Recensie: Je kunt Amsterdam uitlachen

04 juni 2019 , door Maarten Buser
| |

In januari van dit jaar werd Tsead Bruinja (1974) de nieuwe Dichter des Vaderlands. Nog geen halfjaar later is er zijn nieuwe bundel Ik ga het donker maken in de bossen van. Dat is een opmerkelijke timing, maar allerminst een doorzichtig verkooptrucje.

N.B. Lees ook onze voorpublicatie uit Ik ga het donker maken in de bossen van.

De output van zo'n publiek dichterschap - of het nu om een nationale, stads- of dorpsaanstelling gaat - verschijnt regelmatig als afsluitende bundel (denk aan Anne Vegter), of afzonderlijke gedichten vinden later hun weg naar de 'reguliere' bundels van de dichter. In het laatste geval wordt de gelegenheid of opdrachtgever vaak even aangestipt in de verantwoording. Bruinja's nieuwste bevat een aantal gedichten die als Dichter des Vaderlands gepubliceerd zijn en/of duidelijk op de actualiteit geïnspireerd zijn; een verantwoording of markering als zodanig ontbreekt opmerkelijk genoeg. Eigenlijk is dat heel toepasselijk, gezien Bruinja's engagement binnen en buiten zijn gedichten. Wat hij voor 'Nederland' schrijft en wat 'voor zichzelf' sluit goed bij elkaar aan, of niet te zeggen dat loopt door elkaar.

Uitzicht/plafond

Ik ga het donker maken in de bossen van opent met een lang gedicht, waarvan het niet helemaal duidelijk is of het nu titelloos is of de naam van de afdeling draagt: 'ik moet deze boot leksteken'. Op ouvertureachtige wijze introduceert Bruinja een aantal belangrijke bundelthema's: onder meer het stadsleven, de vogels en planten die zich naar die omgeving schikken, politiek, en economische en ecologische zorgen. De toon is onheilspellend, wat versterkt wordt door David Lynch bij naam te noemen - let wel, niet door direct naar zijn films te verwijzen, maar juist naar zijn meditatieworkshops. Slim, want zonder dat het er te dik bovenop ligt, begint het gedicht zo extra te broeien. Direct daarna worden sociaalpolitieke thema's geïntroduceerd. Een paar regels vallen op doordat ze in variaties een paar keer opduiken, als een refrein: 'wij bouwen aan een plafond / terwijl we aan een uitzicht zouden moeten werken' - er moet echt wat gebéúren voor een betere toekomst.

Tegenstellingen lopen als een rode draad door de bundel. Vaak komen twee dingen net niet bij elkaar of worden ze juist sterk gecontrasteerd. Alleen al de politieke stellingnames zijn wat dat betreft interessant. In een van de gedichten wordt direct een 'linkse bubblicious bubbel' geïntroduceerd; in een andere wordt Mark Rutte neergezet als een even gevaarlijke als tekenfilmachtige figuur die bedreigde diersoorten doodslaat. Criticasters zetten het Dichterschap des Vaderlands - of überhaupt poëzie - vaak als linkse hobby en grachtengordelbezigheden weg en Bruinja doet geen moeite om ook hen er direct bij te betrekken. Dat is best verfrissend, want waarom zou hij eigenlijk? Tegelijkertijd laat hij ook zien dat hij echt geen dichter is voor alleen Randstedelingen, integendeel.

Randstad/dorp

In een interview in het NRC sprak Friese Amsterdammer Bruinja over zijn 'tamelijk Randstedelijke mening', maar daarna haalt hij ook iets aan dat wijlen Wim Brands ooit tegen hem zei: 'Tsead, jij en ik delen dezelfde achterdocht uit het dorp.' Die tegenstelling komt sterk naar voren in het scherpe prozagedicht 'Wacht met Henk zeggen als He-Herman zich aan u voorstelt'. Daarin neemt Bruinja de Amsterdamse pretenties en arrogantie op de hak. De readymadeachtige tekst werkt aanvankelijk behoorlijk desoriënterend door feiten over stotteren af te wisselen met vergelijkingen tussen Amsterdam en andere steden:

Stotteren is een verstoring in het ritme van de spraak waarbij de spreker precies weet wat hij wil zeggen, maar dat op dat moment niet kan vanwege onwillekeurige herhalingen, verlengingen en blokkades van spraakklanken.
[…]

Het verschil tussen Amsterdam en Silicon Valley is dat Nederlandse studenten naar de Starbucks gaan om over hun toekomst te praten, en dat studenten in Silicon Valley er met hun laptops heen gaan om aan hun toekomst te bouwen.
[…]

Al snel komen beide lijnen samen: 'Stotteren is een complex probleem, een communicatieprobleem, een maatschappelijk probleem, en stotteren ontwikkelt zich.' Maar daarna volgt nog eens een heerlijke pointe: 'Je kunt Amsterdam uitlachen, haar zinnen afmaken en zeggen dat ze normaal moet praten.' Er wordt sowieso vaak afstand genomen van de (Rand)stad: de bundel eindigt met gedichten waarin Friese regels afgewisseld worden met hun Nederlandse vertaling (of is het andersom?).

Actualiteit/mythologie

Bovendien zijn er natuurlijk de bossen uit de titel, die daardoor extra gewicht meekrijgen. In de gelijknamige afdeling zijn ze 'de longen / van de levenden', want mens en natuur lijken één te zijn in die reeks. Ze worden echter met uitsterven bedreigd, door het Oneindige verhaal-achtige verdwijnen dat aan het begin van de reeks geïntroduceerd wordt: 'Alles is aan het jagen / alles is aan het verdwijnen' (uit 'Alles', een vertaling van de Schotse dichter Alexander Hutchison). Ecologische zorgen worden zo niet als politieke standpunten gepresenteerd - laat staan dat ze door tegenstanders weggewuifd kunnen worden -, maar als mythisch en apocalyptisch. Hoe stads de bundel soms ook lijkt, de natuur vormt de kern.

Ik ga het donker maken in de bossen van is wat aan de onevenwichtige kant, mede omdat Bruinja zich niet laat vastpinnen op een bepaalde stijl. Er zitten beknopte, bijna hermetische gedichten tussen, maar ook taaluitbarstingen die de invloed laten zien van straattaal en -rumoer, Lucebert en Maarten van der Graaff. De eerste categorie kan soms net te mysterieus zijn, de tweede te expliciet politiek - zeker aangezien veel poëzielezers het toch wel eens zullen zijn met de progressieve standpunten over neoliberalisme en de multiculturele samenleving. Ook de combinatie van toon en inhoud kan onderling nogal verschillen: sommige gedichten sluiten op herkenbare wijze aan bij recente gebeurtenissen, terwijl andere een bijna religieuze of mythische lading hebben. Zo samengevat klinkt Ik ga het donker maken in de bossen van misschien als een stilistisch en thematisch allegaartje, maar dat is zeker niet zo. De tegenstellingen die telkens opduiken zorgen voor een spannend en rijk geheel.

Maarten Buser studeerde Nederlandse taal en cultuur, en letterkunde. Hij schrijft voor verschillende media over poëzie, kunst en popmuziek. Gedichten en essays van hem werden gepubliceerd in onder meer Awater, Het Liegend Konijn en de Revisor. In 2016 verscheen zijn eerste dichtbundel Club Brancuzzi bij uitgeverij Koppernik.

pro-mbooks1 : athenaeum