Recensie: Het zesde zintuig van Annie Dillard

04 november 2020 , door Miriam Rasch
| |

Schrijven is kijken. Als je maar lang genoeg kijkt, komt er misschien iets van het mysterie in beeld. Schrijven is dat wat je ziet te boek stellen. De overvloed vastleggen, naar de titel van de verzameling essays van Annie Dillard (The Abundance, vertaald door Henny Corver), waarin de lezer deelgenoot wordt gemaakt van dat mysterie van het kijken. Analytische scherpte en extatische overgave gaan daarbij samen op.

Een posthumanistisch wezen

Annie Dillard, een van de grote levende Amerikaanse essayisten, werd bekend met Pelgrim langs Tinker Creek uit 1974, dat eerder dit jaar in vertaling verscheen en waaruit in De overvloed ook enkele stukken zijn opgenomen. De poëtische memoir verhaalt van haar verblijf middenin de wildernis van Virginia, maar vooral van de overdadige natuur die haar daar omringt. De verbinding tussen het graven in jezelf en het doorgronden van de planeet daarbuiten, en het aanschouwelijk maken van hoe die twee in elkaars verlengde liggen, komt ook in De overvloed terug.

Dillard is wetenschapper noch gelovige – tenminste niet van de standaard soorten. Ze lijkt de twee in zichzelf te versmelten, waardoor er een heel nieuw menstype ontstaat. Een soort posthumanistisch wezen, dat geen last heeft van grenzen tussen zelf en wereld of tussen religie en wetenschap. Iemand met een zesde zintuig als van een octopus die langs alle kanten openstaat naar de omringende werkelijkheid. Een denkend riet, zou je haar ook kunnen noemen, met een verwijzing naar de religieuze wiskundige Pascal.

Life Saver

Al lezende begrijp je wel dat de precisie waarmee Dillard waarneemt en dat wat ze ziet vervolgens in woorden weet te vangen, gepaard moet gaan met een vorm van zelfverlies. Een subliem voorbeeld is het essay ‘Totale zonsverduistering’. Samen met haar man reist Dillard naar de Yakima-vallei in de staat Washington om door een speciale bril te aanschouwen hoe de maan voor de zon schuift. Ze beklimmen met tal van anderen een heuvel, een gemoedelijk dagje uit. Maar dan gebeurt het – ‘het’ zijnde de totale zonsverduistering. Net als bij poëzie heeft het geen zin om na te vertellen hoe zij die overweldigende ervaring beschrijft, je moet het zelf ondergaan:

'Meteen was het donker als de nacht, op de grond en in de lucht. Aan de nachthemel stond een ijle ring van licht. Het gat waar de zon hoort is maar heel klein. Slechts een iele ring van licht markeerde zijn plek. Het was doodstil. Onze ogen verdroogden, onze aderen liepen leeg, onze longen zwegen. Er was geen wereld meer. Wij waren de doden van de wereld die rond- en rondwentelden, ingebed in de korst van de planeet, terwijl de aarde omlaag tolde.'

Het onnoemlijk kleine en onbevattelijk grote, het vluchtige en het eeuwigdurende gaan hand in hand. Na afloop drinken ze een kopje koffie en horen ze iemand de halo van de zon vergelijken met een Life Saver, een pepermuntje. De spijker op de kop, vindt zij, die net door het dodenrijk is gereisd en weer terug. Het tekent de droog humoristische, soms zelfs grove kant die ze ook kan hebben. De Life Saver, maar ook de Krabnevel die met meer dan een miljard kilometer per jaar uitdijt: beide dragen bij aan de verwerking van een haast psychedelische ervaring.

Dieper doordringen in het universum

Dillard maakte voor De overvloed zelf een selectie uit haar essayistische werk en droeg zorg voor de zorgvuldige compositie van de bundel, schrijft Marja Pruis in haar voorwoord. De essays stammen van de jaren zeventig tot aan 2002, maar staan niet in chronologische volgorde (het is jammer dat je die jaartallen er zelf bij moet zoeken). We beginnen middenin het grote avontuur van die zonsverduistering, het hallucinerende proza reist dan door de jungle van Ecuador en langs de weidse kusten van Alaska om via jeugdherinneringen en schrijvers-over-schrijven-stukken in rustiger vaarwater te komen.

Hoewel, rustig. De bundel sluit af met twee langere essays waarin Dillard haar historische zielsverwanten volgt, namelijk de poolreizigers van eeuwen her en Teilhard de Chardin, de priester-paleontoloog die in de eerste helft van de twintigste eeuw China en Mongolië doorkruiste. Dillard citeert Teilhard: ‘Zuiverheid is niet gelegen in afgescheiden zijn van het universum […] maar juist in dieper doordringen in het universum.’ En dan begrijp je opeens beter hoe het zit met die extatische eenwording met de natuur als van een mystica, die samengaat met een niet te remmen wil tot weten, haar hartstocht voor feiten, weetjes en details. Door beter naar de wereld te kijken en meer van haar bloot te leggen, of het diepe aardlagen zijn of juist de oppervlakte onder onze neus, en door dat alles zo helder mogelijk te verwoorden, wordt het mysterie niet verkleind maar juist vergroot.

Miriam Rasch studeerde literatuurwetenschap en filosofie en werkt als research coördinator bij de Willem de Kooning Academie. In 2017 verscheen haar essaybundel Zwemmen in de oceaan. Berichten uit een postdigitale wereld [fragment], eerder dit jaar verscheen Frictie [fragment]. Meer op Miriamrasch.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum