Recensie: Moellah Omar, bijnaam Blanco

26 februari 2019 , door Esther Wils
| | |

Wie zijn de taliban, en wie was in het bijzonder hun eerste leider moellah Omar? In Op zoek naar de vijand. Het verhaal van een terrorist die een vriend wilde zijn vervlecht Bette Dam op heldere wijze de recente geschiedenis van Afghanistan met haar persoonlijke, soms gewaagde onderzoek naar de man die bekendstond als de gastheer van topterrorist Osama bin Laden, de vernieler van twee historische Boeddhabeelden en de geestelijke die sharia in zijn land streng en wreed liet naleven.

De Afghaanse versie

Journaliste Bette Dam (1979) raakte als groentje, vers van de studie Politicologie, in 2006 gefascineerd door de oorlog in Afghanistan. Ze was als embedded journalist meegereisd naar de Nederlandse legerbasis in Uruzgan, en schrok van de gevaarlijke situatie die daar na jaren War on Terror nog steeds heerste: ‘Hoe konden onze democratisch gekozen leiders, die alle kennis van de wereld tot hun beschikking hadden, toch zo machteloos lijken in Afghanistan?’ Een verslag van de Amerikaanse militair Jason Amerine, die in 2001 (interim-)president Hamid Karzai in het zadel had geholpen in opvallend goede samenwerking met lokale strijders, zette haar op het spoor: ze besloot op zoek te gaan naar de Afghaanse versie van de geschiedenis.

Praten

Haar eerste boek uit 2009, Expeditie Uruzgan, dat de opkomst van Karzai beschrijft, toont al aan wat in Op zoek naar de vijand opnieuw tot de belangrijke boodschappen hoort: dat praten een centrale rol speelde en speelt bij de eigen strijdwijze en het islamitisch geïnspireerde ‘oorlogsrecht’ van de Afghanen. Als het voordeel van aansluiting duidelijk of de nederlaag zeker lijkt, komen partijen vaak tot overeenstemming. Wie zich overgeeft, wordt niet gedood en is in principe vrij om te gaan – dat is althans de regel, die ook moellah Omar aanhing, maar zijn soldaten niet altijd respecteerden.

Praten is ook wat Dam deed, in de jaren dat ze correspondent was voor NRC (2009-2014) en in de periode erna, toen ze op eigen gelegenheid en bij voorkeur buiten de gebaande paden opereerde. Met grote, bewonderenswaardige hardnekkigheid bleef ze informanten werven en achterna bellen. Zo kwam ze bij bronnen terecht die zelf aan de strijd hadden deelgenomen, die moellah Omar hadden zien opgroeien of hem zelfs – de grote troef van het boek – in zijn laatste, nooit eerder beschreven jaren als onderduiker hadden ondersteund.

Blanco

Toen in 2013 NSA-medewerker Edward Snowden een groot aantal overheidsdocumenten openbaar maakte, ging Dam erop af. Groot was haar ontgoocheling toen over Omar geen informatie beschikbaar bleek die al niet eerder ‘in de knipselmap van een gemiddeld nieuwsmedium werd bewaard’. Het enige nieuwe was de veelzeggende bijnaam die hij had gekregen: Blanco.

Op zoek naar de vijand vult die leegte een heel eind in. Dam laat haar fascinatie voor de man duidelijk blijken; in sommige passages is de toon bijna romantisch te noemen. Zijn lange gestalte, zijn – volgens de overlevering – opvallende groenblauwe ogen, zijn ‘brede mond’. Misschien dat juist het ontbreken van goede foto’s of filmpjes tot de verbeelding heeft gesproken; er bestaat maar één, onscherp portret, waarop hij al een van die ogen was verloren.

De lezer gunt Dam haar emotie. Uit de verhalen die ze van ooggetuigen optekent, rijst het beeld op van een man die zijns ondanks tot het strijdperk is toegetreden. Verlegen, bescheiden, zeer eenvoudig opgegroeid, nauwelijks geschoold, gelover in de betekenis van dromen (zoals veel moslims, ook uit andere landen), aanvankelijk een vriendelijke grappenmaker, maar zeer serieus waar het de islam betrof, werd hij naar voren geschoven om de strijd aan te voeren. Die richtte zich aanvankelijk simpelweg tegen lokale leiders die langs de voornaamste verbindingswegen zware tol hieven en de passanten terroriseerden. Koranstudenten, taliban geheten, werden ingezet voor het afschrikken van die lastpakken die de economie frustreerden.

Moellah Omar was ook zo’n koranstudent geweest, en was wees; een weinig aanstootgevende partij tussen de concurrerende families. Hij had al deelgenomen aan de Afghaanse oorlog (1979-1989) tegen de Russen, die de VS met geld en wapens hadden gesteund, en was handig gebleken met het afschieten van raketten; vandaar de bijnaam die zijn maten hem gaven: Rocketi.

Culture clash

De Russen, beducht voor een islamitisch blok in Centraal-Azië, waren op de hand geweest van het in de ogen van de strenge gelovigen al te vrijzinnige communistische regime. Maar ook de Amerikanen konden uiteindelijk niet leven met de orthodoxe versie van de islam die hun aanvankelijke bondgenoten voorstonden. Na het vertrek van de Russen stokte de bemoeienis van de VS, waardoor in Afghanistan de interne strijd voortduurde en de middelen ontbraken om ook de zo gewenste ontwikkeling van het land op gang te krijgen. Het doel van de taliban was het invoeren van een islamitische staat, dat ging voor alles – en bovendien hadden de kersverse ministers geen enkele bestuurlijke ervaring.

Ook moellah Omar was onervaren, hij woonde niet in de hoofdstad Kabul maar in Kandahar en daarbij waren de communicatiemiddelen zeer primitief: hij overlegde via de walkietalkie met zijn legeraanvoerders, en was de trotse bezitter van een van de drie (!) telefoonaansluitingen in Kandahar.

Dam benadrukt dat Omar wars was van wraakneming en tegen het doden van tegenstanders die geen verzet pleegden. Hij was een voorstander van de sharia, maar als afschrikmethode; als het ging om steniging, bijvoorbeeld, kreeg de eisende partij drie tot keer toe een brief met de vraag of ze niet wilde afzien van de uitvoering van het vonnis. Omar volgde de regels van de Koran, die milder waren dan de tribale gebruiken die op veel plekken in het enorme land nog dominant waren, en was meermaals wanhopig over het geweld dat hij niet in de hand kon houden, getuige de verslagen van omstanders.

Zo bleef hij ook vasthouden aan een eerlijke berechting van de internationaal opererende terrorist Osama bin Laden, die zijn toevlucht had gezocht in Afghanistan en daar een enorme stoorzender vormde. Volgens Omar was er onvoldoende bewijs om hem uit te leveren en hij verzocht Bin Ladens achtervolgers stukken te produceren om hem in Kabul voor de rechter te brengen. Hij werd niet serieus genomen, ook niet in zijn wens bij de VN te worden erkend. Dam en haar informanten stellen dat Omar deels uit verbittering hierover de antieke Boeddhabeelden liet opblazen, die hij eerder uit de handen van vernielers had gehouden.

Moedwil en misverstand

De vermeende kongsi van Omar met Bin Laden, het gelijkstellen van de Afghaanse taliban met hun strikt nationale doelen aan Al Qaida met zijn wereldwijde jihad, maar ook de onwilligheid van het talibanbewind om in ruil voor hulp van de VN bijvoorbeeld de leefregels voor vrouwen te versoepelen: het beeld dat achterblijft na lezing van Op zoek naar de vijand is dat van een kluwen van angst, vooroordelen, onbegrip, koppigheid en wilde acties. De VS hebben met hun War on Terror een kans gemist om met de taliban te praten en zich laten misleiden door lokale krijgsheren die elkaar als ‘taliban’ aanwezen en zo in de vuurlinie plaatsten. Daardoor is de verdeeldheid van het land groter dan ooit. Naast wreedheid, opportunisme en hebzucht van verschillende partijen, waren er ook goede wil, idealisme en de hoop op een einde aan de onrust.

Omar komt dankzij Dams knappe en gedreven speurwerk naar voren als een eenvoudige man die zijn heilige taak zeer zwaar opnam en zich eraan vertilde. Hij eindigde zijn toch al ascetische leven verborgen voor zijn belagers in jarenlange afzondering, zonder zijn gezin gehuisvest in een enkele kamer, gevoed met soep, en onophoudelijk in overpeinzing van Allahs wondere schepping.

Esther Wils is freelance publicist. Zij recenseert o.a. voor het AD.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum