Recensie: Wapen je voor de oorlog tegen de werkelijkheid

01 oktober 2019 , door Bart van den Bosch
| |

Het internet heeft nou niet écht gebracht wat er vijfentwintig jaar geleden van werd verwacht. Waar de voortrekkers ervan voorzagen dat de naamlozen en onderdrukten van de wereld een stem zouden krijgen, dat autoritaire regimes het zwaar te verduren zouden krijgen, en dat multinationals op hun tellen moesten passen, is de realiteit letterlijk en figuurlijk anders gebleken. De Russisch-Britse schrijver, journalist en tv-producent Peter Pomerantsev (1977) inventariseert in zijn uitstekende nieuwe boek This is Not Propaganda (nu vertaald door Willem van Paassen als Dit is geen propaganda) de weinig vrolijkmakende stand van zaken.

N.B. Eerder bespraken we Nothing is True and Everything Is Possible op Athenaeum.nl.

Waar hij zich in Nothing Is True and Everything Is Possible: The Surreal Heart of the New Russia (2015) specifiek op Poetins Rusland focuste, werpt Pomerantsev nu zijn net verder uit. Van de Filipijnen via Mexico, Servië, Oekraïne, Moskou, Beijing en Londen maakt hij de balans op wat er nog over is van de begrippen ‘feiten’, ‘objectiviteit’ en ‘realiteit’. Zijn bevindingen in het heden worden afgewisseld met de geschiedenis van zijn ouders die in de jaren zeventig als dissidenten de Sovjet-Unie uitgebonjourd werden. De parallellen tussen beide periodes zijn opmerkelijk, evenals de verschillen.

De post-moderne politicus

Centraal in Pomerantsevs zoektocht naar de oorzaken van de Oorlog tegen de Werkelijkheid staan post­moderne politici zoals Erdoğan, Orban, Duterte, Poetin, Trump en Milošević. Zij hebben de opportunis­tische lessen getrokken uit de laat-twintigste-eeuwse filosofische inzichten dat de waarheid niet bestaat, dat feiten per definitie onderhevig zijn aan interpretatie en dat de geldigheid van die interpretaties van asymmetrische machtsverhoudingen doortrokken zijn. Waar de postmoderne ideeën van Lyotard en Derrida en Foucaults poststructuralisme oorspronkelijk een emancipatoire functie hadden – het ontkrachten van de pretenties van de Grote negentiende-eeuwse Ideologieën en het blootleggen van verhulde machtsverhoudingen in allerlei maatschappelijke systemen zoals de gezondheidszorg, het onderwijs of het strafrecht – constateert Pomerantsev dat die inzichten de afgelopen vijftien jaar de deur wijd open hebben gezet voor de nieuwe, perfide machtstructuren van ‘post-truth dictatorships’.

Op zoek naar de laagste gemene deler

Een treffende illustratie van deze verschuiving geeft Pomerantsev in zijn interviews met de linkse anti-Milošević-activist Srđa Popović en de Oostenrijkse rechts-extremist Martin Sellner. Popović richtte in de jaren negentig Otpor! (Verzet!) op. Otpor! was een verzetsgroep die middels allerlei geweldloze strategieën beoogde de dictatuur van Milošević en alles waar die voor stond omver te werpen. De aanpak van Otpor! werkte zo goed dat Popović werd uitgenodigd andere activisten in het buitenland te scholen. Een van de effectiefste manieren dictators te bestrijden bleek om een contra-narratief te formuleren en dat voor een zo groot mogelijke groep van de bevolking aantrekkelijk te maken en via illegale radiozenders te verspreiden.

In de Milošević-periode was dat redelijk gemakkelijk. Tegenover de groot-Servische patriottische gedachte, waarin Belgrado een historische taak vervulde als bastion tegen de vloedgolf van de Islam die een ondankbaar Europa dreigde te overspoelen, zette Popović een beeld neer van de échte patriot die zichzelf en Servië als deel van de internationale gemeenschap zag en zich graag verenigde met zijn Westerse bondgenoten. Dit beeld was succesvol genoeg om brede lagen van de bevolking aan te spreken. De laagst gemene deler bleek in dit geval een toekomstbeeld van Servië als volwaardig lid van de vrije wereld met alle voordelen van dien. Het sprak veel meer mensen aan dan het nostalgische, nationalistische oorlogszuchtige verhaal van Milošević. De drie elementen – een aansprekend narratief, een brede internationaal netwerk en een effectieve mediacampagne – ondermijnden de dictatuur zo effectief dat Milošević twee jaar later in Den Haag terecht stond.

Toen begon zich, in het eerste decennium van de 21ste eeuw, de digitale post-truth-wereld af te tekenen. Al snel bleek dat dezelfde strategieën die Popović had ingezet, konden worden gebruikt om zittende regimes stevig in het zadel te houden, rechts-extremistische ideeën te verspreiden en populisten van aanzienlijke achterbannen te voorzien. Martin Sellner erkent volmondig schatplichtig te zijn aan Srdja Popović’ ideeën. Hij paste diens tactiek van de laagste gemene deler feilloos toe in zijn streven naar een ‘culturally homo­genous Europe’.  

Het narratief van massa-immigratie bracht verschillende groepen bijeen in zijn invloedssfeer; anti-moslims, anti-links, anti-establishment, mensen die een explosieve toename van terrorisme vreesden, zij die bang waren dat blanke Europeanen een minder­heid in hun eigen continent dreigden te worden en aanhangers van samenzwerings­theo­rieën. Ook Sellner verbreedde zijn blikveld door allianties te smeden met Britse anti-moslims, Russische staatstelevisiemakers en Amerikaanse alt-right-activisten. Het recept om dictators te verslaan en democratische betrokkenheid te mobiliseren, is dus minstens zo geschikt om het tegendeel te bewerkstelligen.

Identiteitloos en zwalkend

Het voorbeeld van Servië geeft de mogelijkheden van (social) media-activisme aan, maar Pomerantsev waarschuwt voor het probleem dat ontstaat als dictators zich ontdoen van hun ideologische ballast en een opportunistische machtspolitiek gaan bedrijven. Als de waarheid niet bestaat en feiten boterzacht zijn, kan elk standpunt worden ingenomen en op elk ge­wenst moment weer worden ingeruild voor een ander. Autoritaire leiders of naar macht hunkerende populisten roepen of herroepen wat op enig moment politiek het hoogste rendement oplevert.

Hierin herkent Pomerantsev de veranderde tijden. In de Koude Oorlog dicteerde de ideologie de propaganda en was er, zeker in het autoritaire staten sprake van informatieschaarste. Sinds de social-mediarevolutie dicteert de propagan­da het politieke handelen en moeten burgers zich overeind zien te houden in een constante informatie-tsunami. De leugens en desinformatie in beide periodes zijn vergelijkbaar en het besef bij de bevolking dat ze worden voorgelogen ook. Het verschil is echter dat de klassieke ideologieën (het aanhangen ervan, het verzet ertegen, of de berusting erin), of het nou het communisme, het christendom, de sociaaldemocratie, het kapitalisme of wat dan ook was, een grotere gezamenlijke identiteit boden.

De verbrokkeling en verlies van gezamenlijk­heid die de ondergang van de Grote Verhalen tot gevolg heeft, maakt individuen ontvankelijker voor nieuw gecreëerde identiteiten. Dankzij het intensief gebruik van algoritmes worden burgers persoonlijk bestookt en verleid tot het instemmen met een zo laag mogelijke gemene deler, waarbij het inspelen op emoties en angsten garanties voor succes zijn. Je ziet de cyber-identiteit van de Hardwerkende Nederlander, die zijn verworvenheden bedreigt ziet door de EU, vluchtelingen, globalisering, de Islam, de Staat, belastingen, grachtengordel-elites, verplichte vaccinaties enzovoort enzovoort al opdoemen.

Nostalgie is ook niet meer wat het geweest is

Hoe nu verder? Pomerantsevs analyse voorspelt weinig goeds. De echokamers op het in­ter­net lijken vooral versterkt te worden, omdat mensen informatie krijgen voorge­schoteld die hen bevestigen in hun standpunten, hoe idioot die soms ook zijn. Factcheckers lijken ook maar een beperkt nut te hebben. Politici kunnen de meest onzinnige dingen roepen, wetend dat zij door hun eigen spindoctors ex-post facto worden gelegitimeerd, of door hun achterban worden verschoond.

Pomerantsev komt dan ook niet met concrete oplossingen, maar wel met symptomen die iedere digitale burger moet kunnen herkennen. De zwakte van elke politieke misbruiker van digitale media ligt onmiskenbaar in de schaamlap van hun ‘Ideologie’. Zonder uitzondering bedienen zij zich van een nostalgisch beeld van een zwaar geromantiseerde glorieperiode uit de eigen geschiedenis. Make America Great Again, Haal Rusland van de Knieën en Herstel China’s wereldhegemonie na een ‘Eeuw der Vernederingen’. Voor iedere populist kan de lokale variant worden ingevuld, inclusief Nigel Farrage c.s., met zijn grandioze illusies over de terugkeer van het negentiende-eeuwse Groot-Brittannië of Thierry Baudets Avondlandsprookje.

Natuurlijk geloven deze cynische politici niet in hun eigen retoriek, maar zij hebben wel door dat het hun politiek gewin oplevert. Les 1 voor de kritische 21ste-eeuwse burger is dan ook te waken voor nostalgische narratieven. Als er uit dat vaatje wordt getapt, weet je zeker dat je op je hoede moet zijn.

Het tweede belangrijke wapen tegen de perverteerders van de realiteit is de realiteit zelf. Feiten negeer je ‘at your peril’. Feiten zijn soms onaangenaam, recalcitrant of doen pijn. Hun belangrijkste functie is echter dat op basis van feiten het beeld van de werkelijkheid effectief kan worden bijgesteld. Dat feitenloosheid in de politieke of sociale arena niet per definitie direct wordt afgestraft, doet niet af aan de zekerheid dat het erkennen van feiten, het accepteren van uitkomsten van experimenten, de werkzaamheid van technologie en de effectieve en ecologische verantwoorde beheersing van de natuur onmisbaar zijn voor de materiële instandhouding van de samenleving. Als het daar spaak loopt, knapt immers ieders bubbel. Om met wijlen Jan Schaefer te spreken: ‘In gelul kan je niet wonen.’

This is Not Propaganda voorziet in talloze voorbeelden uit de praktijk van de War against Reality. Het boek is journalistiek van het beste soort. Het signaleert vooral en laat oplossingen in het vage, anders dan dat de auteur een lans breekt voor brede belezenheid en de liefde als de ware bouwstenen voor een authentieke identiteit. 

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof.

pro-mbooks1 : athenaeum