Recensie: Hoe God verdween uit Drenthe (en overal op het platteland)

03 november 2020 , door Pieter Hoexum
| |

Niets zo heerlijk tijdens deze coronacrisis als in een hutje op de Drentse hei te zitten – of daar over te fantaseren. Daar kun je in alle rust heerlijk lezen. Bijvoorbeeld in Walden van Thoreau? Nee! Neem liever de nieuwe Auke van der Woud mee, Het landschap en de mensen. Dat boek schudt je ruw maar verfrissend wakker, het laat je anders naar de heide en de bossen kijken, er anders over nadenken. Dat boek zegt tegen de lezer in dat hutje op de hei of in het Drentse bos: ‘Welkom in de moderniteit!’

N.B. We publiceerden eerder voor uit Koninkrijk vol sloppen en Pieter Hoexum besprak eerder De nieuwe mens.

Want ja, sinds kort verhuurt Staatsbosbeheer zogenaamde cabins, via de website cabiner.com: ‘Stel je voor, na een avontuurlijke wandeling door een prachtig  natuurgebied van Staatsbosbeheer, kom je aan bij een comfortabele cabin. Geheel ingericht om volledig tot rust te komen op een idyllische plek, met alleen het geruis van de bomen als afleiding.’ Maar hoe zijn we tot die idylle-met-een-website-en-tarief gekomen? Thoreau leert het je niet, Van der Woud maakt het duidelijk.

Beschavingsoffensief of kolonisatie?

Het landschap en de mensen is min of meer het derde deel van een trilogie. In het eerste deel, Een nieuwe wereld, beschreef Van der Woud hoe de westerse wereld na 1850 in een (tot dan toe) onvoorstelbare stroomversnelling kwam: méér mobiliteit, méér communicatie, méér productie, méér consumptie. En vooral: méér mensen. In De nieuwe mens beschrijft Van der Woud vervolgens hoe die ‘uitbarsting van energie’ samenging met een soort culturele omwenteling, een ware mentaliteitsverandering: er ontstond een nieuwe manier van doen en laten, van denken, van kijken…  een nieuwe cultuur: een grootstedelijke moderne cultuur.

 In dit nieuwe boek beschrijft Van der Woud hoe ook het platteland in de ban van de moderniteit kwam – hoe de stad naar het platteland kwam:

‘De moderne waarden en normen van de grote stad werden op het platteland verbreid en overgenomen; rationalisme, materialisme en nuttigheidsdenken veranderden het landschap en de mensen die er woonden.’

Dat klinkt eigenlijk best positief, alsof ook het platteland werd opgestoten in de vaart der volkeren. Alsof het een waar beschavingsoffensief was – of was het toch eerder kolonisatie, met alle negatieve connotatie die dat tegenwoordig (terecht!) heeft? De nadruk ligt op het laatste, dit boek vertelt grotendeels hoe het platteland van zijn ziel beroofd werd, hoe God niet alleen verdween uit Jorwerd, maar ook uit Drenthe en overal op het platteland.

Daverend slotakkoord

Over Van der Wouds vorige boek, De nieuwe mens, kon ik hier nog schrijven dat het ‘geen donderpreek’ was en dat hij ‘nergens een waarschuwend vingertje opsteekt’. In dat vorige boek toonde Van der Woud steeds de dubbelzinnigheid van de nieuwe, moderne cultuur: ‘de nieuwe cultuur bracht niet alleen vervreemding en andere sociaal-psychologisch onbehagen, maar ook vrolijkheid en vrijheid’.

In het ‘Woord vooraf’ van dit nieuwe boek is Van der Woud veel somberder en vooral veel directer. Afgaande op dat voorwoord vreesde ik zelfs even dat dit boek wel eens een daverend slotakkoord zou kunnen worden van de trilogie, in de vorm van een heuse donderpreek. Dit boek gaat over de veranderingen van het platteland tussen 1850 en 1940, maar in het voorwoord vertelt Van der Woud alvast waar het lang daarna in uitmondt, op welke ramp het uitloopt. In de tweede helft van de twintigste en begin eenentwintigste eeuw is het productief maken van het land uitgelopen op ‘roofbouw’: ‘Pesticiden en fijnstof waaien door het land. Het landschap wordt stedelijk en industrieel. Natuurgebieden fungeren als recreatieparken.’

Het lijkt er even op dat Van der Woud met dit boek vervolgens zal vertellen hoe het zover heeft kunnen komen. Dat doet hij ook wel, maar moralistisch wordt het gelukkig niet. Maar de soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Telkens blijkt het rijker, dubbelzinniger te zijn dan het op het eerste gezicht lijkt. De massale trek naar de stad die na 1870 bijvoorbeeld op gang kwam, was voor de meeste volksverhuizers zowel een verlies als een bevrijding: de oude vertrouwde gewoontes en gebruiken gingen verloren, maar daardoor kon men eigen keuzes maken, nieuwe kansen grijpen.

Werkverschaffing

Van der Woud bedrijft mentaliteitsgeschiedenis, maar dan wel ‘materialistisch’: het boek is zorgvuldig opgebouwd op talloze concrete voorbeelden en bronnen. Overigens heeft Van der Woud ook een scherp oog voor concrete mensen, zowel voor de bevlogen voorstanders van de modernisering, als de ‘slachtoffers’ daarvan.

In 1936 publiceerde W.J van Balen het boek Het werkende land. Opbouw van Nederland in moeilijke tijden. Van Balen had de ideale oplossing voor de massawerkloosheid die de grote steden in de jaren dertig teisterde: de arbeiders die sinds 1870 massaal naar de steden getrokken waren, vanwege de werkgelegenheid, moesten nu maar weer terug naar het platteland om daar bij wijze van werkverschaffing het platteland te ontginnen.

‘De sonore toon van Van Balen had een optimistische, tevreden, af en toe vrolijke klank. Hij zette de schijnwerper vol op de mooie kant van de werkverschaffing: door de werkverschaffing zullen we de ruimtelijke inrichting van Nederland enorm verbeteren.’

Twee jaar later publiceerde Van Balen nog De gulden spade, net zo monter van toon. Van der Woud:

De gulden spade laat de mannen niet zien die bij harde regen en wind op het veld achter een piepklein schuttinkje op de grond zaten te kleumen en daar urenlang wachtten totdat ze eindelijk weg mochten, want als ze het lef hadden om op eigen gelegenheid weg te lopen waren ze hun uitkering kwijt.’   

Staatsbosbeheer

In het eerste kwart van het boek zit ook de geschiedenis van drie grote spelers op het platteland: de Heidemij, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Hoezeer die instellingen ook verschilden in doelen en ideeën, met zijn drieën vormden ze een soort drietrapsraket.

Eerst werd geprobeerd van de woeste grond productieve landbouwgrond te maken. Als dat niet lukte, probeerde men er bosbouw te bedrijven. En toen zelfs dat niet goed ging, kon de overgebleven ‘natuur’ nog een ander doel dienen: een plek waar de moderne stedeling aangenaam kan verpozen.

Hoe wonderlijk het ook lijkt dat rationalisme, materialisme en nuttigheidsdenken heeft geleid tot ‘cabins’ in de ‘Drentse wildernis’, toch wordt precies dat met dit boek van Van der Woud volkomen inzichtelijk.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. In 2014 verscheen zijn boek Kleine filosofie van het rijtjeshuis [fragment] en onlangs kwam zijn Thuis. Filosofische verkenningen van het alledaagse uit [fragment]. Hij heeft ook een website: Pieterhoexum.wordpress.com.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum