Recensie: Een denkpauze met een geschiedenis; de puntkomma laat niemand onverschillig

26 augustus 2019 , door Maarten Asscher
| |

In Semicolon, een kleine, voor het algemene publiek geschreven monografie, brengt de Amerikaanse historica en wetenschapsfilosofe Cecelia Watson een eerbetoon aan de puntkomma, misschien wel het meest geraffineerde, maar vermoedelijk ook het meest omstreden leesteken. Raymond Chandler haatte het; Herman Melville kon er geen genoeg van krijgen.

Taal zonder interpunctie is best mogelijk. Eeuwenlang hebben mensen het schrift toegepast zonder zich te bekommeren om komma’s of dubbele punten, vraag- of uitroeptekens. Het Gilgamesj-epos of de teksten op Egyptische mummiekisten zijn – voor wie zowel de betreffende taal als het gebruikte schrift beheerst – prima te lezen, ook zonder leestekens.

In Europa waren het de Grieken die serieus – zij het niet zo consistent – met het gebruik van leestekens begonnen en de Romeinen die deze gewoonte voortzetten. Denk maar aan de rijkelijk volgeschreven buitenmuren van het vredesaltaar (Ara Pacis) van Keizer Augustus in Rome, waar tussen alle woorden punten staan, een wel zeer letterlijk – zij het ook nogal basaal – voorbeeld van ‘interpunctie.’

Nagellak zonder handen

Interpunctie zonder taal, dat is moeilijker om je voor te stellen. Dat is als sleutels zonder de bijbehorende deur, als nagellak zonder handen. Het is dan ook de vraag of interpunctie eigenlijk wel tot het domein van de taal behoort. Amerikaanse rechters hebben vroeger geoordeeld dat dat inderdaad niet het geval is, al was het maar om een einde te maken aan hemeltergende procescomplicaties over de vraag of een bepaalde beperkende bijzin in een wet of vonnis nu wel of niet terugsloeg op een eerdere hoofdzin; een kwestie waar soms doodvonnissen en dus mensenlevens mee gemoeid waren. Zoiets kan trouwens ook buiten de rechtspraak voorkomen; de uitroep ‘Let’s eat, Grandma!’ betekent iets heel anders dan ‘Let’s eat Grandma!’

Felle reacties

Dergelijke interpunctionele anekdotiek is volop te vinden in de kleine, mooi uitgegeven studie van Cecelia Watson over het – althans in literair opzicht – misschien wel meest tot de verbeelding sprekende leesteken: de puntkomma. Er zijn in elk geval weinig leestekens die zulke felle reacties van schrijvers oproepen – voorstanders diametraal tegenover tegenstanders – als juist de puntkomma. Waarom?

Vermoedelijk omdat het in feite een ‘tussen-leesteken’ is, halverwege de komma en de punt. Raymond Chandler moest er niets van hebben. In zijn noir-classic The Big Sleep komen er maar twee voor, en volgens Watson allebei verkeerd gebruikt. Herman Melville was er daarentegen juist dol op, en hanteerde dit leesteken in zijn belangrijkste roman Moby Dick zelfs meer dan vierduizend (!) maal. Hoe kan het dat twee auteurs die kort na elkaar in dezelfde taal schreven op dit ene punt – of liever gezegd: op deze ene puntkomma – onderling zo’n afwijkende ziens- en werkwijze hadden? Wat is dat voor een duivels en ongrijpbaar leesteken? En waar dient het eigenlijk voor?

Als een ziekte

Watson citeert de volgende zin van Ludwig Wittgenstein:

‘Der Philosoph behandelt eine Frage; wie eine Krankheit.‘

Uit dit voorbeeld blijkt duidelijk dat de puntkomma voor een denkpauze zorgt. Die denkpauze zou er niet zijn als dit leesteken hier ontbrak, en de pauze zou korter zijn als er een komma zou staan.

Strikt genomen, overigens, is het gebruik dat Wittgenstein hier van de puntkomma maakt niet correct, aangezien het tweede zinsdeel niet zelfstandig gelezen kan worden, en dat is voor een juiste toepassing van de puntkomma nu eenmaal een min of meer algemeen aanvaard vereiste. Dit voorbeeld heeft dan ook eerder betrekking op een retorische dan op een grammaticale puntkomma, een verschil waar ik mij tot het lezen van Watsons boek in het geheel niet van bewust was.

Welke regels?

Daarmee komen we op een ook door Cecelia Watson uitvoerig behandelde kwestie, namelijk de vraag wat voor regels er eigenlijk omtrent interpunctie gelden. Wie is bevoegd om die regels uit te vaardigen? En hoe hebben die regels zich door de tijd heen ontwikkeld?

Daarbij is – niet slechts voor taalkundigen en voor juristen – het onderscheid interessant tussen een prescriptieve en een descriptieve benadering. Het voorschrijven van regels zoals standaardwerken en stijlhandboeken dat doen (schrijfwijzers, grammatica’s, enz.), is immers te onderscheiden van publicaties of websites die trends in het toepassen van interpunctie inventariseren en daar eventueel consequenties uit trekken voor het meest gangbare gebruik. Net als bij rechtsregels kunnen beide categorieën in elkaar overlopen, maar het blijft niettemin van belang om ze te onderscheiden. Het gebruik van leestekens is daarmee ook verbonden met de maatschappelijke orde en de culturele hiërarchie waarin de taal van een land gestalte krijgt. Wat telt zwaarder: het gezag van instituties of de gewoonte van de meerderheid? Het is duidelijk dat de Verenigde Staten als ‘popular democracy’ en Frankrijk (met zijn Académie Française) in dit opzicht een heel verschillend beeld kunnen opleveren.

Persoonlijke factor

Voor wat de puntkomma betreft, zo laat Cecelia Watson in haar beknopte historische overzicht zien, is de persoonlijke factor – dat wil zeggen de eigen visie en voorkeur van de gebruiker – van het begin af aan van doorslaggevende betekenis geweest. Meest van al geldt dat voor de uitvinder van de puntkomma, de Venetiaanse humanistische uitgever, drukker en boekhandelaar Aldo Manuzio (ca. 1452-1515), die het leesteken voor de eerste maal toepaste in 1496 in zijn uitgave van Pietro Bembo’s filosofische dialoog De Aetna.

Gedurende de eerste eeuwen van zijn bestaan leidde de puntkomma een levendig, enigszins wild bestaan, totdat met de explosie van de Europese boekencultuur in de zeventiende eeuw en de massalere opkomst van grammatica’s en schoolboeken in de negentiende, er steeds meer – soms onderling tegenstrijdige – regels uitgevaardigd werden over taalgebruik en toepassing van interpunctie.

 

Eigen stijl

Het interessantst is dan ook dat, juist door die toegenomen regeldruk, literaire schrijvers – tot in onze tijd toe – zich eigenwijs begonnen te gedragen, juist waar het die grillige en ongrijpbare puntkomma betreft. De becommentarieerde citaten die Cecelia Watson op dit punt geeft uit het werk van zulke uiteenlopende auteurs als David Foster Wallace, Henry en William James, Martin Luther King, Rebecca Solnit, Mark Twain en Irvine Welsh, naast de al genoemde Chandler en Melville, vormen dan ook een enerverend onderdeel van het boek.

Uit die citaten blijkt namelijk bovenal – los van wat er voor interpunctie in het algemeen mag gelden – dat in elk geval de puntkomma, zo niet tot de taal, dan toch in elk geval tot de literatuur behoort. Een leesteken dat vatbaar is voor stijl, voor persoonlijkheid, voor een eigen karakteristieke toepassing. De puntkomma is kortom een schriftelijk uitgeroepen denkpauze, een tot de stijl van de schrijver behorend rustmoment, waarin de auteur en de lezer voor niet al te korte, maar ook niet al te lange tijd misschien wel dichter bij elkaar zijn dan elders in de eigenlijke tekst. Als dat lukt, dan wordt de puntkomma pas op het allerhoogste niveau beoefend; dan schuilt in de puntkomma de volmaakte literaire expressie.

Maarten Asscher is schrijver en oud-directeur van de Athenaeum Boekhandel. In februari 2020 verschijnt bij De Bezige Bij zijn roman Een huis in Engeland. Roman van een kleinzoon.

pro-mbooks1 : athenaeum