Recensie: Alledaagse depressie

02 september 2019 , door Esther Wils
| |

Een roman in zeer korte hoofdstukjes, over minieme dagelijkse gebeurtenissen in het leven van een treurige vrouw zonder naam in een naamloze stad. Waarom zouden we Waar ik nu ben (Dove mi trovo, vertaald door Manon Smits) moeten lezen? Omdat de schrijfster Jhumpa Lahiri is, die diep in het weefsel van haar personages weet door te dringen en zo het leven op zijn staart trapt.

Bij elk nieuw boek van Lahiri loop ik in dezelfde val: ik lees het direct als autobiografisch, totdat me te binnen schiet dat Jhumpa geen man is - zoals de hoofdpersoon in The Namesake -, of een alleenstaande vrouw, zoals de 'ik' in Waar ik nu ben. Zo intiem en precies zijn haar observaties, dat ze rechtstreeks van binnen lijken te komen, zonder bemiddelaar. Alledaags ook, en onspectaculair; haar werkterrein is het doorsneeleven - of het doorsnee-overleven.

Ravijnen

Lahiri is dochter van migranten uit India, werd geboren in Engeland en bracht haar jeugd door in Amerika. Die ervaringen zijn in haar eerdere boeken verwerkt, Waar ik nu ben speelt in Italië en werd ook in het Italiaans geschreven: Lahiri woont sinds een paar jaar met haar gezin in Rome. Toch speelt migratie nu niet als thema, wel het bevechten van een identiteit op de eigen ouders. Het motto van Waar ik nu ben is afkomstig van de literaire grootheid Italo Svevo:

'Telkens als ik ergens wegga voel ik een grote, enorme droefheid. Die is niet groter wanneer ik wegga van een plek waaraan herinneringen aan verdriet of plezier verbonden zijn. Het is de verandering op zich die me in beroering brengt, als de vloeistof in een pot die vertroebelt als ermee wordt geschud.'
Uit: Saggi en pagine sparse (eerste druk 1954, postuum)

Dat mooie beeld maakt veel duidelijk over de hoofdpersoon, een vrouw die verkrampt is en zich het best staande houdt door kleine rituelen, vaste gewoontes; die zich heeft verschanst in een biotoop waar kleine genoegens haar overeind houden. Ze heeft wel verhoudingen gehad maar is nu alleen; een keuze die minder vrij was dan hij lijkt. Het slechte huwelijk van haar ouders speelt nog altijd een bepalende rol in haar leven: de woede van haar ontevreden moeder en de ontwijkende opstelling van haar eenzelvige vader hebben haar een permanent gevoel van crisis meegegeven. Waar niks wordt opgelost, geen toenadering wordt gezocht, bestaat de wereld voor een kind uit onoverbrugbare ravijnen. Lahiri vindt daar een sterk beeld voor in een jeugdherinnering van haar personage:

'[…] het spelletje dat ik destijds met mijn vriendinnetjes deed was van de ene boomstronk op de andere springen, alsof het allemaal ronde eilandjes waren, een archipel in een ontbost stukje grond. Het waren lage stronken, ze kwamen tot aan mijn heup, maar ik werd duizelig als ik erop klom, en als ik er eenmaal op stond dan trilden mijn benen. Ik voelde me vernederd door de buitengewone inspanning die het mij kostte om heel behoedzaam, onhandig, die verwaarloosbare ruimtes te overbruggen, terwijl de andere meisjes achteloos van de ene naar de andere stronk sprongen, en de grootste lol hadden alsof ze vogeltjes waren die van de ene tak op de andere hopten. Ik was jaloers op hun ongedwongen bewegingen.'

Deze vrouw heeft geen eigen kompas, geen stevig ego kunnen ontwikkelen. Lahiri leent de woorden van een andere grote Italiaan om nog zo'n existentiële ervaring weer te geven. Na het bekijken van de zonsopkomst op het dak van haar appartement, tussen de was van haar medebewoners, denkt ze aan een citaat van Corrado Alvaro:

'Na een tijdje vlucht ik angstig voor die grote vlam: ik heb het idee dat die me zal verteren, dat die me vastgrijpt en me reduceert tot een nog kleiner element van deze aarde, een worm of een plant… Ik kan nergens aan denken, alles lijkt zinloos, het leven komt me uiterst eenvoudig voor, het kan me niet schelen dat niemand zich meer met mij bezighoudt, dat bijna niemand me meer schrijft.'
Uit: Il mare

Depressie

Lahiri heeft zich het Italiaans mede eigengemaakt door veel te lezen; in een interview met The Guardian vertelt ze dat ze een roman van Domenico Starnone gaat vertalen, met wie ze bevriend is geraakt - ook zo'n schrijver wiens personages de werkelijkheid af en toe zien afdrijven; hij is de auteur van Strikken, en mogelijk ook van de Geniale Vriendin-reeks (als 'Elena Ferrante'). In de Italiaanse literatuur is het verloren zijn een sterke topos - denk ook aan Dante, die zich halfweg zijn leven in een donker woud bevond waar hij de weg niet kon terugvinden - waarmee elk schoolkind wordt opgevoed. In elk geval heeft Lahiri in het Italiaans de woorden voor ontheemding goed kunnen vinden; Waar ik nu ben kent ook een hoofdstukje 'Nergens', waarin 'ik' zich afvraagt er ook een plek bestaat 'waar we niet op doorreis zijn? Gedesoriënteerd, beduusd, verward, verloren, verdwaasd, verbijsterd, versuft, verslagen, verbouwereerd: in die familie van termen voel ik me thuis'.

En daarmee raakt de schrijfster wat mij betreft ook een element van depressie dat mensen die eraan lijden in de ogen van anderen soms wat irritant maakt. Het nadrukkelijke van zo'n plaatsbepaling verraadt een zeker zich nestelen in die conditie, wat in de buurt komt van koketterie. Wie niet loskomt van zijn ouders blijft kind, en dus het middelpunt van zijn eigen leven. Tragisch, maar ook je kunt er ook ongeduldig van worden.

Kopen, lenen

Deze vrouw heeft haar eigen manieren om niet kopje onder te gaan in de malaise. Frappant is het fenomeen 'kopen' als dagelijks bindmiddel met de wereld. Haar karige boodschapjes, de gang naar de kantoorboekhandel en het luxe broodje dat een bevriende bakker voor haar klaarmaakt zijn even zovele kleine bevestigingen van haar bestaan. Als het stadje waar zij woont 's zomers leegloopt en de meeste winkels dicht zijn, neemt zij de gewoonte aan een aankoopje te doen bij een buurman die een uitdragerij is begonnen - zo sleept ze restjes van andermans leven haar eigen nest binnen om er wat vitaliteit aan te ontlenen.

Voor de liefde verlaat zij zich voornamelijk op de man van een vriendin. Het is een onuitgesproken band, van haar kant verliefd, van de zijne vooral zorgzaam, krijg je de indruk. Er is geen denken aan een verhouding, daarvoor is zijn gezin te veel een vanzelfsprekende eenheid, maar zij warmt zich aan de aandacht van de man die ze af en toe een uurtje 'leent' om een kopje koffie mee te drinken. En zij laaft zich aan de levenslust van passanten: een groepje reizigers in de trein dat vrolijk zit te snoepen en te zingen. Zij eet haar voorverpakte lunch en heeft later spijt dat ze niets van de traktatie heeft aangenomen. Kernachtige scène, net zo stereotype als dit soort alledaagse teleurstellingen ook werkelijk is. Dat is lef hebben, om daar als schrijver mee aan te komen.

Esther Wils is freelance recensent. Zij is bezig met het oprichten van een Indies tijdschrift dat met ingang van oktober aanstaande ‘krities en onafhankelik’ (met dank aan Multatuli en Du Perron) boeken, tentoonstellingen, onderzoeksprojecten, museum- en archiefbeleid op het gebied van de (post)koloniale geschiedenis en cultuur gaat volgen.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum