Recensie: Een licht dystopische road novel down memory lane

21 januari 2019 , door Daan Stoffelsen
| |

Wat blijft er van waarde over als iedereen een basisinkomen heeft? Wat is nog eigen aan de mens als zelfs robots en auto's ironisch zijn? Herinneringen. Dat is een wat abstracte samenvatting van Rob van Essens geweldige nieuwe - en, update: met de Libris Literatuurprijs 2019 bekroonde - roman De goede zoon. Een samenvatting ook die geen recht doet aan de innovativiteit, de humor, de stijl en de ontroerende materie. Want deze roman, een van de meest genoemde boeken in de Nederlandse eindejaarslijstjes, is een licht dystopische road novel down memory lane over dementie en moederliefde, ironie, kunst - en dus herinnering.

N.B. Daan Stoffelsen interviewt Van Essen vrijdag 17 mei. Eerder publiceerden we voor uit De goede zoon - en uit Winter in Amerika en Hier wonen ook mensen - en besprak Pieter Hoexum voor ons Kind van de verzorgingsstaat. Dat was ook een van de vijf boeken van Roos van Rijswijk.

Wat begint met een geweldsfantasie naar aanleiding van een incident in de Albert Heijn (waar cassières gesubsidieerd zijn om jonge mensen van de straat te houden, want ja, wat kan een mens wat een robot niet kan) en substantie krijgt door mijmeringen over de zojuist overleden moeder van de verteller - na twintig jaar dementie en een leven bedrukt door streng religieuze overtuigingen - (ja deze zin kan echt nog langer), krijgt vaart door een telefoontje van een oude bekende: Lennox.

‘Alsof we elkaar gisteren nog gesproken hebben. Tenminste, zo klinkt hij. Ik ben vooral verbaasd. Dat het Lennox is hoor ik pas als hij zich voorstelt, het nummer zei me niets. Waar belt hij voor? Niet om me een wapen aan te bieden, dat zou mooi zijn, Lennox leest je gedachten en vervult je wensen, en hij werkte toen ook met De Meester, dus waarom niet, maar daar belt hij dus niet voor, hij belt om me te vertellen dat Bonzo zijn geheugen kwijt is en dat wij naar hem toe moeten om daar wat aan te doen. Nog steeds erg toevallig trouwens, want Bonzo en De Meester zijn een en dezelfde persoon. Niet zijn hele geheugen, zegt Lennox, alleen dat deel van zijn leven dat wij voor hem hebben verzonnen. Nou ja, wij - jij vooral; we hebben je nodig.’

De twee gaan op reis, eerst met een toeristenbus langs voor toeristen speciaal gebouwde dorpjes als Mersbergen ('Carnaval twaalf maanden per jaar.'), later met een ouderwetse benzineauto, en ten slotte wordt Lennox ziek en regelt hij voor de ik een zelfrijdende auto, een prototype dat doorvraagt, ironie beproeft en zelfs seks heeft met de ik. Om ten slotte aan te komen in een klooster waar de schedel van de ik gelicht wordt - virtueel dan.

Wat maakt dit boek geweldig? Veel is ontzettend geestig: de geluiden van de sta-op-stoel die de ik van zijn overleden moeder overnam, die seksscène, woedende yoga, de observaties en gesprekken onderweg (ik moest denken aan de sfeer van P.F. Thoméses J. Kessels-romans, maar dan een stuk minder plat), het feit dat de ik een schrijver van plotloze thrillers is (is De goede zoon een plotloze thriller? Het lijkt erop), de musicalideeën van de ik en zijn auto over een plichtsgetrouwe, 'goede' zoon van een dementerende moeder.

Er is toch iets van een plot, waarin het Archief een rol speelt, en de Dienst, en een Holleeder-achtige figuur (Bonzo/de Meester dus). Er zijn ook inzichtrijke observaties, over herinnering, hoe die verdwijnt, hoe je die kan construeren en weghalen (al is dat in deze toekomstroman toekomstmuziek). En over hoe kunst onttoverd is voor de ik, over toerisme dus, zelfs over moslims, over robots en ironie.

‘Ooit was ironie van ons, de leden van de geletterde middenklasse, een niet al te kostbaar en overal te verkrijgen middel om het leven ongevaarlijker te maken, om het te verkleinen zodat wij er beter in pasten, een middel ook om hiërarchie aan te brengen in onze eigen groep; maar nu beschikt kunstmatige intelligentie er ook over. Misschien heeft ze het zelf ontwikkeld, wie weet is het een onvervreemdbaar, onvermijdelijk onderdeel van een zich ontwikkelend bewustzijn, straks blijkt ironie de drijvende kracht achter alles. Dat zou me eigenlijk niet eens verbazen. Maar de zorgeloze manier waarop ze er gebruik van maakt! Het is inderdaad een nieuwe wereld, alles wat ik zojuist over mijn leven heb gehoord is alweer achterhaald na de confrontaties met ironische receptierobo's en liftdeuren. Soms denk ik dat er met tijdmachines wordt gewerkt, dat ze vanuit de toekomst hun plannen trekken en ons langzaam aan hun regime willen laten wennen; daarom sturen ze ons eerst vriendelijke, behulpzame receptierobo's met ironische gimmicks en glimlachjes. Maar die ironie moet er ingeslopen zijn, die kan nooit de bedoeling zijn geweest, want ze geven zichzelf ermee weg: hun ironie is te triomfantelijk, het is de ironie van iemand die de ander niet serieus kan nemen, hoezeer hij ook zijn best doet; die ander is gewoon te onbelangrijk, te efemeer, te sterfelijk. Het is niet eens ironie, het is vrolijkheid, ze maken zich vrolijk over ons omdat we vermakelijk zijn zonder dat we ertoe doen.’

De stijl raast maar door, maar je ontsnapt er niet aan, je raast mee, het leest niet als een trein, maar als het landschap daarbuiten, niet te beïnvloeden maar indrukwekkend, continu veranderend maar onontkoombaar. En er is een ontroerend zelfonderzoek naar die moeder, haar dementie, de rol van de ik.

De goede zoon is een ontdekking, en ik ben blij dat ik een oeuvre kan teruglezen. Dat kende ik amper, realiseerde ik me toen ik de podcast BoekenFM terugluisterde, maar ik heb wel wat om naar uit te zien, bleek. Want wat las ik nu helemaal? Voorvorig jaar Winter in Amerika [fragment], waarvan ik in de war raakte.

De verwarring lijkt helemaal Van Essens bedoeling te zijn geweest, en nu heeft de verwarring meer substantie, raakt hij meer onderwerpen en graaft hij dieper. Lezen dus. Ik ga herlezen.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en redacteur van de Revisor - waar deze tekst ook verscheen.

pro-mbooks1 : athenaeum