Recensie: Zonder dat onze schouders elkaar raken

29 januari 2018 , door Maarten Buser
| | |

In 2016 verscheen er een verhalenbundel, maar het heeft een behoorlijke tijd geduurd voordat Kira Wuck terugkeerde naar wat haar haar aanvankelijke literaire succes opleverde: de poëzie. Haar tweede gedichtenbundel De zee heeft honger is een fijn, maar soms net iets te vertrouwd weerzien.

Waardering en invloed

Kira Wucks debuut Finse meisjes (2012) is een bundel waarvan je gerust mag zeggen dat die insloeg. Het boek werd door zowel een groot publiek als veel critici gewaardeerd: meerdere herdrukken, twee belangrijke prijzen en een nominatie voor een derde, goede recensies, een schier eindeloze reeks lovende citaten op de site van de uitgeverij.

De impact van Finse meisjes was – en dat is opvallender, misschien zelfs wel belangrijker – rond 2012, 2013, 2014 ook goed te merken aan een de grote hoeveelheid aspirant-dichters die in de wat laagdrempeligere literaire tijdschriften, en op poëzieavonden en poetry slams gedichten presenteerden waarin Wucks invloed heel, heel sterk te merken was. Ze namen Wucks surreële en associatieve beelden over, wat in een soort vrijblijvend ‘lekker gek’ doen resulteerde, en/of schreven weinig geslaagde variaties op definitie-achtige regels als ‘Intimiteit is erachter komen dat je met iemand / naar hetzelfde punt staart’.

Juist door deze minder getalenteerde navolgers – die overigens na een tijdje als vanzelf verdwenen of gelukkig een eigen stem vonden – bleef me lang bij wat er zo goed was aan Finse meisjes: de emotionele ondergrond onder de beelden; of zoals ik mezelf teruglees op Podium-site: ‘De combinatie van lichtvoetige speelsheid en een schrijnende ondertoon.’

Het raam uit

Bijna 5,5 jaar later is er eindelijk de opvolger, De zee heeft honger. Ondanks de grote tussenpoos is de continuïteit tussen beide bundels opvallend. Wucks zeer eigen stem is namelijk niet veel veranderd. De gedichten zijn iets soberder geworden en de definitie-achtige regels zijn weg, waar ik niet rouwig om kan zijn. De kenmerkende combinatie van associatieve beeldgerichtheid en het schrijnende zijn gebleven. Sommige beelden uit het debuut lijken zelfs in subtiele variaties terug te keren. Eerlijk gezegd had ik na ruim een lustrum op iets meer ontwikkeling gehoopt.

Toch is er iets veranderd. In Finse meisjes was er vaak een grote, Nijhoffesque afstand tot het bruisende leven buiten, zoals in deze prachtige regels: ‘de stad is klein door haar raam / ze is er in drie stappen vanaf de keuken’. In De zee heeft honger wordt dit beeld hernomen: ‘Mijn moeder zwaait als een zeemansvrouw / haar wereld is zo groot als het zicht uit haar raam’. Maar aan het slot van het titelloze gedicht heeft een van haar ‘minnaars uit exotische landen’ zich bij haar gemeld: ‘hij trekt mijn moeder uit het raam’. Buiten blijft niet langer op afstand.

Wuck schrijft vaak vanuit een ‘wij’ die niet precies wordt gedefinieerd, maar meestal een liefdeskoppel lijkt te zijn. Samen is die ‘wij’ een soort beschutting tegen het kwaad. ‘Eurolines’ bijvoorbeeld vangt gelijk al aan met het (zeker voor Wuck-begrippen) nogal expliciete ‘We zijn onderweg naar Polen om Auschwitz te bezoeken’ – een bozere buitenwereld is er niet, zou je bijna zeggen. In de slotregels is er toch die geborgenheid, maar met een voorbehoud: ‘in het wegrestaurant lijken we een gezin / dat met de jaren vergroeid is / we warmen onze tenen en wanten aan de verwarming / zonder dat onze schouders elkaar raken’. De kou is bezworen, maar het kwaad heeft onherstelbare sporen achtergelaten.

Subtiliteit en beklemming

In een ander gedicht speelt surveillance een rol, en levert Wuck subtiele kritiek op grote toename van camera’s: ‘ergens zag iemand hoe ik / te lang op het kruispunt bleef staan / […] voordat ik naar je toe reed / in bogen die steeds groter werden / tot ik de stad uit was’. Een bladzijde later evoceert ze ongemakkelijke beelden vol dreiging en geweld als ‘een alarm af laten gaan / iemand een metro in duwen / dieren doodknuppelen / […] een kamer in lopen waar een illegale abortus heeft plaatsgevonden’.

Het lichtvoetige en wat moedwillig naïeve van Finse meisjes is er wel vanaf in deze en andere regels, en juist daardoor komt het ongemak in De zee heeft honger toch minder hard aan. Maar in het knapste gedicht van de bundel – het aan sterk aan 9/11 herinnerende ‘Bezwering’ – weet Wuck voor het eerst echt een drukkend gevoel van beklemming op te roepen:

Als de stewardess zegt dat we eerst onszelf
voor dat we anderen
lacht een man, zijn ruwe huid barst open

in een oogwenk trekt hij een mes uit zijn laars
drukt het tegen de wang van zijn buurman

in zijn koffer:
ongelezen brieven, een pil tegen eenzaamheid
en een gebed tegen angst

het gaat zelden mis, zegt de stewardess
voedende moeders dragen geen bomgordel
de bomen zwaaien van welke kant je ook komt

Wuck lijkt hier een bekende filmtruc uit te halen: een gewelddadige scène blijkt slechts de verbeelding te zijn van het hoofdpersonage. Naarmate het gedicht vordert lijkt die aanval namelijk helemaal niet te hebben plaatsgevonden: de stewardess is immers iedereen aan het bezweren dat er nauwelijks iets verkeerd gaat. Bovendien, hoe kan de ‘ik’ anders weten wat de man in zijn koffer heeft zitten? Maar de angst voor wat er zou kúnnen gebeuren zit heel diep in het hoofd van de ‘ik’ – en daarmee in dat van de lezer – als na al die geruststelling een vrij alledaags tafereel in de slotregel toch nog een groot gevoel van dreiging oproept. Ongemakkelijk detail: de terrorist/verwarde man lijkt uiteindelijk gemotiveerd te zijn door zijn eenzaamheid – een thema dat in Wucks beide bundels regelmatig opduikt.

Toch is de verrassing van het debuut er wel vanaf, waardoor een aantal mindere broeders in De zee heeft honger niet worden gemaskeerd. Dat er in Wucks stijl en thematiek aanvankelijk weinig veranderd lijkt, maakt het bij de eerste lezing (onbedoeld?) minder duidelijk dat haar beste gedichten flink aan gelaagdheid hebben gewonnen. Zodra dat kwartje valt kun je er niet meer omheen: dit is een mooie nieuwe stap in het oeuvre.

Maarten Buser studeerde Nederlandse taal en cultuur, en letterkunde. Hij schrijft voor verschillende media over poëzie, kunst en popmuziek. Gedichten en essays van hem werden gepubliceerd in onder meer Awater, Het Liegend Konijn en de Revisor. In 2016 verscheen zijn eerste dichtbundel Club Brancuzzi bij uitgeverij Koppernik.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum