Recensie: Onverschrokken nieuwsgierigheid

19 april 2018 , door Fleur Speet
| |

In het Nederlandse literaire landschap is Renate Dorrestein de wegbereider van geëngageerde boeken vol compassie voor het duistere in de mens. Ook in haar nieuwe boek, Dagelijks werk. Een schrijversleven komt dit weer duidelijk naar voren. Dorrestein toont datgene wat we liever niet aan onszelf zien. De moeder die een appelboor in de vagina van haar baby duwt, het meisje dat denkt dat ze kan vliegen, het jongetje dat onbedoeld een baby steelt, twee vrouwen die een man opsluiten. Maar wat schetst onze verbazing? Hoewel Dorrestein met haar poerende inhoud en pregnante schrijfstijl een enorm lezerspubliek aan zich weet te binden - vijfenveertig jaar schrijverschap, in vijftien talen vertaald, met vijfendertig gepubliceerde titels - zijn de critici doorgaans karig in hun lof.

Dorrestein is een vrouw. Oeps, dat mag je niet zeggen, dus wordt dat verbloemd met argumenten als ze schrijft voor het grote publiek of ze schrijft te veel. En dat kan een goede schrijver niet, ergo: dat stinkt. Dat oordeel zal haar verder worst wezen, maar mij als recensent stoort het al jaren. Het dedain waarmee het gilde van de Hoge Literatuur, wetenschappers en critici, haar werk afdoen. Onrecht, onrecht, roept het in mij.

Doordachte taal

En dat terwijl haar statuur vergelijkbaar is met, laten we eens een grote bij de kop nemen, die van Harry Mulisch: ook een profeet, ook bedrieglijk eenvoudig in zijn doordachte taal. Maar hij heet een systeembouwer te zijn, je kunt zijn werk ontleden. Welbeschouwd was dat aanstellerij en bestond het uit wat bij elkaar geplukte bronnen die hem inspireerden, terwijl Dorrestein steeds opnieuw het dieptelood in de samenleving neerlaat, zich dus steeds vernieuwt, en heel precies, met mededogen en juíst geen spot (of het moet zelfspot zijn), de gebrekkigheid van de mens peilt. Daardoor is ze beter dan Mulisch. Ze staat niet boven de mens. Ze is de mens.

Dorrestein zelf zou hier een vlammend en hilarisch stuk over kunnen schrijven. Daarbij zou je het gevoel krijgen dat er geen andere waarheid bestaat dan die zij verkondigt, haar betoog is zo klaar als een klontje. Alsof je door een trechter zwemt en er maar een conclusie is. Je zwemt zo gedwee naar dat einde omdat ze je glimlachend en met duivels plezier regisseert. Omdat ze een vakvrouw pur sang is. Precies de juiste toon op de juiste plek: een plukje spreektaal hier, een stukje bekentenis daar, de lezer even afleiden met een saillant of hilarisch detail en dan páts met retebetekenisvolle woorden terug naar de betooglijn door de netten strakker aan te trekken.

Opgeruimd

In Dagelijks werk. Een schrijversleven nam Dorrestein stukken op die ze tijdens de grote schoonmaak van haar archieven vond. Dorrestein is namelijk ongeneeslijk ziek. In plaats van een roman te schrijven, waar ze doorgaans een jaar over doet, en die niet meer te kunnen voltooien, besloot ze de bezem door haar disks te halen. Legio teksten schreef ze als schaduwoeuvre naast haar romans: lezingen, brieven, essays, blogs. Ze tikte er - ogenschijnlijk weer met grote vaart, achteloos en dan toch zo in iedere zin en opmerking raak - begeleidende teksten bij en ziedaar: het negatief van de foto van haar werk. En dan zou ze meteen beginnen uit te leggen - hilarisch is dat, reteslim en liefdevol meelevend met de huidige lezer - dat we in het digitale tijdperk geen negatieven meer kennen, maar dat dit de benodigde basis was van de uiteindelijk afgedrukte foto.

Opgeruimd, zo zou je Dorrestein het beste kunnen noemen. Geen spoor van zelfmedelijden, van verdriet, van boosheid over haar ziekte. Nergens. Groots is dat. En tegelijk zo Dorresteins, want zo is ze altijd geweest. Ik heb haar meerdere malen geïnterviewd - mijn disks zijn helaas allang zoekgeraakt - en in een van die interviews vertelde ze dat ze een aanbeveling boven haar computer had hangen met zoiets als: rustig, rustig Renate. Vaart zit in haar bloedvaten, alsof ze tien levens tegelijk leeft. Op papier dan (en ze leefde er met haar romanpersonages natuurlijk nog veel meer). Overigens was het schrijven van die interviews geen sinecure; ik kreeg ze steevast retour met veel ongezouten commentaar. Dat vond ik niet leuk uiteraard, maar ik leerde er wel van. Vooral hoeveel Dorrestein van haar werk houdt en verwacht dat er nauwkeurig over wordt geschreven. En dat laatste is zo terecht.

Pijnlijk scherp en vol humor

Precisie, dat heeft Dorrestein hoog zitten, blijkt uit Dagelijks werk. Zo zit ze een hele middag met haar redacteur voor het ene juiste woord een deksel op een pan te leggen om te horen hoe dat klinkt.

Onvergetelijk is de uitbrander die een filmproducent krijgt voor het script van Een hart van steen. Aan gort schrijft ze dat script, waarin niets van haar boek wordt begrepen. Het overdragen van de filmrechten kunnen ze wel vergeten. En zo krijgt ook de vrouw ervan langs die het zoveelste manuscript ongevraagd toestuurt in de hoop dat Dorrestein haar een kontje geeft. Dorrestein legt meedogenloos de vinger op de zere plek en doet uiteindelijk zelfs vriendelijk een suggestie om dit hopeloze verhaal te redden. Wat een optimist.

Het stuk dat iedereen moet gaan lezen, al heeft het consequenties tot in de slaapkamer, is De clitoris uit 1988. De zo jonge Dorrestein betoogt voor een zaal met mannelijke seksuologen van de Rutger Stichting dat seks niet draait om het vullen van een gat. Pijnlijk scherp en vol humor ontbloot ze daar de mannelijk gedreven visie op het slaapkamerplezier. Het is een openbaring en het toont hoe onverschrokken Renate Dorrestein is, hoe nieuwsgierig. Als het niet zo seksistisch klonk, zou ik zeggen: Dorrestein staat haar mannetje. Maar feit is dat ze boven de meesten van ons uitstijgt. Het gilde van de Hoge Literatuur kan de rambam krijgen.

Fleur Speet is literair recensent.

pro-mbooks1 : athenaeum