Recensie: Waarom Deborah Levy schrijft, deel één

19 oktober 2020 , door Sonja Schulte
| | | |

De nieuwe van romancier Deborah Levy (tweemaal genomineerd voor de Booker Prize) is een essaybundel. Dingen die ik niet wil weten (Things I Don't Want to Know, vertaald door Astrid Huisman en Roos van de Wardt) bevat vier autobiografische essays en die gaan ondanks de titel genoeg over dingen die de schrijver schijnbaar niet onder ogen wil zien. Levy wilde een reactie schrijven op een essay van George Orwell uit 1946, getiteld ‘Waarom ik schrijf’ en dat doet zij in drie essaybundels, waarvan deze de eerste is: een bedrieglijk simpel boek met een heel eigen toon.

N.B.  Het tweede deel, De prijs van het bestaan, verschijnt op 10 november. Lees op Athenaeum.nl fragmenten uit De man die alles zag en Warme melk (shortlist Booker Prize 2016). Vertalers Astrid Huisman en Roos van de Wardt lichtten voor ons ook dat laatste boek toe.

Reizen in tijd en over de wereld

Levy deelde de vier essays in volgens de vier categorieën die Orwell in zijn essay naar voren brengt, en nam ze ook als titels: ‘Puur egoïsme’, Esthetisch enthousiasme’, ‘Historische drijfveren’ en ‘Politieke doeleinden’. Levy heeft de volgorde verschoven om die aan te laten sluiten bij de chronologie van haar leven. Zo past wie ze in het eerste essay is, een volwassen vrouw die impulsief naar Mallorca vlucht, voor haar het best bij ‘Politieke doeleinden’, de categorie die Orwell juist als laatste noemt. Het eerste en laatste essay sluiten op elkaar aan en maken van de bundel een cirkel. Waar ‘Politieke doeleinden’ stokt, komen flashbacks uit haar prille jeugd in Zuid-Afrika (‘Historische drijfveren’) tevoorschijn, waarna ze verder vertelt over haar adolescentie in ballingschap in Engeland (‘Puur egoïsme’) en vervolgens is ze waar ze was, terug op Mallorca, in gesprek in een restaurant (‘Esthetisch enthousiasme’). Heen en weer gaan in de tijd gaat bij Levy automatisch samen met reizen over de gehele wereld.

Zware ondertoon

De toon die Levy aanslaat is vrij bijzonder. Hij ligt op de rand van paniek, maar dat weet ze heel goed te verbergen - beter gezegd, dat weet ze professioneel onder een laag van informatie te stoppen. Daarbij is ze vrij spottend over haarzelf, zonder zich naar beneden te halen. Die combinatie is spannend en interessant. Ze schrijft in korte zinnen, alsof ze hardop nadenkend naast je zit,  je een verhaal vertelt waarvan ze zich stukje bij beetje herinnert. Op momenten dat ze niet vertelt, of zich een vraag stelt, maar waar ze even de realiteit van dat moment tussendoor beschrijft is het meteen weer duidelijk hoe slepend en moeizaam zij het leven eigenlijk op dat moment ervaart:

‘Drie dagen later ritste ik de hoes van mijn gloednieuwe laptop dicht en zat ik in stoel 22C aan het gangpad op weg naar Palma, Mallorca. Toen we opstegen realiseerde ik me dat gestrand zijn tussen de aarde en de lucht wel iets weghad van op een roltrap staan. De man die de pech had naast een huilende vrouw te zitten zag eruit alsof hij ooit in het leger had gezeten en zijn dagen nu languit op het strand sleet.’

Zo nodigt deze slimme en grappige beschrijving van een vliegtuigbuurman ons tegelijkertijd uit om over de bijzin waarin ze haar ellendige zelf beschrijft, heen te lezen, en die toch min of meer onbewust te registreren. Ze neemt ons mee in haar toestand, alsof ze wil dat haar ellende op de achtergrond ook in ons achterhoofd terecht komt en een soort zware ondertoon vormt bij de heldere, schijnbaar lichte dingen die ze op de voorgrond lijkt te vertellen.

Cirkels

Zodra ze het antwoord gaat onderzoeken op die vraag waarom ze schrijft, lijkt ze er namelijk achter te komen dat ze dit heus wel weet, alleen het zich niet kan veroorloven om het bewust te weten - er liggen allerlei pijnlijke herinneringen aan ten grondslag. Ook komt ze onherroepelijk uit op het gegeven dat het antwoord voor een vrouw op die vraag heel anders is dan voor een man. Moet ze dat nou allemaal gaan onderzoeken? Ze lijkt nog niet zoveel zin in die confrontatie te hebben, eerder cirkelt ze er in dit eerste deel omheen.

Die cirkels zijn desondanks onderhoudend en we kunnen natuurlijk een poging doen daarin alvast iets te ontwaren. Wat wil ze niet weten? Dat zij een moeder is die aan de rand van het schoolplein merkt dat ze de taal die bij haar groepje moeders hoort, het gegoede rijke groepje, dat over slaapjes en burpjes en voetjes en stapjes praat, onuitstaanbaar vindt? Dat ze zich veel liever aansluit bij de groep aan de overkant, die in trainingspakken en met geblondeerd haar hun kroost van alles toesnauwt in volwassen bewoordingen? Dat ze niet hoort bij de lieve zwarte bediendes van haar moeder en haar tante, dat ze zich een indringer voelt in Zuid-Afrika en ze beter geen wit kind kan zijn, dat ze beter weg kan gaan? Dat ze in ballingschap in Engeland vervolgens lijdt aan heimwee en wordt uitgelachen om de rare woorden die ze gebruikt?

Identiteit

In het derde essay komt Levy het dichtst bij het antwoord op Orwells essayvraag. Als vijftienjarige in een Engelse caff ontdekt ze een ontsnappingsidentiteit, eentje die overal op de wereld uitgevoerd opgevoerd kan worden; die van de schrijver. Het enige wat ze vooralsnog doet is servetjes beschrijven in een café en ze heeft geen idee waarover, maar ze weet dat ze beet heeft. Je zou kunnen zeggen dat ze daarin eindelijk een land heeft gevonden waar ze thuishoort, een identiteit die klopt, maar dat benoemt ze, nu ze dit ongeveer dertig jaar later beschrijft, zelf niet zo sterk. Ze aarzelt nog, als professioneel essayist en als mens, dat vast te pinnen.

In Dingen die ik niet wil weten proef je naast die hoofdvraag heel duidelijk een schrijver die heeft gemaakt wat ze kon maken (de boeken die er zijn gekomen zijn wellicht niet de boeken die bijvoorbeeld die adolescent in dat café had verwacht), en die nu een naschrift voor haar eigen oeuvre schrijft. Levy lardeert dit naschrift met zintuiglijke beschrijvingen, anekdotes over de mensen die ze ontmoet en eerlijke, menselijke, haast kinderlijke overpeinzingen. Haar verschillende thuislanden beschrijft ze aan de hand van de mensen die erin wonen praten, wat ze eten, hoe koud of warm hun huizen zijn. Haar beschrijving van mensen, incluis haarzelf, is levendig en eerlijk.

Dingen die ik niet wil weten is een van die bedrieglijke boeken die simpel zijn en niet heel diep lijken tot je merkt dat je er al afwassend of wandelend steeds weer over nadenkt. Levy’s eerste autobiografische essaybundel is een prettig boek dat de lezer rustig mee laat kijken met een schrijver die begint te onderzoeken wat ze nou eigenlijk de afgelopen vijftig jaar precies heeft gedaan, en ja, waarom eigenlijk.

Sonja Schulte is kunsthistoricus en schrijver van essays, reisverhalen en toneel.

pro-mbooks1 : athenaeum