Recensie: Coetzees morele vertellingen

24 juni 2019 , door Esther Wils
| | |

J.M. Coetzee (Kaapstad, 1940) nadert de tachtig; ouderdom en de onafwendbare aftakeling spelen een hoofdrol in zijn nieuwe verhalenbundel Moral Tales (2017), nu voor uitgeverij Cossee vertaald door Peter Bergsma als De oude vrouw en de katten. Coetzees inmiddels beroemde alter ego Elisabeth Costello werpt al haar stekeligheid in de strijd om iets waarachtigs te zeggen over een onderwerp dat nog te vaak taboe is.

N.B. Meer Coetzee op Athenaeum.nl? We publiceerden voor uit De oude vrouw en de katten. Vertaler Peter Bergsma schreef over De kinderjaren van Jezus en de eerste zin van Zomertijd. Esther Wils besprak De kinderjaren van Jezus, en Miriam Rasch de briefwisseling tussen Coetzee en Auster, Een manier van vriendschap. En we publiceerden voor uit J.M. Coetzee. Persoon en personage.

Moraal

Waarom zouden de Moral Tales in het Nederlands hun titel zijn verloren? Morele vertellingen bekt niet zo lekker, en alles met katten erop verkoopt, weten ze bij Cossee – Coetzees morele kant is een wat taaier gegeven. In de internationale pers is de aandacht vooral uitgegaan naar Coetzees stokpaard: de strijd om een beter lot voor de dieren, maar dat is niet per se de interessantste kwestie die in de bundel wordt aangekaart. Coetzee verklaart desgevraagd voor zijn boodschap verhalen en geen essays te hebben gekozen omdat hij de gevoelens van de moralist wilde onderzoeken, en daarvoor biedt fictie de ambivalentie die nodig is.

De vrouw

Ambivalentie is misschien wel Coetzees voornaamste handelsmerk; zijn romans en verhalen gaan onder de huid zitten door het ongemak dat ze veroorzaken. Moeilijk te zeggen waar de schrijver staat – behalve dan in die kwestie van de dieren; misschien daarom wel zo’n brandpunt van de aandacht geworden. Maar zijn kijk op vrouwen is minstens zo boeiend.

In het openingsverhaal wordt een vrouw opgevoerd die geniet van haar eigen bange onderwerping aan een agressief blaffende hond; ze fietst er elke dag langs en is zich bewust van haar eigen angstgeur die de hond opruit, net als de seksuele uitnodigingsvlagen van een teefje dat zouden doen. In het tweede verhaal pleegt een vrouw overspel zonder liefde, als egomane bezigheid, en weet zichzelf te overtuigen dat dit geen bedrog is maar het blootleggen van haar ware zelf: ‘Je bent een vrouw die recht door zee is. […] Je krijgt wat je wilt en je bent tevreden.’ In het derde verhaal heeft een vrouw – Elisabeth Costello, kunnen we uit de omstanders afleiden – in haar hoofd gehaald dat ze op haar vijfenzestigste nog eens de bewonderende blik van een man wil voelen en daartoe haar uiterlijk cosmetisch bewerkt, wat bezorgdheid en afkeuring van haar familie oplevert.

Houden deze vrouwen zichzelf voor de gek of zijn ze het een beetje? Of verdienen ze sympathie voor hun onconventionele wensen en hun erkenning daarvan, al moet de moraal daarvoor vreemde wendingen nemen? Je voelt een zekere vrouwenhaat doorschemeren, maar dan bedenk je weer dat het personage Elisabeth Costello als vrouw een nauwelijks verhulde John Coetzee is. Of is die vrouw de beste verschijningsvorm om zijn zelfhaat weer te geven? Grote woorden, maar de inzet van Coetzee is ook hoog.

Oud

In de andere vier verhalen treedt steeds een moeder op met haar zoon en dochter, die zich zorgen maken over moeders steeds slechter conditie en haar eigenwijze houding: ze wil van geen hulp of opvang weten. Terwijl zij haar aftakeling wel degelijk zelf in de gaten heeft, ze denkt er veel over na. Op een bepaald moment introduceert ze haar amateurtheorie over de hersencellen:

‘De verlangens die in het herfstbrein opkomen zijn herfstverlangens, nostalgisch, geworteld in de herinnering. Ze bezitten niet langer de hitte van de zomer; zelfs als ze heftig zijn is hun heftigheid complex, polyvalent, meer op het verleden dan de toekomst gericht. […] De vraag die ik stel is: behoort de nostalgie in nostalgie de la boue tot de geest of tot de hersenen? Mijn antwoord is: de hersenen. De hersenen waarvan de oorsprong niet in de eeuwige sfeer van vormen ligt, maar in vuil, in modder, in het oerslik waarnaar ze, terwijl ze omlaag stromen, willen terugkeren.’

Tegelijk constateert ze:

‘Precies het soort gedachte dat opkomt bij een vrouw in de herfst van haar leven. Alles wat ik zie, alles wat ik zeg, staat in het teken van de blik achterom. Wat rest me nog? Ik ben degene die huilt.’

Ze vraagt zich ook af welke moeder haar kinderen nou daarmee bezighoudt, zeker als ze die misschien nooit meer zal zien. En toch verdraagt ze de nieuwsgierigheid van haar dochter niet, als die wil weten (‘opdringerig’) of ze aan het schrijven is. Dat tegenstrijdige mengsel van soms ongepaste of minimaal in verlegenheid brengende openheid en de botte geslotenheid van een eigenheimer is het elixer van Coetzees schrijverschap: dat schuren drijft hem voort. Ook als lezer is het alsof je het zand tussen je kiezen voelt: niks glijdt zo naar binnen, je moet het allemaal zonder water doorslikken. Vertaler Peter Bergsma heeft de droge toon van het onverteerbare goed te pakken.

De katten

Costello, de schrijfster (‘ik heb, wanneer ik daarvoor koos, in de schoot van de schoonheid geleefd’), vraagt zich zelfs af waar de schoonheid toe dient; misschien is het niet meer dan het zoveelste consumptieartikel. ‘Maakt schoonheid ons tot betere mensen?’ Een uitgebeende levenshouding, die waarin de moraal regeert. Maar het is niet de moraal die het laatste woord krijgt, het is een ervaring. In het titelverhaal ‘De oude vrouw en de katten’ legt Costello uit waarom ze zich over de katten – verschoppelingen in haar Spaanse bergdorp – ontfermt:

‘Ik gruw van de denkrichting die het leven ziet als een opeenvolging van problemen die aan het intellect worden voorgelegd om te worden opgelost. Een kat is geen probleem. Die kat in de zinkbuis [ze was aan het bevallen - EW] deed een beroep op me, en ik reageerde. Ik reageerde zonder vragen te stellen, zonder naar een morele calculus te verwijzen. […] Ik had ervoor kunnen kiezen me niet met de dorpskatten te bemoeien. Ik weet precies hoe dat proces van afwegen en besluiten voelt en smaakt, precies hoe weinig het weegt in je hand. De andere manier waarover ik het heb is geen kwestie van kiezen. Het is een kwestie van toestemmen. Het is een kwestie van je overgeven. Het is een Ja zonder Nee.’

Ervaring is het domein van de fictieschrijver; Coetzee zandstraalt de lezer met zijn proza en maakt er een schoner mens van.

Esther Wils is freelance recensent. Zij is bezig met het oprichten van een Indies tijdschrift dat met ingang van oktober a.s. ‘krities en onafhankelik’ (met dank aan Multatuli en Du Perron) boeken,tentoonstellingen, onderzoeksprojecten, museum- en archiefbeleid op het gebied van de (post)koloniale geschiedenis en cultuur gaat volgen.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum