Leesfragment: Wat was het joodse perspectief?

12 december 2018 , door Marco Poelwijk
| | |

De eerste Christenen waren Joden, zoals iedereen zich zal realiseren. Maar wat deze eerste Christenen bezielde en wat hun perspectieven waren is misschien minder voor de hand liggend. Om die vraag te beantwoorden moeten we gebruik maken van bronnen: de evangeliën, de brieven van Paulus, de handelingen van de apostelen, Flavius Josephus en Philo van Alexandrië. Paula Fredriksen reconstrueert het begin van het Christendom in When Christians Were Jews: The First Generation.

N.B. Deze recensie kwam tot stand in samenwerking met het Nederlands Klassiek Verbond.

De brieven van Paulus zijn de vroegste bron, geschreven vóór de vernietiging van de tempel in 70 n. Chr. De drie zogenaamde synoptische evangeliën (Marcus, Mattheüs en Lucas), die teruggaan op eenzelfde bron, zijn geschreven na 70, Lucas misschien zelfs in het eerste kwart van de tweede eeuw. Het Johannes-Evangelie is ontstaan rond 100 n. Chr.. Uit Paulus’ brieven blijkt dat hij zelf de eindtijd zeer spoedig verwachtte, in ieder geval tijdens zijn eigen leven. Uitspraken van Jezus uit de evangeliën duiden daar ook op, zoals in Marcus 13.30: ‘Deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen [het einde van de wereld] gebeuren.’ 

De eerste en tweede komst

Toen Jezus rond het jaar 30 n. Chr. werd gekruisigd was dat een grote domper voor zijn volgelingen, die hem zagen als de Messias, de Christus. Zijn komst had de eindtijd ingeluid, maar nu was hij door de Romeinse overheid ter dood gebracht en daadwerkelijk gestorven aan het kruis. Dat roept trouwens meteen de vraag op waarom Jezus tot de kruisdood was veroordeeld. Het lijkt erop dat zijn aanhang steeds groter werd en dat die in hem de Messias ging zien. De Romeinse overheid voorzag daarmee problemen en liet Jezus in het openbaar kruisigen, zodat iedereen hem kon zien sterven. In de dagen na de kruisiging verscheen Jezus aan enkele van zijn volgelingen en die interpreteerden dat als het begin van de eindtijd: zoals Jezus uit de dood was opgestaan, zo zouden binnenkort bij het laatste trompetsignaal alle doden opstaan, om geoordeeld te worden.

Het was verwarrend voor de discipelen dat het einde maar uitbleef en erger nog, na enige tijd hielden de verschijningen van Jezus ook op. Dat vroeg om een herinterpretatie van de oude geschriften. Christus zou uiteindelijk terugkomen in een Tweede Komst (Parousia) en dan in volle glorie, na zijn overwinning op de dood. Zijn Eerste Komst was een nederige geweest, waarin vooral het menselijke aspect van Jezus naar voren was gekomen. De Tweede Komst moest een glorieuze wederkomst zijn. Fredriksen laat mooi zien hoe de vroegste bronnen veel meer nadruk leggen op de komende eindtijd. Hoe verder terug in de tijd Jezus’ kruisdood lag, des te meer werd duidelijk dat het einde nog niet gekomen was. In de latere evangeliën (Johannes en Lucas) wordt de eindtijd niet meer binnenkort verwacht.

De verwachting van Jezus’ Tweede Komst zorgde ervoor dat de groep van Jezus’ volgelingen, ook nadat zijn verschijningen waren opgehouden, bijeen bleef. Dat ze in Jeruzalem bleven, de plaats waar Jezus was gestorven en waar de Romeinse overheid het voor het zeggen had, in plaats van terug te gaan naar het gebied waar Jezus had geleefd, Galilea, had in eerste instantie te maken met het imminente eind van de wereld: Jeruzalem zou het centrum worden van de wederkomst en het laatste oordeel; alle volkeren zouden daarheen komen, zowel de twaalf stammen van Israël als de zeventig “naties” van de heidenen.

Stambomen

Om Jezus tot de Messias te kunnen bestempelen was het nodig om hem uit het huis van David te laten komen. Er werd dus een ingewikkelde stamboom opgesteld waarin Josef een nazaat bleek van Israëls beroemdste koning (ca 1000 v. Chr.). Dit leidde veel later nog tot het probleem dat Jezus als zoon van God werd gezien en dus genetisch niets met Josef van doen had. Uiteindelijk zou worden geconcludeerd dat ook Maria uit het huis van David afkomstig was, maar voor de eerste generatie Christenen speelde dit niet: zij zagen Jezus in de eerste plaats als zoon van Josef uit Nazareth. En daar kwam een tweede probleem naar voren: De Messias zou komen uit Bethlehem, de stad van David. Marcus zegt niets over de geboorte van Jezus maar het (late) Lucas-Evangelie laat Josef en Maria vanuit Galilea naar Bethlehem in Judaea reizen vanwege een volkstelling waarbij iedereen geteld moest worden in de stad van zijn voorvaderen. Ook Mattheüs laat Jezus in Bethlehem geboren worden, zonder daar een verklaring bij te geven.

De goede boodschap was oorspronkelijk bedoeld voor Joden. Jezus had een joods publiek toegesproken. Nu de eindtijd nog op zich liet wachten dachten zijn volgelingen dat het nodig was om eerst alle Joden met de boodschap te bereiken, ook die in de diaspora. Maar omdat daar ook veel heidenen woonden, werden die ook bereikt en sommigen waren vatbaar voor de boodschap. Zo kon het Christendom, oorspronkelijk bedoeld om mensen te wijzen op de eindtijd die aanstaande was, uitgroeien tot een grote beweging waarin Joden en niet-Joden welkom waren.

Frederiksen heeft met haar boek geprobeerd te reconstrueren wat de eerste volgelingen van Christus bewoog, met gebruikmaking van louter latere bronnen. Het levert een heel overtuigend beeld op van die eerste generatie die zelf dacht tot de laatste generatie van de mensheid te behoren. Al met al een degelijke en toegankelijke studie.

Marco Poelwijk is classicus. Hij geeft les aan het Barlaeus Gymnasium en vertaalde met Willem van Maanen Dodenlijst. Appianus en Cassius Dio over de verschrikkingen van de proscripties.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum