Recensie: Leeshonger: Walter Benjamin over literatuur

10 maart 2020 , door Jerker Spits
| | |

Walter Benjamin was een van de meest veelzijdige denkers van de twintigste eeuw. In Twaalf essays over literatuur zijn literaire kritieken verzameld over Duitstalige, Franse en Russische schrijvers. Geen gemakkelijke kost, maar de lezer wordt rijk beloond door Benjamins grote kennis en meesterlijke pen.

N.B. Eerder besprak Jerker Spits Benjamins Kinderjaren in Berlijn en zijn Denkbeelden.

Van Brecht tot Valéry

Walter Benjamin (1892-1940) interpreteerde het leven van mensen in steden even scherpzinnig als film en fotografie en de poëzie van Charles Baudelaire. Beroemd is zijn beschouwing Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid, over de snelle en eenvoudige reproductie van kunst en het verlies van ‘aura’ dat hieruit voortvloeit. Ook schreef hij een aandoenlijk portret over de tijd van zijn jeugd: Kinderjaren in Berlijn. In zijn vrije tijd verzamelde hij zeldzame boeken en speelgoed. Hij stierf op de vlucht voor de nazi’s, waarschijnlijk door zelfmoord.

In Kritische portretten. Twaalf essays over literatuur zijn beschouwingen verzameld over het werk van onder meer Bertolt Brecht, Franz Kafka, Marcel Proust en Paul Valéry. Ze zijn vertaald door Jan Sietsma, die eerder het Charlotte Köhler Stipendium won met zijn vertaling van Friedrich Schlegels Athenaeum: fragmenten, essays en kritieken, een tekst uit de Duitse romantiek die tot op de dag van vandaag ons denken over schoonheid en stijl beïnvloedt.

Kritiek als kunstvorm

Benjamins essays zijn literaire kritiek van een bijzonder hoog niveau. Hij staat met zijn essays in de traditie van de Duitse kunstkritiek. Vanaf de Romantiek geldt de literaire kritiek in Duitsland niet als een aan de literatuur ondergeschikt schrijven. Het is een genre dat op gelijke hoogte staat met de literatuur. Pas de kritiek maakt het kunstwerk af en opent zijn betekenis. Zoals Benjamin schrijft:

‘Kritiseren is een sociale kunst. Aan het oordeel van de recensent heeft de gezonde lezer maling. Maar wat hij ten diepste waardeert, is de mooie onzin van het onuitgenodigd meedoen terwijl de ander leest. Om het boek op zo’n manier open te slaan dat het lonkt als een gedekte tafel waaraan we plaatsnemen met al onze ideeën, vragen, overtuigingen, eigenaardigheden, vooroordelen, gedachten, zodat de paar honderd lezers (zijn het er zoveel?) in dit gezelschap opgaan en het juist daarom goed hebben – dat is kritiek. Of althans de enige die de lezer hongerig maakt naar het boek.’

Het gaat dus niet om het beoordelen van een werk aan maatstaven die er vreemd aan zijn. Het gaat er Benjamin om het werk betekenis te geven en er een gesprek over te beginnen, vanuit de betekenis die de lezer aan het werk toekent. Pas de lezer maakt het werk af.

Rijke stijl

Benjamin lezen is niet makkelijk. Thijs Lijster wijst daar ook op in zijn inleiding, waarin hij stil staat bij schijnbare tegenstrijdigheden in Benjamins denken. Het is soms niet gemakkelijk om de schrijver te volgen in zijn ontrafeling van ‘het metafysisch materialisme van voigtiaanse en boechariaanse signatuur’ of ‘antropologisch materialisme’. Tegelijk schrijft Benjamin beeldend en is hij een groot stilist. Over het leven en werk van de Zwitser Gottfried Keller oordeelt hij: ‘Hij geloofde totaal niet dat er veel te zeggen viel, maar zijn schrijvende hand bevat een behoefte aan mededeelzaamheid die zijn mond niet kende.’ Of neem de opening van het essay over Proust:

‘De dertien delen van Marcel Prousts A la recherche du temps perdu zijn het resultaat van een niet te bedenken synthese, waarin de verzonkenheid van een mysticus, de kunst van een prozaïst, de verve van een satiricus, de eruditie van een geleerde en de bevangenheid van een monomaan zich tot een autobiografisch werk hebben samengevoegd.’

Benjamin is een meester in het leggen van verbanden, zoals tussen het Franse surrealisme aan het begin van de twintigste eeuw en de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Dostojevski’s Boze geesten bevat volgens Benjamin ‘een rechtvaardiging van het kwaad, die bepaalde motieven van het surrealisme pregnanter uitdrukt dan welke van zijn hedendaagse woordvoerders ook gelukt is’.

Twaalf essays over literatuur vraagt veel geduld van de lezer, en vertaler Jan Sietsma heeft knap werk verzet. Benjamin vertalen vraagt om kennis van filosofie, gevoel voor de stijl van de schrijver en een scherp oog voor verwijzingen naar andere denkers. Sietsma heeft Benjamin gelukkig niet makkelijker gemaakt dan hij is, maar de Nederlandse lezer wel toegang gegeven tot het werk. Net als met zijn eerdere vertaling van Schlegel laat Sietsma zien een goede gids te zijn door de Duitse literatuur en filosofie.

Jerker Spits is germanist.

pro-mbooks1 : athenaeum