Recensie: Rond het begrijpen cirkelen

23 september 2019 , door Maarten Buser
| | |

Wijlen Armando (1929-2018) was eerder iemand met preoccupaties dan vaste thema’s. In de postume publicatie Toch – gedichten en heel korte verhalen – komen ze allemaal weer voorbij: geweld, het kwaad, het schuldige landschap. Ook de kwaliteit is vertrouwd. Toch voelt er iets anders.

N.B. Eerder bespraken we Armando’s bundel Gedichten 2009.

Ik zie laatste werkstukken nooit graag als grootse zwanenzangen, om vervolgens de teksten uit te gaan pluizen op verborgen verwijzingen naar een naderend einde, zoals vrij recent nog volop gebeurde met de laatste albums van Leonard Cohen en David Bowie. Voor sommigen zal het verleidelijk zijn om Toch op zo te interpreteren. De auteur/kunstenaar – om twee van de belangrijkste van zijn vele bezigheden te noemen – had volgens de samenstellers immers al een map gedichten en verhalen klaarliggen, inclusief de titel, met bewust oog op publicatie.

Samen met het typische Armando-schilderij op de voorkant en zijn foto op de achterkant maakt de bundel een indruk van ‘hij is er tóch nog even’. Er zijn weliswaar regels die je kunt interpreteren als zorgen over zijn naderende einde – ‘De mens mag even leven / en dan niet meer.’ –, maar de toon is filosofischer, afstandelijker ook, en bovenal passen ze binnen Armando’s grote thema’s.

Breed lezen

Echt ‘bewust’ voltooid was Toch trouwens ook niet, blijkt uit diezelfde verantwoording: de eerste zeventien gedichten waren volledig uitgetypt; iets minder dan de helft. Van de rest van de teksten bestonden alleen handgeschreven versies, waar veel wijzingen in waren gebracht. Pas wanneer duidelijk genoeg was wat de definitieve tekst zou moeten zijn, werd die in die versie in de bundel opgenomen. Vier gedichten vielen zo af.

Over die wijzigingen lezen was eerlijk gezegd nieuw voor me: Armando’s gedichten maakten vaak een indruk alsof ze opeens waren ontstaan, als flitsen of korte gedachten, en ook gelijk af waren. Dat gevoel ontstond ook door dikke bundels als Gedichten 2009 (108 pagina’s) en Stemmen (2011; 140 pagina’s), waarin gedicht na gedicht een wereld vol geweld werd opgeroepen, als een soort aanhoudend vuur. Afzonderlijk waren ze niet altijd even spannend, ook omdat dit geen gedichten zijn die je grondig kunt analyseren. Een typische Armando als ‘Gisteren’, uit Toch, verzet zich bijvoorbeeld actief tegen een dergelijke interpretatie door zichzelf tegen te spreken:

‘Lang geleden was er gisteren
nog een vijand,
liever gisteren nog een vijand,
een vijand in een grijs gewaad,
heel lang geleden,
gisteren dus,
nauwelijks te herinneren of te beluisteren.

Alles heeft toen stilgestaan,
alles heeft toen bewogen,
er kwam geen einde aan,
de tijd is het verleden kwijtgeraakt.

Zo zijn de wetten van
een onrustig gesternte.’

De omvangrijke bundels versterkten ook de indruk dat Armando’s oeuvre breed of horizontaal gelezen moet worden. De kwaliteit was hoog, maar de onderlinge verschillen niet groot. Telkens keerden dezelfde thema’s terug: geweld, oorlog, de vijand, het idee van het schuldig landschap dat alle wreedheden heeft gadegeslagen maar nooit heeft ingegrepen. Personificaties behoorden dan ook tot Armando’s favoriete stijlmiddelen. Deze preoccupaties en procedés keren ook volop terug in Toch, dat in grote lijnen nauwelijks afwijkt van de eerder genoemde bundels.

De mythische oorlog

Een tweede persoonlijke anekdote: als student kwam ik vaak in het Nijmeegse museum Het Valkhof, waar een prachtige, grote Armando hing: Der Leiter. Een zwarte ladder ligt of staat tegen een viezig witte achtergrond; ergens zit een rode vlek, als een plas bloed. Der Leiter was voor mij als student altijd een oorlogsschilderij; ik zag er eerder spoorrails in dan een ladder, en dan moest ik altijd denken aan Kamp Amersfoort, waar Armando als kind dicht in de buurt woonde en waar hij veel over heeft geschreven. Toen ik vlak na zijn overlijden weer in het museum kwam zag ik iets anders: het metafysische beeld van een ladder die tegen het grote niets leunt; het beeld van een poging om letterlijk en figuurlijk iets hogers te bereiken.

Deze ervaring bleef in mijn hoofd spoken tijdens het lezen van Toch. Armando heeft een opmerkelijke voorkeur voor het bepaald lidwoord: je komt in Toch bijvoorbeeld ‘de stem’ tegen, ‘het gras’, ‘de aarde’ en ‘het begin der dingen’, alsof je verondersteld wordt direct te weten waar hij het over heeft. Maar misschien moet je die bepaalde lidwoorden zien als de markering voor een symbool of een bepaald idee – in elk geval als iets abstracters dan iets wat je aan kunt wijzen in de wereld buiten het boek.

Armando’s werk wordt vaak in de context geplaatst van de Tweede Wereldoorlog en specifiek Kamp Amersfoort. Dat zijn weliswaar belangrijke invloeden op zeker zijn vroegere werk, maar directe verwijzingen daarnaar zijn in zijn latere poëzie schaars. Die doet zelfs mythisch aan. Er is niet specifiek sprake van Duitsers, maar wél van ‘de vijand’. Het maakt niet uit wie die is of om welke oorlog het gaat, leek Armando te zeggen – wat daaronder ligt is uiteindelijk hetzelfde.

Eindeloos gevecht

Ik betwijfel of Armando zelf wist wat die gedeelde onderlaag zou zijn. Het is alsof elk gedicht, elk verhaal, elk kunstwerk binnen zijn oeuvre een poging is om oorlog en geweld te begrijpen, of misschien zelfs het begrijpen zelf. Zijn kunstwerken en teksten cirkelen om die thema’s heen zonder echt door te dringen – wellicht dat ze daarom zo lastig afzonderlijk analyseerbaar zijn. In Toch wordt ook opmerkelijk veel getwijfeld en geaarzeld, en er wordt gespot met machtshebbers die beweren dat ‘de waarheid, / de onbeschaamde waarheid, / wel degelijk gevonden is’.

Misschien komt het niet alleen door de selectie, maar stiekem ook door Armando’s overlijden dat Toch de indruk maakt om vooral over begrijpen te draaien en daarmee ook het hele oeuvre, als een soort ‘P.S. Hier ging het me om’. Een goed voorbeeld is het korte Toch-verhaal ‘Ver’, waarin sprake is van een enorm hoge muur waarachter het einde van de wereld ligt. ‘Kun je dat een beetje begrijpen,’ vraagt degene die deze uitleg verschaft. De treffende slotzin: ‘Ik heb het inderdaad een beetje begrepen, dus we zijn maar teruggekeerd, we waren erg ver van huis.’

Je kunt Armando’s pogingen tot begrijpen een thema noemen dat gerelateerd is aan zijn ervaringen tijdens de oorlog, een thema dat aan die grote gebeurtenis ondergeschikt is, maar misschien is het wel andersom. In een van de korte verhalen, ‘Gevecht’, wordt dag en nacht gevochten wordt, tot zowel de wij-personen als de vijand (let op het verschil in getal) vermoeid is: ‘[W]e besloten naar huis te gaan. De vijand ook, de vijand ging ook naar huis, want we kregen in de gaten dat er op die manier geen lol meer aan was.’ Het verhaal laat zich in elk geval lezen tot één grote, constante poging tot begrijpen – en wanneer alles helder is, is het niet meer leuk. Ik weet oprecht niet of Armando hierin een tegenspeler is of bondgenoot. Dat maakte hem ook zo goed.

Maarten Buser studeerde Nederlandse taal en cultuur, en letterkunde. Hij schrijft voor verschillende media over poëzie, kunst en popmuziek. Gedichten en essays van hem werden gepubliceerd in onder meer Awater, Het Liegend Konijn en de Revisor. In 2016 verscheen zijn eerste dichtbundel Club Brancuzzi bij uitgeverij Koppernik.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum