Recensie: Poëzie hóéft niet maar het kán

05 november 2020 , door Daan Stoffelsen
| |

Waarom poëzie niet over alles kan gaan. Hoe poëzie kan helpen om jezelf te begrijpen. Waarom je het niet allemaal hoeft te begrijpen. Zo praktisch, zo geruststellend, zo clickbaiterig lekker geformuleerd is Ellen Deckwitz in haar geestige nieuwe boek Dit gaat niet over grasmaaien. Hoe lees je poëzie. Trouwe lezers van De Morgen en NRC kwamen haar columns ('Dichter bij Ellen' en 'Gedichten met Deckwitz') al wekelijks tegen. Het zijn korte en rijk geïllustreerde antwoorden op vragen die neerkwamen op 'Hoe lees je poëzie'. De hoofdstukken in dit boek zijn uitbreidingen daarvan, met nog meer poëzie, nog meer laconieke leesadviezen, nog meer onwillige neefjes en leerlingen.

'Nee, gast, natuurlijk niet'

Ik las in augustus 2006 voor een van de eerste afleveringen van de wekelijkse Revisor-leesrubriek Deckwitz' Olijven moet je leren lezen. Een cursus genieten van poëzie. Geestig en licht en een goede introductie van nieuwe dichters noemde ik dat toen. Datzelfde kun je over Grasmaaien zeggen. Ik herinner me deze passage uit 'Waarom je beter een hele bundel leest' ook uit de krant, toen moest ik ook onverwacht hardop lachen:

'"Maar moet ik elke bundel dan zo intens gaan lezen?" jammerde mijn neefje nadat ik een enthousiaste maar vooral ongevraagde monoloog over Vonkt had afgestoken. Nee, gast, natuurlijk niet. Het hóéft niet maar het kán, dat is het machtige. Net zoals je na het eten van een vijfgangendiner ook geen analyse hoeft te maken over de smaaklagen en in hoeverre de wijnen aansloten op de amuse. Niemand dwingt je, maar als je ervoor openstaat valt er gewoon zo veel meer te ontdekken.'

'Nee, gast, natuurlijk niet.' Deckwitz zit opeens in een andere toonsoort, 'dat is het machtige', en schakelt in de uitgebreide culinaire metafoor terug naar haar normale schrijftoon. Zo schakelt ze verderop in 'Hoe poëzie je een betere geliefde maakt' in een stuk over haar christelijke opvoeding weer naar een kwalificatie die zelfs in de NBV2021 niet zal terugkomen, dat ze 'na allerlei patriarchale en xenofobe passages opeens op Hooglied [stuitte], dat na al die oudtestamentische familieopstellingen je reinste softporno is'. Famielieopstellingen! Softporno!

Poëzielakmoesproef

Zoals ze in het ene hoofdstuk Marije Langelaar omhoogsteekt, doet ze dat hier met de Bijbel. En tegelijk verwoordt ze in die eerste passage heel kernachtig haar leespoëtica: alles mag, niets hoeft, maar poëzie is geweldig. En je vindt het op de gekste plaatsen. Deckwitz citeert heel breed, van Instapoets als Rupi Kaur en Warsan Shire tot Campert en Elsschot ('Het huwelijk', beste voorzitter) en Lodeizen en Vasalis, en heel veel dichters die nu nog werken aan hun oeuvre.

Haar selectie leeft, en zo'n 'handboek' is dan ook een mooi instapmodel voor boekhandels- en bibliotheekbezoek. Zelfs voor een redacteur van een literair tijdschrift, die blind vaart op zijn collega (lees Bernke Klein Zandvoorts nieuwe bundel!). Niet alleen door wat ze citeert, maar ook door bloemlezingen en bundels tegenover elkaar te zetten, en door een handreiking als deze, in 'Hoe vind ik poëzie die mij aanspreekt':

'Op basis van deze kennis bedacht ik mijn eigen poëzielakmoesproef. Als ik in een boekhandel kom, pak ik lukraak vijf bundels uit de kast. Als het eerste en laatste gedicht bevallen, sla ik de bundel op een willekeurige plek open. Intrigeert het vers dat ik daar aantref ook, dan ben ik verkocht.'

Verkocht!

Toegegeven: Deckwitz overtuigt me niet altijd, ze leest nog wel eens meer in een gedicht dan ik, maar ik hóéf dus ook niet alles te begrijpen. Die vrijheid, samen met de sterke analyses en de frisse toon, maakt dit het leukste verantwoorde poëziecadeau voor in de schoen van neven, nichten en leerlingen. En doe er dan meteen een bundel bij, je weet nu hoe je hem het beste uit de kast trekt.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, jurylid, recensent en hoofdredacteur van De Revisor.

pro-mbooks1 : athenaeum