurt.

Kwetsbaarheid

Bij alle duisterheid, spanning en raadsels die in het verhaal heersen, steekt de tederheid die af en toe oplicht des te scherper af. Meer nog dan de mensen zijn het de windhonden die met hun vertrouwen in vreemden raken. Nathaniel had al fysiek met ze kennisgemaakt toen ze in de auto werden vervoerd en ‘nerveus zaten te bibberen, met hun knokige knieën diep in onze schoot gedrukt. […] Er was er een bij die het liefst als een sjaal om mijn nek hing’. Hij moet ze voor De Schicht afleveren, maar besluit ze mee te nemen naar het lege huis waar hij met zijn vriendin zal overnachten. De honden zijn door het dolle heen en rennen trap op en trap af, maar vallen uiteindelijk met het tweetal in slaap.

‘Toen ik wakker werd, lag een van de honden met zijn smalle, slapende snuit vlak naast me, kalm ademend in mijn gezicht, druk met zijn dromen. Hij hoorde aan de verandering in mijn ademhaling dat ik niet meer sliep en deed zijn ogen open. Daarna veranderde hij van houding en legde zijn poot zachtjes op mijn voorhoofd, als een uiting van zorgzaam mededogen of van superioriteit. Het voelde als wijsheid. “Waar kom je vandaan?” vroeg ik. “Uit welk land?”’

Wie Ondaatje kent van De Engelse patiënt ziet de ingezwachtelde soldaat voor zich met zijn verpleegster. Het raadsel trekt, mensen zijn vatbaar voor andermans kwetsbaarheid – zeker die van kinderen – en liefde zoekt net zo goed haar doel als de blindganger. Ook In de familie echoot mee: Ondaatje beschrijft hier niet zijn eigen, uitzonderlijke jeugdherinneringen als Burgher (de evenknie van de Indo) in koloniaal Ceylon, maar schept ze voor zijn Britse held. Knap gedaan.

Esther Wils is freelance publicist. Zij schrijft o.a. voor het AD en www.indisch-anders.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum