Recensie: Alles of niets

25 maart 2019
| |

Ilja Leonard Pfeijffer schetst aan de hand van een verloren gewaande Caravaggio, een kapotte liefde en een hotel à la Wes Anderson een toekomst waarin Europa is overgeleverd aan de toerist en enkel de functie van groot openluchtmuseum heeft. De hoofdpersoon, Ilja Pfeijffer zelf, neemt nadat zijn relatie met kunsthistoricus Clio is beëindigd, zijn intrek in een klassiek hotel dat symbool staat voor Europa. In Grand Hotel Europa lijkt de tijd stil te hebben gestaan, vergane glorie, en dat geldt eigenlijk ook voor de gasten. Het zijn types uit een Europees verleden die al jaren in het hotel wonen. Maar het hotel is net overgegaan in Chinese handen en veranderingen zijn op komst. Een boekhandelsbespreking door Jessica Kroskinski.

N.B. We publiceerden ook voor uit Grand Hotel Europa, dat nu genomineerd is voor de Libris Literatuurprijs. Eerder publiceerden we voor uit La Superba (Libris Literatuurprijs, E. du PerronprijsKANTL-prijs, Tzumprijs), en lichtte vertaalster Michelle Hutchison haar vertaling toe. We publiceerden ook voor uit Peachez en Maarten Dessing besprak Pfeijffers Brieven uit Genua.

Pfeijffer neemt zijn intrek in dit hotel om zijn liefdesgeschiedenis met Clio op te schrijven en alles wat daarbij hoorde. Er was een documentaire die gemaakt moest en een zoektocht naar een verdwenen Caravaggio. Genoeg om een poos te bivakkeren in het hotel dat stukje bij beetje opgeknapt wordt en zogenaamd geschikt wordt gemaakt voor Chinese toeristen die graag in een echt Europees hotel verblijven. Zo nu en dan heeft hij korte gesprekken met enkele van de andere bewoners, die Pfeijffer gebruikt om bepaalde onderwerpen aan de orde te stellen. Zo krijgen zij een eigen taak in de roman. De jonge piccolo Abdul bijvoorbeeld, die stukje bij beetje over zijn migratie vanuit de ‘woestijn’ vertelt. En Patelski, een ‘breekbare man op leeftijd’ met wie Pfeijffer met enige regelmaat diep filosofische gesprekken voert over de staat van Europa.

‘Ik vroeg hem naar zijn mening over het vluchtelingenvraagstuk.
Hij lachte. “Dat is een veelomvattende kwestie,” zei hij, “die toch heel simpel is, als u mij de goedkope paradox wilt vergeven. Ik denk dat iedereen bereid is een mens in nood te helpen en dat iedereen bang wordt van honderdduizenden mensen die bij hem aankloppen voor hulp. […] Eén vluchteling is een broeder, maar honderdduizenden vluchtelingen vormen een bedreiging. […] Mocht u de angst voor de massa willen wegnemen en empathie willen kweken voor de individuen, dan hebt u toevallig het juiste beroep gekozen. Door hun verhalen te vertellen kunt u van de aantallen weer mensen maken.”’

Maar ook in de liefdesgeschiedenis met Clio, die hij in het hotel minutieus op papier zet, gaat het met regelmaat over wat toerisme doet met een stad, een land, een continent. Op advies van Clio gaat hij namelijk een roman schrijven over massatoerisme. Hij wordt gevraagd voor een documentaire over dit onderwerp en samen met Clio reist hij rond in Europa, op zoek naar de verloren gewaande Caravaggio. Dat leidt tot zulke overwegingen:

‘“Toeristen zijn altijd de anderen,” zei ik. “Wij reizen. Wij kiezen onze bestemmingen met zorg uit op het ontbreken van toeristen en omdat die plekken niet bestaan en toeristen onmogelijk te vermijden zijn, laten we een groot deel van onze vakantie verpesten door ergernis over hun gedrag. […] Zij dragen korte broeken en teenslippers, en wij niet. […] Zij liggen aan het strand en hangen rond in cocktailbars, terwijl wij het plaatselijke kerkje bezichtigen en kiezen voor dat smoezelige barretje achter het benzinestation met die gammele rieten stoeltjes en smerige tafelkleedjes omdat daar alleen maar drie gepensioneerde alcoholisten rondhangen. Wij zijn cultureel geïnteresseerd terwijl zij uitsluitend komen voor de zon, de zee, drank en seks.”’

En iets verder:

‘Hoewel toerisme een verdienmodel is, of in ieder geval geacht wordt dat te zijn, en er voor veel toeristische bestemmingen ook geen alternatieve verdienmodellen voorhanden zijn, levert het ongemak op, richt het schade aan en is het voor de lokale bevolking een buitengewoon problematisch fenomeen. Daar kunnen jullie in Amsterdam inmiddels over meepraten. Een stad die zich uitlevert aan toerisme, verkoopt haar ziel. Terwijl toeristen bovenal op zoek zijn naar een authentieke ervaring, veroorzaakt hun aanwezigheid een teloorgang van de authenticiteit die zij begeren. Of die authenticiteit wordt op een weinig authentieke wijze speciaal voor hen gecreëerd. Toerisme vernietigt datgene waardoor het wordt aangetrokken. Dat vind ik in al zijn tragiek een fascinerend verschijnsel.’

Het moge duidelijk zijn dat toerisme het belangrijkste thema is van deze roman. Het immigratievraagstuk loopt daar parallel aan:

‘Er was in de pittoreske, schoongeboende straten van Valetta geen zwarte te zien geweest. Nergens in Europa ben je dichter bij Afrika dan op Malta, maar op Malta is Afrika verder weg dan waar ook in Europa. Dat is het mysterie van Malta. […] En uiteraard is er een samenhang tussen de rigoureuze bestrijding en gewilde onzichtbaarheid van de immigratie uit Afrika en de bloeiende toerisme-industrie. Zwarte mensen in het straatbeeld zouden toeristen maar afschrikken. De regering van het eiland heeft overduidelijk ingezet op gastvrijheid voor witte buitenlanders met koopkracht, en gastvrijheid voor zwarte buitenlanders zonder bezittingen valt daar moeilijk mee te combineren.
Ditzelfde zou ik ook poëtischer kunnen uitdrukken. Het eiland, dat voor de helft lijkt te bestaan uit een kerkhof, leeft, voor zover het leeft, in het verleden. Het enige wat het nog kan verkopen, is zijn rijke historie. Daarom wil het bezoekers aantrekken die komen voor het verleden, en moet het bezoekers weren die op zoek zijn naar een toekomst. De suggestie dat het eiland hiermee een metafoor is voor Europa als geheel, zal ik aan de lezer overlaten.’

Grand Hotel Europa is een rijke roman, er gebeurt veel en het verhaal zit vol verwijzingen naar kunst en cultuur, er komen belangrijke vraagstukken aan de orde. Ook stilistisch trekt Pfeijffer alle registers open. Zo rijk en statig als het taalgebruik is van Pfeijffer als hij de gesprekken met Patelski weergeeft, zo romantisch spreekt hij over de liefde en zo direct zijn sommige seksscènes. Maar Grand Hotel Europa is zeker geen zware roman met opgeheven vinger, er zit genoeg ironie in. En Pfeijffer spaart zichzelf niet, hij is ten alle tijden bereid zichzelf als ijdele, dikke man neer te zetten. Dat werkt ontwapenend. Maar verheven of plat, poëtisch of rauw, het is bij Pfeijffer alles of niets, ook in deze roman. Groots en meeslepend!

Jessica Kroskinski is winkelchef van Athenaeum Boekhandel Haarlem.

pro-mbooks1 : athenaeum