Recensie: De dood wegwrijven

09 december 2019 , door Maarten Buser
| | |

De overkoepelende titel Labyrint is veelzeggend voor de tijd en aandacht die Eva Gerlachs poëzietrilogie nodig heeft. Ze zette haar intrigerende drieluik in met Kluwen uit 2011, publiceerde in 2016 Ontsnappingen, en sluit het dit jaar af met Oog. Maar daar is het niet zomaar mee afgelopen: dit zijn bundels die je bezig blijven houden.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Het gedicht gebeurt nu. 1979-2009 en een gedicht uit Ontsnappingen in het kader van Dichterliefde.

In de poëzie van Eva Gerlach (1948) komen de doden regelmatig weer tot leven. Kluwen (2011) vangt aan met de regels ‘Maak de deuren open waardin, laat ze komen de doden / vraag wat je wilt.’ Daarna volgt het verzoek de vluchtende levenden te achtervolgen en te slachten, om vervolgens via een bezwering te voorkomen dat ze de Lethe oversteken: de rivier uit de Griekse mythologie waaruit de doden moeten drinken om hun levende bestaan te vergeten. In Gerlachs gedichten nemen de doden nemen in aantal toe en zijn ze zeker niet van plan te vergeten. Alsof dat nog niet mysterieus genoeg is, lijkt de Lethe gecombineerd te worden met een andere mythische rivier: de Styx, die de grens vormt tussen de wereld van de levenden en het dodenrijk. Maar in Kluwen wordt het vergeten die grens.

Beklemming

De titelloze opener van Kluwen krijgt in Oog een opmerkelijke tegenhanger met de afsluiter ‘Nu’:

‘Eentje die ik verloor zit recht in bed
en raakt mijn schouder aan. Er is een vlek,
een blauwe vleermuis, die bij elk van ons
een halve rug bedekt. Stil, nauwgezet
wrijven we de dood uit elkaars lichaam weg.’

Een eenvoudige, maar gedeeltelijke verklaring voor dit gedicht is natuurlijk dat de dood al vanaf het begin in elk mens ingebakken is. De grote vlek of kneuzing roept echter een acutere dreiging op; ziekte wellicht. Maar dan heb je de aanwezigheid van die dode nog niet verklaart, noch hoe zoiets simpels als wrijven de dood tegen kan gaan.  ‘Nu’ is een ogenschijnlijk helder gedicht dat vraag na vraag oproept en daardoor lang rond blijft spoken. Die beklemming is een van de redenen waardoor Oog een bundel is die je lang bezig kan houden, net als Kluwen en Ontsnappingen. In haar gedichten vult Gerlach veel niet in, wat zowel hun suggestieve kracht als de moeilijkheidsgraad vergroot. Gaandeweg doen steeds nieuwe raadsels hun intrede en verklaringen passeren vaak terloops. Moeite doen wordt echter beloond.

Veranderlijke verschijningen

Gerlach is erg sterk in het opvoeren van verschijningen die alle aandacht opeisen: niet alleen terugkerende doden, maar ook goden die in gewone stervelingen lijken te huizen. De grens tussen levend en dood is in haar gedichten verdomd betrekkelijk, evenals die tussen het alledaagse en het vervreemdende of bovennatuurlijke. In Ontsnappingen bijvoorbeeld wordt een graatmagere vluchteling constant aangeduid als Draadnagel, alsof hij een ding is, maar ondanks die afstandelijke benaming vereenzelvigt de ‘ik’ zich zó met hem dat ze zich bijna dezelfde persoon voelt. In een ander gedicht noemt een Syrische kindsoldaat zijn Kalasjnikov ‘mijn broertje van staal’.

Zulke formuleringen zorgen voor het gevoel dat er iets niet pluis is in Gerlachs gedichten. Ze kunnen elk moment veranderen, ook als ze op het eerste gezicht alledaagse taferelen beschrijven. ‘Trein’ bijvoorbeeld, de openingsreeks van Ontsnappingen, vangt aan met een schijnbaar normaal ritje waarin iemand door het raam naar buiten kijkt: ‘Het veld verschuift terwijl je wordt gereden. / Dichtbij sneller dan ver, zo verplaatst het zich samen / naar achteren buiten je oog.’ Echter, één gedicht later begint het al te rommelen in ‘Trein’, dankzij een verwarde man die een kanarie in de coupé denkt te horen, terwijl zijn vrouw hem teder in bedwang houdt. Niet veel later rijdt de trein door een ‘donkere stad, stad in vlammen’, die twee gedichten later wordt geïdentificeerd als Graz: een Oostenrijkse stad die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gebombardeerd. Speelde deze reeks zich al vanaf het begin af tijdens de oorlog, of heeft er een verandering van ruimte en tijd plaatsgevonden?

De sleutel lijkt te schuilen in het openingsgedicht van ‘Trein’ – en daarmee dus ook van Ontsnappingen als geheel – waarin Gerlach schrijft: ‘Herinnering maakt de wereld’. De koeien in het veld, ‘woest en leeg’, worden voorgesteld als herinneringsloos, levend in het niets waarmee het Bijbelboek Genesis aanvangt – de situatie voordat God aan de schepping begint. Door je geheugen kun je de wereld leren kennen en weten hoe je daarin moet bewegen, is op het eerste oog de juiste (of enige) lezing van deze regels, tot een herinnering, niets meer dan een terloopse associatie misschien, de realiteit verdringt. Ook zo kan het geheugen de wereld maken.

Ontsporende taal

De titel Ontsnappingen, zeker in combinatie met een reeks over een trein, heeft ook wel wat weg van het woord ‘ontsporingen’. Gerlachs gedichten lijken ook vaak te ontsporen: de grammatica klopt niet meer, zinnen worden afgekapt, of leestekens vormen geen vangrail meer omdat ze schijnbaar willekeurig toegepast worden. Probeer maar eens grip te krijgen op stokkende regels als ‘Je zijn iets anders hoefde niet door elke opening / tussen je vingers zag ik je / zo gaan’. Herinneringen zijn immers ook grillig, gefragmenteerd en zelden helemaal waar.

Mede omdat het geheugen zo’n belangrijke plaats inneemt in Gerlachs poëzie –  niet alleen in deze drie bundels –  kunnen de teruggekeerden afdoen als herinneringen. Maar daarmee doe je zowel de kracht van de herinnering als deze krachtige bundels ernstig tekort. Deze poëzie verzet zich met haar mysterieuze inhoud en weerbarstige formuleringen actief tegen versimpelend lezen en interpreteren – denk alleen al aan de bundeltitel Kluwen. Gelukkig valt vaak in het ene gedicht het spreekwoordelijke kwartje om grip te krijgen op een ander deel van deze poëzie. Mede daarom is het een goed idee om deze drie bundels samen te lezen; ze dwingen je langer rond te blijven dwalen in Gerlachs intrigerende doolhof.

Maarten Buser studeerde Nederlandse taal en cultuur, en letterkunde. Hij schrijft voor verschillende media over poëzie, kunst en popmuziek. Gedichten en essays van hem werden gepubliceerd in onder meer AwaterHet Liegend Konijn en de Revisor. In 2016 verscheen zijn eerste dichtbundel Club Brancuzzi bij uitgeverij Koppernik.

pro-mbooks1 : athenaeum