Recensie: Opperuitlegger van Nederland

27 september 2018 , door Maarten Asscher
| | |

‘Een optimist,’ zo betitelt Alexander Rinnooy Kan zichzelf in de ondertitel van zijn memoires, Bordjes duiken. Ervaringen van een optimist. Bij deze wiskundige – achtereenvolgens hoogleraar, rector magnificus, vno-ncw-voorzitter, ing-bestuurder, ser-voorzitter, eerste Kamerlid en grossier in nevenfunctionele voorzitterschappen – mag dat zelfs een eufemisme heten.

De in 1949 geboren Alexander Rinnooy Kan mag je gerust een über-optimist noemen. In zijn memoires Bordjes duiken is het meest opzienbarende staaltje van zijn zonnige blik op de wereld te vinden tegen het einde van het boek, om precies te zijn op pagina 220. Daar schrijft hij met een aan het onwaarschijnlijke grenzende onbezorgdheid: ‘Van leven ga je dood. Het is niet anders en het is niet erg.’ ‘Niet erg?’ Uit willekeurig welke pen is dat nogal een uitspraak, maar dat is het zeker uit die van een gedreven en resultaatgerichte wetenschapper en bestuurder.

In de eerste helft van zijn boek geeft hij onder de bijna toeristisch aandoende titel ‘Belevenissen’ een schets van zijn afkomst, jeugd, studie en loopbaan. In de tweede helft (getiteld ‘Belangstellingen’) laat de schrijver iets los over zijn intellectuele bronnen, zijn culturele en levenskunstige voorkeuren. ‘Le style est l’homme même’: het beroemde woord van Buffon leert ons dat deze bescheiden, lichtvoetige, bijna flanerende stijl van schrijven ook de werkwijze en het optreden kenmerkt van iemand die zich gewapend met een eufemistisch idioom door het leven lijkt te bewegen.

Schijn bedriegt

Die schijn bedriegt op tenminste twee manieren. Op de eerste plaats komt Rinnooy Kan over als iemand die achtereenvolgens altijd een ambitieus en hardwerkend scholier, student en wetenschapper is geweest en die zijn IQ en zijn algehele gecijferdheid heeft gebruikt om een kei te worden op het gebied van de mathematische besliskunde en de econometrie. In zijn daaropvolgende bestuurlijke loopbaan komt hij over als een snellezende dossiervreter, die jarenlang niet opzag tegen veelvuldig reizen, permanent netwerken en eindeloos vergaderen. Dat hij dit voor zichzelf en zijn gezin veeleisende leven nu terugblikkend in een zo luchtige mantel kleedt, getuigt onder andere van een aangenaam soort zelfrelativering, hier en daar vergezeld van enig zelfverwijt: zijn loopbaan stelde soms al te dwingende prioriteiten aan het leven.

Op de tweede plaats bedriegt die schijn, omdat de auteur ons – soms op de regels, vaker ertussen door – wel degelijk deelgenoot maakt van zware en lastige momenten in zijn leven. Wat de bron van zijn veerkracht is, is een interessante vraag: in elk geval niet een geloof, ten dele muziek en literatuur, in elk geval niet de beeldende kunst. Kennelijk heeft hij mede uit die kleine en grotere tegenslagen, en ook uit zijn hartelijke betrekkingen tot een veelheid van mensen, afgeleid dat je je in het leven het beste een beetje als een zondagskind kunt gedragen. Dan is er omgekeerd een kans dat het leven jou ook zo wil behandelen.

Optimistisch zelfvertrouwen

Rinnooy Kans optimisme heeft hem in elk geval ook het lef ingegeven om al op relatief zeer jeugdige leeftijd grote bestuurlijke verantwoordelijkheden op zich te nemen, zoals zijn rectoraat op 37-jarige leeftijd van de Rotterdamse Erasmus Universiteit. Ook voor zijn in Nederland ongebruikelijke heen en weer springen tussen opeenvolgende banen in de publieke en de private sector (van de universiteit naar werkgeversorganisatie vno-ncw en vandaar via de ing weer naar het ser-voorzitterschap) was een optimistisch zelfvertrouwen onmisbaar. Maar genoeg was dat natuurlijk niet, want daarvoor waren bijvoorbeeld de complexe Haagse polderdilemma's of de Aziatische verzekeringsactiviteiten van ing bepaald te ingewikkeld.

Een bron voor onze nationale politieke geschiedenis wil dit boek niet zijn. De namen van Pim Fortuyn of die van Geert Wilders, met alle turbulentie die daar tot ver buiten Den Haag bij hoorde, zul je er tevergeefs in zoeken. Maar er zijn twee dingen die het lezen van Bordjes kijken bij uitstek de moeite waard maken, ook voor mensen die misschien niet bij voorbaat in de persoonlijke levensgeschiedenis van de auteur geïnteresseerd zijn.

Uitleggen is een vak

Allereerst is dat de gave van Rinnooy Kan om de hoofdrolspelers in de Nederlandse ‘polder’ uit de afgelopen decennia in rake zinnen te typeren. De scherpte van zijn oordeel zit daarbij vaak in de nuance van een enkel woord weggewerkt, zoals bij de beschrijving van de vroegere ser-voorzitter Theo Quené als ‘een fraai formulerende en toegewijde bestuurder die veel respect en aandacht vroeg, maar daar ook veel voor teruggaf’ of ‘de onvermoeibare woordkunst van Ruud Lubbers’ en ‘de intimiderende knorrigheid van Wim Kok’. Het boek wemelt van dergelijke cameo-portretjes. Daarmee wordt in deze publiekelijk gedeelde herinneringen indirect toch een recent stuk Nederlandse politieke geschiedenis tot leven gewekt.

De tweede categorie lessen die uit dit boek te leren zijn, wordt gevormd door de korte beschouwingen die de auteur vooral in het tweede deel ten beste geeft op de vele onderwerpen waarmee hij zich in de loop van zijn carrière heeft beziggehouden: van de wiskunde (‘blinde vlekken voor wiskunde bestaan niet’) tot het poldermodel (‘Nederlanders houden gewoon niet van ruzie’), en van dé grote systeemfout in ons schoolonderwijs (de te vroege richtingkeuze) tot de beperkingen en de verleidingen van het ministerschap (waar de auteur zelf tot nog toe niet voor is bezweken). Ook over algemene onderwerpen als vergaderen, onderhandelen en voorzitten geeft hij aan het slot van het boek even compacte als wijze lessen.

Uit al deze passages komt Rinnooy Kan naar voren als iemand die graag uitlegt. ‘Uitleggen is een vak,’ schrijft hij, en hij geeft eerlijk toe dat hij het – net als iedereen – met vallen en opstaan heeft geleerd. Wie hem wel eens een toespraak heeft horen houden – voorbereid of à l’improviste – weet dat hij datzelfde uitleggen intussen op niveau beheerst. ‘Een goede uitlegger,’ zo relativeert hij ook dit talent weer, ‘veroorzaakt een roes van begrip waaruit het onaangenaam ontwaken is.’ Dat stemt ook de lezer tot bescheidenheid.

Na lezing van Bordjes duiken, waarvan de titel verwijst naar zijn faalangst bij het behalen van het C-zwemdiploma, kun je alleen maar hopen dat Rinnooy Kan met dat uitleggen nog vele jaren blijft doorgaan, als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, als D66-senator en – last but not least – als auteur.

Maarten Asscher is schrijver en oud-directeur van de Athenaeum Boekhandel. Volgend voorjaar verschijnt bij Atlas Contact zijn bundel Kort geluk, met een keuze uit zijn columns in het Financieele Dagblad.

pro-mbooks1 : athenaeum