Recensie: Boven in de convectiegrenslaag

24 februari 2021 , door Daan Stoffelsen
| |

Is het alweer zeven jaar geleden dat Helen Macdonalds De H is voor Havik verscheen? Die indrukwekkende memoir over rouw, de natuurschrijver en romancier T.H. White en het trainen van een havik werd bekroond met de Samuel Johnson Prize en Costa Book Award. In de tussentijd heeft Macdonald doorgeschreven, korte en lange essays voor onder andere The New York Times Magazine en The New Statesman, en nu zijn die gebundeld als Schemervluchten (Vesper Flights, vertaald door Joris Vermeulen en Nico Groen). Het is een wijd uitwaaierend boek over de natuur in het algemeen en volgens in het bijzonder, dat glanst van empathie, observatievermogen, humor, inzicht, maatschappelijke betrokkenheid en een fijne stijl.

N.B. Lees ook de vertalerstoelichting door Vermeulen en Groen bij het boek, en een fragment uit Schemervluchten. En een fragment uit De H is van Havik.

Miljoenen zielen op zoek naar veiligheid

Bundelen werkt niet altijd voor los gepubliceerde essays of korte verhalen; actualiteit is vluchtig, onderwerpen botsen en kwaliteit varieert nogal eens. In Schemervluchten staan bijvoorbeeld zulke uiteenlopende stukken als een anekdote over de ontmoeting tussen Macdonalds papegaai en een autistische jongen en een reportage over de Zuid-Amerikaanse hoogvlakten waar het buitenaards-levenonderzoeksprogramma SETI onderzoek doet naar leven zoals dat op Mars zou kunnen zijn geweest. Maar daartegenover staat vaak dat een schrijver vaste interesses heeft (vogels! het klimaat!) en een eigen perspectief (een persoonlijke ervaring is meestal Macdonalds uitgangspunt), en een constante kwaliteit levert. In tegenstelling tot Teju Cole (in een bundeling met net zo'n karakter, Vertrouwde en vreemde dingen [onze recensie | excerptfragment | vertalerstoelichting]) ordent Macdonald haar stukken niet thematisch. Toch klopt de volgorde. Ze verbindt de migratie van kraanvogels in Hongarije met die van de vluchtelingen, de natuur met de mensenwereld, in het essay 'De menselijke zwerm', en besluit:

‘Met angst in ons lijf zijn we allemaal spreeuwen, een vlucht, een zwerm van miljoenen zielen die op zoek zijn naar veiligheid. Ik ben dol op zwermen, niet alleen vanwege de biologische rijkdom, maar ook omdat ze me ertoe brengen om gelijkenissen te ontwaren in het buitenissige, omdat de chaos ervan bij nadere beschouwing verandert in individuen en kleine groepen familieleden die naar basale behoeften verlangen: geen angst kennen, eten, een veilige slaapplek.’

Om vervolgens in een nieuw stuk de ontmoeting met een asielzoeker te beschrijven. Die betrokkenheid met de grotere wereld keert meermalen terug: Macdonald onderzoekt typisch Britse natuurtradities tegen de achtergrond van Brexit en stelt vast hoe de wielewaal uit Groot-Brittannië verdwijnt: ‘We hadden ze nooit als immigranten beschouwd; dit was geen verdwaalde kolonie. We hadden ze beschouwd als oorspronkelijke bewoners die waren teruggekeerd en koesterden hun voet tussen de deur in onze tijd.’ Ze verbindt de onkenbaarheid en het daaruitvolgende fatalisme rond haar eigen migraine en menstruatie met die rond klimaatproblematiek, om (naar mijn mening iets té) hoopvol te eindigen - en door haar uitgangspunt geeft ze de natuurliteratuur een nieuwe invalshoek. Een vrouwelijke, durf ik te zeggen, in een deel van de literatuur dat gedomineerd wordt door mannen.

(Corrigeer me alsjeblieft, maar natuurschrijvers op de Britse eilanden? Dan denk ik aan mannen als James Rebanks, John Lewis-Stempel, en natuurlijk Robert Macfarlane. Hier in Nederland werd de Jan Wolkersprijs in acht jaar maar tweemaal aan een vrouw toegekend. Niet voor niets maakten we drie jaar geleden een lijstje 'Tienmaal natuur in de literatuur - door schrijfsters'.)

Een vreemd soort kameraadschap

Maar meer dan sec feminien is haar insteek essayistisch, persoonlijk te noemen: ze begint klein en toont daarin de wereld. Ze laat de kleine wereld van de natuurvorser zien, de intieme verwondering, haar diepe betrokkenheid bij dierenlevens. ‘Daar aan die winterse rivieroever was een zwaan naar me toegekomen die me een vreemd soort kameraadschap bood, net toen ik dacht dat ik me alleen maar eenzaam kon voelen,’ schrijft ze over een ontmoeting, en vervolgens bij het zien van een trekkende zwanensoort: ‘En wat me nu troost, nu ik kijk naar deze noordelijke zwanen in onze tijd van eigen volk eerst, is dat ze zich zo overduidelijk thuis voelen.’ Telkens weet ze haar observaties met warmte over te brengen, en juist in deze vroege lente werkt dat aanstekelijk, verruimt het je blik.

Het mooist doet ze dat mijns inziens in het titelessay, waarin ze de magie van de gierzwaluw beschrijft. Bewijst, moet ik zeggen, want ze overtuigt. De gierzwaluw raakt nooit de grond, hij eet, drinkt, paart en slaapt in volle vlucht. Het is een vogel bovenal die tweemaal daags, in de schemering, tot wel tweeënhalve kilometer hoogte vliegt om zich te oriënteren op temperatuur en windsnelheid en -richting. Bizar. En vervolgens zijn inzichten middelt met die van de andere zwaluwen om hem heen. In dat essay is Macdonald zelf ook aanwezig, als observator, maar ook als een dier dat zich bezighoudt met aard- en luchtlagen zoals dit dier, en ze weet dat heel mooi te verbinden.

‘Door mijn overpeinzingen over gierzwaluwen ben ik beter gaan nadenken over de manier waarop ik met tegenslagen omga. Als kind troostte ik me met de gedachte aan die almaar hogere luchtlagen; later zocht ik dekking in de gefluisterde opnamen van fictie. We hebben allemaal onze afweermechanismen. [...] Ons leven houdt ons overeind, evenals onze interesses en alle zelfgekozen manieren om ons te troosten. Maar we hebben meer nodig dan dat, want anders kunnen we niet bepalen welke kant we op moeten.
Gierzwaluwen vliegen niet altijd op duizelingwekkende hoogte boven in de convectiegrenslaag; meestal bevinden ze zich in de zware, roerige lucht eronder. Daar eten ze, paren ze, wassen ze zich, drinken ze, daar zíjn ze. Maar om iets te weten te komen over de belangrijke zaken die hun leven zullen beïnvloeden, moeten ze hoger vliegen, zodat ze het geheel kunnen overzien, en daar communiceren ze met andere gierzwaluwen over de hogere krachten die hun wereld bepalen.’

Gierzwaluwen, die gun je je mensenmaatschappij, schrijft Macdonald, mensen die het overzicht houden. Ik denk dat Macdonald dat politiek bedoelt, maar ik denk ook aan haarzelf, als een schrijfster die verre en kleine natuur naar ons toehaalt, en ons een kijkje gunt in de grotere wereld. Een auteur om te koesteren.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en hoofdredacteur van De Revisor. En beginnend vogelaar.

pro-mbooks1 : athenaeum