Recensie: De Jan Wolkersprijs 2021: paradoxa en onderkruipsels

22 oktober 2021 , door Daan Stoffelsen
| | | | | | | |

De meest veelvormige 'literaire' prijs die ons land kent, bekroonde al eens een fantastische roman, een geweldig jeugdboek, boeken over vogels, bloemen en insecten, bomen, wolven. Maar welk boek krijgt de Jan Wolkersprijs 2021 toegekend? Ik las het fantasierijke Terra Ultima van Raoul Deleo (en Noah J. Stern), het interessante en prachtige De ontdekking van de natuur van Hans Mulder, het leerzame De onderwereld van de tuin van Romke van de Kaa, de geestige Biografie van een vlieg van Jaap Robben en het observerende en filosoferende De Poel van Pauline de Bok - en woog hun kansen. Beeld speelt daarbij een rol, maar ook fantasie, het oog voor paradoxa en het paradoxale, voor het groteske en de onderkruipsels.

N.B. De winnaar werd zondag 24 oktober bekendgemaakt bij Vroege Vogels, waarin ook bijna alle auteurs geïnterviewd werden: De Bok, DeleoMulder, Robben. Update: De winnaar is Hans Mulder met De ontdekking van de natuur, 'een nieuwe klassieker'! 'Mulder is een rasverteller en weet de lezer een boek lang bij de les te houden, geholpen door vleugjes ironie en een riante verzameling illustraties en klassieke prenten,' zegt de jury. Hij 'schrijft toegankelijk en weet de lezer zo een boek lang bij de les te houden – geholpen door vleugjes ironie en een riante verzameling illustraties en klassieke prenten'. Lees op Athenaeum.nl ook een fragment uit De ontdekking van de natuur.

Paradoxa: de dieren waar Linnaeus vraagtekens bij had

In 2017 en 2018 exposeerde illustrator (en ontdekkingsreiziger) Raoul Deleo in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam en Gallery Unlimited een reeks dierenbeelden onder de naam Terra Ultima, fabelachtige dieren van een onbekend continent. Fabelachtige dieren, niet fabeldieren - Deleo sluit desgevraagd uit dat ze verzonnen zijn. Ze zijn prachtig, getooid met de schattige ogen die veel gewonere dieren in Het kerstfeest der dieren (2012) al hadden, en bijzonder. De favoriet in ons gezin is de Phoenicopterus Cervocephalus, het Flamingohert, hoewel de Coccinellursus Hexapedus, het Zespotig lieveheersbeestje, het ook goed doet. Persoonlijk vind ik de Penguilagus Pseudopticus, het Konijguïn, de knapste.

Deleo's dieren zijn wonderlijke combinaties, en zijn avonturen, beschreven door Stern, zijn fantastisch: zo'n ontdekkingsreiziger zouden wij ook wel willen zijn. De vorm van het boek, met grote platen en levensechte tekeningen van parafernalia, doet heel authentiek aan als een mix van een avonturiersboek en een natuurhistorisch platenboek.

Zijn dieren zijn 'paradoxa', leren we in De ontdekking van de natuur, althans in Linnaeus' systeem, dieren waarbij hij vraagtekens had, zoals de eenhoorn en de draak. In twintig populair-wetenschappelijke essays introduceert Hans Mulder, bibliothecaris in de Artis Bibliotheek, de natuurwetenschappers van weleer, van de vroegste nieuwsgierigen tot de systeembouwers als Linnaeus en uiteindelijk Darwin. Dat doet hij met een prettige toon:

'De eerste reis die succesvol zou zijn, was die van Ferdinand Magellaan. Ofschoon "succesvol" misschien een beetje optimistisch is geformuleerd.'

Slechts een van de vijf schepen en een tiende van de manschappen keerde namelijk terug (vergelijkbaar met de expeditie in Gustaaf Peeks A.D.). Mulder paart die persoonlijke toon aan een fabelachtige kennis, zowel historisch als boek- en natuurwetenschappelijk, en verbindt ze aan de prachtige platen die op groot formaat afgedrukt zijn. Af en toe val ik over een wat minder soepele formulering ('ofschoon', of een formulering als 'beiden werden verliefd' - op elkaar, neem je aan, maar dat staat er niet) maar meestal neemt Mulder me mee in zijn enthousiasme en eigen theorieën. Heeft Peter de Grote zijn snorretje afgekeken bij Antoni van Leeuwenhoek? (Nee. Maar hij lijkt wel op een plaat in Jan Veltens Wonderen der Natuur (1695-1709) te staan, een wonder van naïeve kunst avant la lettre an sich.)

Hoe lang leeft een vlieg en hoe ziet het leven onder de grond eruit?

Een andere term die beklijft uit Mulders boek is die van 'onderkruipsels', de kleinste dieren die lange tijd geacht werden uit levenloze materie te zijn ontstaan. Vliegen bijvoorbeeld. En laat nu net een vlieg tot leven gebracht te zijn door Jaap Robben en illustrator Paul Faassen in Biografie van een vlieg. Dat verhaal hing, verdeeld over abri-posters, al eerder in Nijmegen, later in Arnhem en Tilburg en inmiddels in Sheffield (in de vertaling van David Doherty).

In het (ook al!) voorbeeldig vormgegeven boekje gaan woord en beeld prachtig samen. Faassen zoomt in en uit, geeft met slechts zwart, wit en blauw de leeghoofdige vlieg Poepvoetjes en zijn mopperige vriend de buizerd karakter. Robben schrijft zinnen als 'Een vlieg wordt niet geboren, een vlieg wordt wakker ergens middenin zijn leven.' En, bij het paren: 'Zijn hersentjes vulden zich met een vuurwerk van wit licht. Toen was er niets, een eindeloos vliegen dat nog geen tel duurde.' Het is geestig, en triest - want 23 dagen is niet lang voor een leven, of voor een vriendschap - en eindigt ontroerend.

Maar dan Romke van de Kaa! 'Ik zou liegen als ik zei dat ik van [alle vliegende insecten] evenveel houd. Ik heb een hekel aan vliegen.' In een even persoonlijk als informatief boek pakt Van de Kaa alle onderkruipsels van de minieme archaea tot mollen op. Zijn zinnen zijn functioneel, bij voorkeur kort, en zijn inzet is zo samen te vatten:

'Vroeger wilde ik ontdekkingsreiziger worden. Wie niet, trouwens. [...] [Maar] voor ontdekkingen moet je tegenwoordig niet op reis. Je hoeft er alleen maar een gat in je tuin voor te graven.'

Dat leven loopt namelijk in de miljarden. Van de Kaa neemt in De onderwereld van de tuin de wetenschappelijke inzichten door van de laatste decennia voor juist dat deel van de natuur. Die helpen bij vragen als 'Waarom is een pruimenboom hier in blakende gezondheid en gaat hij 2 meter verderop dood? En waaraan? Waarom is organische mest beter dan anorganische? En is dit eigenlijk wel zo?' Praktisch op een populair-wetenschappelijk niveau, kortom, in overzichtelijke, met foto's geïllustreerde hoofdstukjes.

Een ontwapenend oog voor de natuur

De natuur is groot, de natuur is klein, maar hoe is alles samen? Die grote vraag heeft Van de Kaa in stukjes opgeknipt, en hij heeft de wasberen en damherten er maar buiten gelaten. Mulder geeft een indruk via de platen van de natuurwetenschappers van weleer. En Pauline de Bok benadert de ervaring en de analyse het dichtst in het literairste boek op de shortlist. De schrijver, vertaler en jager woont een deel van het jaar in Mecklenburg-Vorpommern, in een verbouwde koeienstal. De Bok leefde voor dit boek anderhalf jaar bijna aaneengesloten in een idylle, al staat het ijs soms op haar winterdekens en zitten er muizen in haar voorraad. Ze leeft buiten, met de kraanvogels, een ooievaar, wasberen, damherten en dassen, de zwaluwen nestelen een verdieping hoger, er bloeit en groeit van alles.

'Als tuimelmannetjes buigen [de kraanvogels] voorover op hun lange antracietkleurige stelten, en ze pikken met hun sterke, spits toelopende snavels in de bodem. Nee, zie ik van heel dichtbij door mijn kijker glurend, het is meer hakken wat ze doen, hun lange dunne nekken moeten wonderlijk sterk zijn, en dan hebben ze beet, gooien hun buit met korte achterwaartse rukjes van hun kop verder door hun snavel tot in hun keel, net of ze pinda's naar binnen gooien. Maar wat ze verschalken kan ik niet zien.
Bij het veldweggetje beweegt ook iets: het zijn de blonde hazin en haar rammelaar weer, onafscheidelijk deze lente, ik smelt en voel me een sentimentele onnozelaar. Als ik aanstalten maak om nog even koffie te zetten, komt de ooievaar aangewiekt. Mijn hoop laait weer op.'

Ze heeft een ontwapenend oog voor de natuur om haar heen, en staat - menig natuurliefhebber zal het herkennen - continu stil, luistert, observeert. Maar waarom blijft de poel droog?

De poel! Die moet de rode draad zijn in dit uitwaaierende boek (maar ze is dus snel afgeleid), een plek waar veel leven was - tot de droogte kwam, door het veranderende klimaat - en waar De Bok het liefst wil helpen. Hoever kan ze, mag ze ingrijpen om het systeem om haar heen voor meer dieren en planten aantrekkelijk te houden? Haar twijfels zijn gegrond en uitstekend verwoord, want hier heersen niet de paradoxa maar de tegenstrijdigheden die eigen zijn aan het leven.

Moet ze de gevangen wasbeer, een exoot die alles opvreet, executeren? Überhaupt: wanneer is jagen geoorloofd? Moet de boer nog mais telen op haar zestig hectare voor bio-energie, hoeveel gif mag? Moet De Bok water sproeien? Moet ze wieden en snoeien? Mag ze plastic gebruiken? Moeten bomen met letterzetters gerooid worden? Zijn mensen net zozeer dier als andere dieren? Ze schudt haar 'hoofd om [haar] taaie neiging van elk beest meteen weer een individu te maken met een eigen verhaal'. Terwijl een veelheid aan dier- en plantensoorten langskomt, raakt De Bok bijna alle grote onderwerpen aan die andere soorten betreffen. En anders dan De Kaa heeft ze niet de antwoorden, regelmatig merkt ze op: 'Weer snapte ik niet wat ik zag.'

Wie moet de Jan Wolkersprijs 2021 winnen?

De poel is minder gedreven en gericht dan Buit, het boek over hoe ze jager werd. Maar het enige boek op de Jan Wolkersprijs-shortlist zonder plaatjes gaat wel in alle opzichten de diepte in. De mens, het dier, de plant, boven en onder de grond, praktisch en filosofisch: alle aspecten van De Boks nabije literatuur krijgen een verhaal, een samenhang, een psychologie. Dit boek moet bekroond worden.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en hoofdredacteur van De Revisor. En beginnend vogelaar.

pro-mbooks1 : athenaeum