Recensie: Van zwarte bladzijde naar witte vlek

31 augustus 2020 , door Bart van den Bosch
|

Naar aanleiding van het honderdjarige bestaan van de Salzburger Festspiele maakt de Duitse historicus Philipp Blom de balans op van onze huidige tijd. Zijn analyse, en daarin is hij op zijn zachtst gezegd niet de enige, is niet vrolijk. Blom constateert dat de existentiële crisis waarin velen zich wanen, niet meer te lijf gegaan kan worden met de taal en de verbeelding die ons ter beschikking staat. De afgekloven idiomen van het (post)-modernisme, het (neo)-liberalisme, en eigenlijk alle -ismen, zijn volgens hem ontoereikend om onze huidige post-factual, pandemische, opwarmende wereld van een hoopvolle zicht op toekomst te voorzien. Alleen een nieuw, identiteit- en betekenisverschaffend narratief kan wat Blom betreft de mens redden. De hamvraag is dan natuurlijk wel hoe dat verhaal eruit zou moeten zien en welke metaforen en welk idioom de mensheid zou kunnen verenigen en de ecologische apocalyps van onze planeet zou kunnen afwenden.

N.B. Eerder bespraken we en publiceerden we voor uit Een Italiaanse reis, bespraken we en publiceerden we voor uit Alleen de wolken, en brachten we fragmenten uit Wat er op het spel staat, De opstand van de natuur en Het verdorven genootschap.

Coping or non-coping?

Aangezien dit essay is geschreven ter gelegenheid van het jubileum van de Salzburger Festspiele verbaast het niet dat Blom zich voorneemt zijn cultuurkritische betoog vanuit de kunst te bekijken; de wereld als theater en podium. Historicus als hij is, gaat Blom op zoek naar voorbeelden hoe in het verleden naderende apocalypsen werden ervaren, beschreven, geduid en, al dan niet effectief, getemd. De zeventiende-eeuwse Spaanse priester/dichter Pedro Calderón is Bloms eerste getuige:

‘… wat gebeurt er als er een statische orde bestaat in een wereld die in een enorme stuip van verandering wild om zich heen slaat? Wat ontstaat er uit de botsing van de onweerstaanbare kracht en de onbeweeglijke hindernis?’

Calderóns coping-mechanisme, misschien weinig verrassend en zeker niet verwijtbaar, was dat van de innere Emigration. In een breder historisch kader analyseert Blom hoe er op de kleine ijstijd, die Europa tussen de vijftiende en negentiende eeuw trof, werd gereageerd. Hij constateert dat de aanvankelijke religieuze duiding (straf van God) van het verschijnsel een steeds minder zingevende en verklarende kracht had en gaandeweg werd vervangen door een empirisch, wetenschappelijk idioom dat wel met de klimatologische verandering uit de voeten kon. Op basis van dit nieuwe idioom – Bloms analyse is in grote mate schatplichtig aan Thomas Kuhns paradigmatheorie – slaagden Europeanen er in een moreel-religieuze vastloper om te zetten in het nieuwe wetenschappelijke, technologische, economische en politieke elan van de Verlichting.

Linguïstische Verelendung

De tragiek van paradigmawisselingen is dat taal en werkelijkheid niet meer op elkaar aansluiten, en dat een nieuw idioom (nog) niet voor handen is. Dit is het vacuüm, de Omega-fase, waarin onze 21ste-eeuwse beschaving volgens Blom verkeert. Hij haalt de Italiaanse marxist Antonio Gramsci (1891-1937) aan:

‘De crisis bestaat nu juist uit het feit dat het oude sterft en het nieuwe nog niet ter wereld kan komen. In dat interregnum komt het tot zeer verschillende ziekteverschijnselen.’

Deze ziekteverschijnselen zijn voor iedereen herkenbaar: paniek, propaganda, nepnieuws en complottheorieën. Allemaal doen ze wat Blom betreft niets onder voor de heksenvervolgingen, flagellanten en pauselijke bullen uit de zestiende eeuw. De knee-jerk reactie die alle Omega-fases kenmerkt is dat alle zogenaamde oplossingen per definitie worden bedacht, verwoord en verbeeld in het afbrokkelende idioom van het versteende paradigma; er is geen concept meer voor een kwalitatief andere toekomst.

Oorlog tegen de toekomst

Blom inventariseert de stand van zaken: stijgende zeespiegels, dooiende permafrost, op hol geslagen consumptie, door commercie opgedrongen identiteiten; de lijst met narigheid is eindeloos. Gekoppeld aan het struisvogeloptimisme van de technocraten en de heilige status van economische groei en innovatie is de situatie feitelijk hopeloos. Onderbouwde contra-indicatoren die wijzen op afnemende kindersterfte, hogere levensverwachting, afname van honger en oorlog, worden door Blom, verwijzend naar Voltaire’s Doctor Pangloss en de filosoof Leibniz – ‘Statistisch is dit de beste van alle werelden die er ooit zijn geweest’ - afgedaan als irrelevant in vergelijking tot de rampspoed waar de mensheid nu al aan onderhevig is en die nog vele malen erger zal worden.

Als kers op deze apocalypische taart beredeneert Blom dat onze biologische en technologische evolutie zo ver uit de pas zijn gaan lopen dat iedere mogelijkheid tot verlossing uitgesloten is. De mensheid is als een koppig kind met een doorgeladen kalasjnikov.

Is er dan echt helemaal geen hoop meer?

‘Zijn er wel beschikbare alternatieven voor die wereld van borrelende excessen? Zijn die maakbaar, ja, kunnen ze eigenlijk wel bedacht worden zonder in de afschuwelijke naïviteit van de verlichte utopisten terug te vallen?’

Na alle ellende en hopeloosheid belandt Blom dan toch bij de hamvraag. De paradox is dat hij de vraag wel kan stellen, hem zelfs bevestigend kan beantwoorden, maar er, gevangen als hij is in het gefaalde idioom, geen betekenisvolle inhoud aan kan geven. Blom kan de zwarte bladzijde wel omdraaien, maar staart vervolgens naar een witte vlek, daar waar het nieuwe narratief geschreven zou moeten zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich moet beroepen op de filosofische superglue zoals we die van Adam Smiths Invisible Hand, Hegels List der Vernunft, of Marx’ Historisch Materialisme kennen.

Blom kan alleen vertrouwen op het historisch proces waarvan hij constateert dat dat elke keer weer de naderende ondergang weet te vermijden. Telkens dient zich een nieuw paradigma aan dat er in slaagt taal, verbeelding en werkelijkheid zodanig aan elkaar te verbinden dat de mensheid het weer een tijdje kan uitzingen. Het nieuwe idioom moet noodzakelijkerwijs opborrelen uit die maatschappelijke regionen waar het zinkende paradigma relatief weinig grip had. Daar, in de antithese van het establishment, ligt de verlossing. Het is de kunst die de band tussen taal, beeldvorming, klank en werkelijkheid moet herstellen. Dit moet dan wel kunst zijn die niet opgeslokt is door rendementsdenken en Sotheby’s.

Bloms route weg van de afgrond blijkt ondanks alles toch de Verlichting, maar dan wel de brede variant en niet Rousseaus rationeel-technologische reductie ervan. Een ambiteuzere, consequentere – in Jonathan Israels termen een radicale – Verlichting heeft alles in zich een nieuw, betekenisvol idioom voor de toekomst te formuleren, zeker wanneer het in slaagt de identiteitsverschaffende kracht van de Romantiek van zijn metafysische lading te ontdoen en daarmee in symbiose te gaan. De Nieuwe Mens die dit zou moeten opleveren, wordt door Blom als volgt omschreven:

‘Een poreus, door verschillende verbindingen doortrokken lichaam, een bewustzijn dat op instabiele hormonen en duizenden verhalen drijft en af en toe tot rationele beslissingen in staat is, een immense rijkdom aan schoonheid en zin, zij het vanuit een zuiver narcistisch perspectief, de mens een organisme dat op een wereldtoneel met zijnsgelijken communiceert en universeel kan dromen, maar steeds plaatselijk geaard is, een stofje in de wereld, zoals Hamlet al zei.’

Blom sluit niet uit dat het, in de totstandkoming van de Nieuwe Mens, belangrijk zou kunnen zijn naar de eeuwenoude mythologieën van de mens terug te grijpen. Met name de Gaia-hypothese (het idee dat de aarde en alles daarop als één groot onderling afhankelijk organisme beschouwd moet worden) biedt perspectief. Uiteindelijk wordt de strijd om de toekomst gewonnen door het doeltreffendste verhaal, waarbij Blom de criteria voor doeltreffendheid in het vage houdt. Verwijst hij naar doeltreffend in de zin van het behoud van de aarde en de mensheid en is een eco-dictator noodzakelijk, of is het narratief dat de sterkst mobiliserende kracht heeft het meest doeltreffend? Misschien sluit het een het ander niet uit.

Corona en de aardbeving van Lissabon

In een addendum neemt Blom de huidige Covid-19-crisis in zijn analyse mee. Als verlichtingsaanhanger tegen wil en dank, onderkent Blom dat de aardbeving van Lissabon in 1755 een enorm katalyserende kracht had voor het Verlichtingsparadigma; het gaf daaraan een beslissend momentum. Deze gebeurtenis hechtte zich vast in het collectieve contemporaine geheugen en ver daarna. Gedeelde trauma’s hebben een enorm grote narratieve kracht; het trauma van de Tweede Wereldoorlog vertaalde zich bijvoorbeeld naar het narratief van de Europese eenheid. De vraag is of het gedeelde trauma van de Coronacrisis, de geestbeving in Bloms woorden, een vergelijkbaar effect zou kunnen hebben. In een wereldgemeenschap die in allerlei opzichten op zijn laatste benen loopt, zou Corona een laatste zet kunnen geven om tot een gedeelde duiding van de crisis en op basis daarvan tot een gedeelde globale identiteit te komen waar iedere wereldburger, ondanks al zijn individualiteit zich in kan herkennen.

Of dat gaat gebeuren, valt natuurlijk te bezien. Blom schetst Het grote wereldtoneel een inktzwart beeld van heden en toekomst. Dat dit deels een retorisch stijlmiddel is en past bij het essayistisch karakter van het boek, neemt niet weg dat de lijnen soms wel erg grof worden neergezet, dat de onderbouwing van zijn argumenten hier en daar wel erg dun is en dat de toonzetting soms wel heel hijgerig is.

Niettemin voorziet Blom met dit boek in een behoefte voor iedereen die zich zorgen maakt over de vraag waar het heen moet met de wereld. Hoewel de lezer halverwege de tekst de indruk krijgt dat de auteur zich definitief in een hoek heeft geschilderd, kruipt Blom daar toch weer uit met zijn pleidooi voor een Verlichtingsidioom 2.0. Uiteindelijk is Bloms verhaal hoopgevend en is zijn constatering dat de krachten van de regeneratie van de mensheid al onder de oppervlakte borrelen aannemelijk. Het wachten is op het uitbarsten van de vulkaan.

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof.

pro-mbooks1 : athenaeum