Recensie: De cruciale rol van Willem van Moerbeke

29 juli 2019 , door John Tholen
| | | | | |

De afgelopen jaren verschenen er verschillende boeken over de overlevering van antieke literatuur. The Archimedes codex (2007) verhaalt de ontdekking van een manuscript dat nieuwe inzichten verschafte over het werk van de Griekse wiskundige. A Most Dangerous Book (2010) gaat over de overlevering van Tacitus’ Germania, dat uiteindelijk een inspiratiebron werd voor het nazisme. In The Swerve (2011) beschrijft Stephen Greenblatt de herontdekking van Lucretius in de vroege renaissance en de impact die dit had op het humanistische denken. Al deze studies hebben gemeen dat het materiële boek er een prominente focus krijgt. Ze laten zien dat een vaak dunne aaneenschakeling van materiële objecten ervoor heeft gezorgd dat we de werken van Archimedes, Tacitus en Lucretius nu nog kunnen lezen. Hetzelfde geldt voor Aristoteles, zoals Pieter Beullens in De sleutel tot Aristoteles laat zien.

N.B. Deze recensie kwam tot stand in samenwerking met Hermeneus. Tijdschrift voor antieke cultuur van het het Nederlands Klassiek Verbond.

Het is een vlot geschreven en toegankelijk publieksboek dat een boeiend verhaal weet te vertellen over de overlevering van antieke wijsbegeerte. De sleutel tot Aristoteles is in eerste instantie zeker geen boek over filosofie (Aristoteles’ filosofische highlights worden in slechts enkele alinea’s uit de doeken gedaan). De focus ligt op de manier waarop de inhoud in autografen, manuscripten, marginalia, voorwoorden en vertalingen vanuit de oudheid in plaatsen als Alexandrië, Constantinopel, Toledo en Parijs terechtkwam. Dit verhaal speelt zich af tegen een achtergrond van middeleeuwse boekproductie, langdurige pausverkiezingen, Europese machtspolitiek en religieuze disputen.

Van Moerbeke – en Aquino?

De dertiende-eeuwse dominicaan Willem van Moerbeke speelde hierbij een cruciale rol, zoals het grootste deel van het boek laat zien. Beullens schetst een middeleeuwse geleerdencultuur waarin kennis van het Grieks uit het westerse collectieve geheugen is verdwenen. Griekse manuscripten waren nauwelijks aanwezig in bibliotheken; als ze er al waren dan was vaak onduidelijk welke teksten ze precies bevatten. Individuen als Van Moerbeke spoorden antieke Griekse teksten op: ze importeerden of kopieerden deze dikwijls vanuit het Byzantijnse Oosten. Via vertalingen naar het Latijn werden de teksten dan voor een bredere gemeenschap toegankelijk gemaakt.

Van Moerbekes vertalingen van Aristoteles, Archimedes en Plato werden gebruikt door bekende namen uit de christelijke filosofie, zoals Thomas van Aquino en Albertus Magnus. Dat feit bewijst al het belang en de invloed van Van Moerbekes werk. Toch lijkt Beullens er daarnaast op gebrand om een persoonlijk contact tussen Van Moerbeke en Van Aquino aannemelijk te maken. Het is ‘haast ondenkbaar, dat beide geleerden elkaar nooit zouden hebben ontmoet en over hun werk gesproken’, concludeert hij bijvoorbeeld op pagina 119. Er bestaan daarvoor echter geen concrete bewijzen. De tamelijk speculatieve redeneertrant die prominent is in het vierde en zesde hoofdstuk doet daarmee wat af aan de kracht van het verhaal. Waarom speculeren over Willem en Thomas die discussiërend over hun werk door de kloostergangen in Viterbo lopen? Het relaas dat beide geleerden opereerden binnen dezelfde invloedrijke onderzoekscontext van de dominicanenorde waarin hun werken gebruikt werden staat stevig op zichzelf.

John Tholen is classicus en boekwetenschapper. Hij promoveerde onlangs aan de Universiteit Utrecht op zijn onderzoek naar vroegmoderne parateksten in edities van Ovidius' Metamorfosen.

pro-mbooks1 : athenaeum