Recensie: Tussen toch en alles: de grote tochten en de natuur

09 maart 2018 , door Daan Stoffelsen
| | | |

Waar is de natuur het grootst? Die vraag bekroop me de afgelopen dagen, tussen Jan van Akens De ommegang, Mathijs Deens Over oude wegen en Koos Dijksterhuis' Handboek voor natuurwandelingen. Met het Boekenweekmotto van Leo Vroman, 'en toch is alles wat we doen natuur', valt ook het wild dansen op het Boekenbal, het hopeloos verdwalen in de mode, de kater achteraf, onder natuur. Ik zou het zelf zoeken tussen de kadavers in de Oostvaardersplassen, de bergen van Noord-Oost-Turkije, liefst dagen onderweg als een trekvogel, maar behalve die natuurlijke onrust gaan de grote tochten juist niet over natuurbeleving. Wandelen in de natuur gaat over belemmeringen uit de weg gaan en je doel bereiken - tenzij je het tot een dag beperkt. Natuur op krantformaat (J.C. Bloem) past het best bij de menselijke aard.

N.B. Lees ook onze voorpublicaties uit De ommegangOver oude wegen en Handboek voor natuurwandelingen.

Laat dat nu net zijn wat Koos Dijksterhuis, morgen te gast bij Teylers Ontmoet, beoogt met zijn boek. Wandelen is recreatie, en je hebt er baat bij: 'Wandelen is fijn, en wandelen door de natuur is het fijnst. Het is ontspannend en het schijnt gezond te zijn, en na afloop heb ik het gevoel een prestatie geleverd te hebben, maar vooral: er valt zoveel te zien onderweg. Planten, paddenstoelen, dieren...' Plus: 'Er speelt nog iets mee, iets ongrijpbaars en onbewijsbaars: misschien komt een oud landschap wel tegemoet aan onze diepe behoefte aan iets groots dat altijd in de buurt is. Iets wat hetzelfde blijft of wat zó langzaam verandert dat het herkenbaar blijft, waar je je thuis en veilig voelt. Waar ík me thuis en veilig voel.'

Van West naar Oost

Dijksterhuis nuanceert dat 'oud' al eerder in zijn Inleiding, maar wat de ongrijpbare associatie van natuur, oudheid en veiligheid daadwerkelijk relativeert, is De ommegang lezen. Jan van Aken, Neerlands koning van de historische roman en maandag te gast op het Spui, laat daarin een Renaissancemens pur sang, Isidoor van Rillington, de hele bekende wereld afzwerven. Hij is doelgericht: hij wil de beste bouwmeester van zijn tijd worden, en anders de beste heelmeester. Daartoe gaat de kloostervondeling naar Oxford, en vandaar naar Parijs en Bologna, steeds betere opleidingen tot arts.
Al zou je dat curriculum vitae ook als een lange vlucht kunnen beschouwen, want hij heeft de schijn tegen bij kerk en gilde, en raakt verzeild in drinkgelagen en hoerenbuurten. Vervolgens krijgt hij werk in Trebizonde (het huidige Trabzon, op een dag reizen van het Kaçkargebergte) en Samarkand, en vlucht hij tot de oostkust van het continent voor de wrekers van Timoer Lenk. Te voet, ik zou er graag meerdere sabbatsjaren mee vullen, met geweldige landschappen, grootse natuur!

Isidoor ziet dat anders. De eerste keer dat hij rept over 'wandelen', vanuit de kerker waar hij nu verblijft, gaat het over hoe hij beroep doet op zijn geheugen: 'Er is geen reden waarom we geen twee paden kunnen bewandelen, tenslotte betreden we het domein van de geest.' Hij gebruikt namelijk wat we tegenwoordig de geheugenpaleismethode noemen: een vorm van memoriseren waarbij je aan elk detail of elk woord een object op een plek in een gebouw toekent. En dus is zijn tocht door Frankrijk onvergelijkbaar met wat Stefan Hertmans bijvoorbeeld in De bekeerlinge zijn personages laat zien ('Wolken vlinders: dagpauwogen, admiraaltjes, pijlstaartvlinders, blauwtjes. De bijeneters zwermen uit, zwenkend in tegenlicht, hun vlerken zijn doorschijnend tegen het warme blauw.'):

'In de twee maanden die het me kostte om van Parijs naar Bologna te lopen, verstevigde ik mijn innerlijke kwartieren, bestendigde ik mijn kennis en legde ik de fundamenten voor toekomstige uitbreidingen.'

De 'ommegang' is dus niet die fantastische, Marco Polo-achtige reis die Isidoor maakt, maar de imaginaire stadswandeling die zijn stappen begeleidt. Dat wil niet zeggen dat de roman sec een intellectuele exercitie is; het is een avontuur, vol wonderbaarlijke ontmoetingen, akelige verminkingen, drankgelagen en seks. Hij overleeft het allemaal door dat intellect, maar de afloop wordt ook bepaald door de beperkingen van deze renaissanceman. Wie overal mogelijkheden ziet, ziet immers al snel de oude, middeleeuwse structuren van kerk, gilde en adel over het hoofd.

Dwars door Europa

Dat is ook wat Mathijs Deen - hij komt morgen naar het Spui - laat zien: beperkingen. Hij maakt met een aantal op feiten gebaseerde levensverhalen zeer geloofwaardig dat reizen sinds de prehistorie een logistieke uitdaging was, en de reiziger continu bedreigd werd. (Hertmans: 'Ze is overgeleverd aan het landschap, het toeval, de ruimte, en overal kan haar iets overkomen.') Tot de vorige eeuw moesten de meesten te voet gaan over slechte paden, onderdak en eten waren niet gegarandeerd, en je buren waren niet te vertrouwen.

Een van de mooiste portretten in Over oude wegen is dat van een rover langs de Via Appia, die met een slim netwerk van informanten telkens buit weet binnen te halen - en lang uit de handen van de machthebbers blijft. Een vrouw (het lijkt Van Aken wel) wordt hem fataal. Ook een IJslandse Romereizigster bijvoorbeeld en een Spaans toneelpersonage dat door een Portugese Jood naar Amsterdam wordt gebracht, vanwaar ze Scandinavië bereikt, laten zien hoezeer onze nieuwe wegen een zegen zijn.

Het verschil tussen de romancier en de non-fictieauteur openbaart zich wel in de omgang met de feiten. Deen is bewonderenswaardig in hoe hij met beperkt bronnenmateriaal hele levens geloofwaardig weet neer te zetten, maar Van Aken, die de tijd en de feiten nog goed treft, durft er ook lak aan te hebben. Scènes en dialogen zijn per definitie niet terug te voeren op historische bronnen, maar ze zijn wel nodig voor een roman dus Van Aken schrijft ze. Plus: Isidoor is een buitenstaander, bijna modern in zijn ambitie en onverschilligheid. Deen koos voor mensen die voor hun tijd stonden. Uitzonderlijke mensen, vreemdelingen - maar vooral omdat ze reisden, niet omdat ze buiten hun tijd stonden. Toch komt hij in een epiloog nog uit de kast als verteller: als zijn herinneringen hem bedriegen, kiest hij toch voor het beste verhaal.

Wat is natuur nog in dit land?

Het Boekenweekthema is 'geschiedenis' noch 'reizen' (suggestie: Marco Polo als thema, Van Aken als geschenkauteur, Deen als essayist), maar toch roept deze samenkomst van boeken vragen op die nuttig zijn in de boekhandel en voor eigen boekenkast.

  • Is het modern om de natuur te zien? (En zijn Hertmans' beschrijvingen dan anachronistisch? Of blijkt uit Isidoors blindheid voor zijn omgeving dat niet elk modern mens 'natuur' ziet?)
  • Wanneer is dat dan gekomen? (Ja, met Thoreau, dat weten we wel. Muir is ook een mooi voorbeeld [fragment].)
  • Is de langere reis per definitie een die de natuur negeert? (Destijds wel. Maar Muir is een mooi tegenvoorbeeld van begin vorige eeuw.)
  • Is het niet de natuur van de mens zich te beperken tot postzegels en kranten groen, balkons en bossen? (Dijksterhuis wandelt ook door de stad: 'Ik verlang zo langzamerhand naar een koud glas gerstenprik en blijf niet dralen in de vlindertuin, waar nu vast atalanta's, koolwitjes, kleine vossen, dagpauwogen, citroenvlinders en misschien oranjetipjes te zien zouden zijn.') Heeft iemand daar een boek al over geschreven?
  • Gaan goede boeken niet altijd over buitenstaanders, herinnering en vertelkracht, beweren en relativeren, het grote en het kleine, over toch alles?

Fijne Boekenweek, domweg gelukkig lezend in uw Dapperstraat, in de tuin in de wildernis, of in het bos!

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en redacteur van de Revisor. Op Revisor.nl verschenen de leesimpressies waarop deze recensie gebaseerd is, in de wekelijkse leesrubriek van de redactie.

pro-mbooks1 : athenaeum