Recensie: Een tegendraads oeuvre over recht en onrecht

25 juli 2021 , door Daan Stoffelsen
|

Dit zijn de vragen: wat is het goede, en wat doe je? Roxane van Iperens ’t Hooge Nest (2018) bereikte een groot (en internationaal) publiek en werd bekroond met de Opzij Literatuurprijs, ze schreef het Boekenweekessay dit jaar, De genocidefax, sprak de 4 mei-lezing uit en is Zomergast. Ze debuteerde met de roman Schuim der aarde, over een hard Brazilië waarin kleine kinderen, een prostituee en een agente moeten overleven. Ik kwam er destijds moeilijk in: mijn herinnering is gitzwart met roodtinten, en ik zag maar niet hoe de verhaallijnen zich tot elkaar verhielden. Toch kreeg het de Hebban Debuutprijs, en nu ik het fragment op Athenaeum.nl herlees, denk ik: spannend, ietwat staccato, en een interessant, overtuigend decor. Van Iperens vorm is in de boeken erna wel een stuk journalistieker geworden. Maar haar tegendraadse aandacht voor die twee vragen, voor wie rechtvaardig is als het erop aankomt, kruidt een inspirerend en nederig makend oeuvre.

N.B. Lees ook fragmenten uit t Hooge Nest en Schuim der aarde, Joni Zwarts toelichting bij haar Engelse vertaling van ’t Hooge Nest, de uitgebreide versie van deze recensie op de website van De Revisor, en bekijk wat er eerder dit jaar op Van Iperens nachtkastje lag.

Roméo Dallaire en de groef

Dat Boekenweekessay - vraag ernaar bij de boekhandel, het is nog steeds te krijgen - kreeg positieve besprekingen en zelfs lof van kritische lezers als Jamal Ouariachi. Ik sluit me aan: dit is stevige, leesbare non-fictie met een persoonlijke drive. Gefocust en goed geresearcht - het kan dus wel, Özcan Akyol - en raak.

‘De Belgen vertrekken. Uitgerekend de Belgen. Precies een halve eeuw nadat zijn eigen vader zijn leven had gewaagd om ze uit de wurggreep van de nazi’s te bevrijden, laten ze hem doodleuk hier achter.’

Dat is een sterke opening, die met zijn afgebeten zinnen en dat ‘uitgerekend’ en ‘doodleuk’ wanhoop en frustratie prijsgeeft, en een historische context biedt: waarom is een VN-missie anders in een land dan om mensenlevens te redden? Van Iperen beschrijft in De genocidefax de eenzame missie van Roméo Dallaire om de gruwelijke genocide in Rwanda (1994) te stoppen, en na haar korte openingshoofdstuk licht ze de morele achtergrond toe. ‘“Normale” mensen die meedoen aan schadelijk groepsgedrag zijn van alle tijden en culturen,’ betoogt ze. Zoals bij de toeslagenaffaire: loyaliteit en stilzwijgen staan het recht in de weg. ‘Als buitenstaanders bezien we dit soort affaires, venten onze woede over zoveel lafheid en wentelen onszelf in de geruststellende gedachte dat wij, in soortgelijke situaties, zouden spréken, handelen, reageren.’ Het is een reflex die Van Iperen vaak zag bij lezingen over ’t Hooge Nest. Maar: ‘Angst voor schaamte en uitsluiting, zwijgen om zelfbehoud, meedoen voor erkenning: dát is de groef waarin mensen zich voortbewegen.’

Dus na ’t Hooge Nest biedt Dallaires verhaal een nieuwe casus voor die belangrijke vraag: wat doe je? Dallaire probeert alles - bij zijn onbetrouwbare tegenspelers, bij zijn bondgenoten ter plaatse die soms tijdens zijn telefoontje vermoord worden, bij de VN en bij landen die niet zelden slecht uitgeruste soldaten leverden aan de missie. Wie Quo vadis, Aida al zag (wie dat niet deed: doen, zelden zo'n mooie en gruwelijke film gezien), weet: wie een VN-vredesmissie leidt, staat met lege handen tegenover monsters. Dallaire, feitelijk dus een voorganger van overste Karremans in zo'n hopeloze situatie, had nota bene ruim vóór de escalatie een voorspellende fax gestuurd aan de VN. En ruim daarna blijven betrokkenen - zijn directe leidinggevende, betrokken regeringen, Heineken en Kofi Annan - hun handen wassen in onschuld. Dallaire is daarbij een hinderlijke sta-in-de-weg. Hij blijft namelijk getuigen van de genocide, tegen de stroom en zijn carrièrekansen in.

Onderzoek en spanning

Ik ben altijd op zoek naar het ándere essay - persoonlijk, zoekend, meer vraag dan antwoord, meer fysiek dan politiek, meer ik dan de anderen - maar daarvoor is de afstand tussen de personen van Van Iperen en Dallaire te groot. ‘Kijkend naar de geschiedenis en mijn eigen levensloop, geloof ik dat je het moet omdraaien,’ schrijft Van Iperen, en veel verder dan dat gaat niet: Dallaires positie was uniek en het is uitzonderlijk wat hij in die positie nog probeerde.

Het uitgangspunt van haar succesboek ’t Hooge Nest is wél persoonlijk, maar ook daar laat de materie een continue aanwezigheid van de ik als onderzoeker en verteller niet toe. Van Iperen werd in 2012 de nieuwe bewoonster van dit Naardense huis met een grootse geschiedenis, en ontdekte tijdens de renovatie schuilplaatsen en oude verzetskrantjes. Het is een groot geluk dat dit huis een schrijver als bewoner krijgt, want ze slaagt erin het huis en vooral haar bewoners en vele mensen eromheen tot leven te brengen. Haar onderzoek begon dus in 2012, en hoewel je je een vorm zoals in dat andere essay kan voorstellen (denk Marja Pruis' De Nijhoffs en ik) met uitgebreide scènes uit dat onderzoek, resulteerde dat in een boek dat al snel netjes chronologisch gaat lopen.

Via het leven van Dirk Witte (de tekstschrijver van het programmatische ‘Mensch, durf te leven’) beland je flash forward bij een cruciale scène in het verzetsverhaal waarin de zussen Janny en Lien, Van Iperens hoofdpersonen, een rol spelen, om vervolgens de geschiedenis van de hele familie Brilleslijper te volgen vanaf 1912, toen de ouders van de zussen bij elkaar kwamen.

De meisjes, getalenteerd maar ongeschoold, bewegen zich in activistische respectievelijk culturele kringen, en worden in de oorlog met hun echtgenoten al snel actief in het verzet. Het wonderbaarlijke is dat ze ’t Hooge Nest als toevluchtsoord bereiken en vervolgens daar zelf onderduikers opnemen. Daar belanden we bij die cruciale scène - een bekende verzetsleider is omgekomen na een arrestatie - en wordt het alsmaar spannender. Redden ze het?

Accenten en stemmen

Zijn de grote lijnen misschien bekend, Van Iperen brengt accenten aan die me verrasten. Ze benoemt het ongemakkelijke naoorlogse wegschrijven van de communisten als initiatiefnemers van de Februaristaking, vermeldt de financiële verzetsdaad van de directeur van Heineken, en noemt ergens iemand ‘een van de grootste landverraders ooit, in een tijdperk waarin die toch ruim voorhanden waren’. Daar moest ik om glimlachen. En de ontdekking dat de gezusters Brilleslijper een tijdje optrokken met de gezusters Frank geeft een nog grotere waarde aan deze geschiedenis.

Wel is haar verhaal vooral beschrijvend, wat vlak geschreven. Ik twijfel of ik dit mooi vind: ‘Ernstige ogen in een jeugdig gezicht; de oorlog drukt zwaarder dan de tijd.’ Of dit niet te veel effect is: ‘Mensen om hen heen ijlen, kinderen jammeren zachtjes, de wissels kreunen en het ijzer krijst, tot geluid en omgeving samenvallen in een nieuwe, eindeloze nacht.’ Of een zeldzaam citaat als dit iets meer doet dan de situatie ietwat hyperbolisch te schetsen:

‘“Daar liepen we dan,’ vertelt Lien, nog een beetje beduusd, “een Duitse deserteur en een Hollandse jodin aan het hoofd van een Duitse militaire eenheid van twintig soldaten, ’s nachts over de donkere hei richting het IJsselmeer, dat vroeger de Zuiderzee was.”’

Van Iperen baseerde een groot deel van haar boek op getuigenissen, oral history, vertelt ze in haar verantwoording, en ik kan me voorstellen dat dat minder mogelijkheden biedt tot levensechte dialogen. Maar bovenal had ze heel veel informatie, en als je je dat realiseert, moet je je bezwaren relativeren en vaststellen dat al die gegevens tot een wonderbaarlijk soepel geheel gekneed zijn. En: de zussen en hun medestanders zijn bewonderenswaardige personen, mensen die inderdaad onderstrepen dat actie tegen onrecht niet vanzelfsprekend is. ’t Hooge Nest verrast, intrigeert, houdt je in spanning en werpt belangrijke vragen op.

Meerstemmigheid

Van Iperen (1976) zet haar oeuvre, dat nog maar zo'n vijf jaar oud is en behalve uit boeken ook uit columns voor onder andere Vrij Nederland bestaat, vooralsnog voort langs de lijn van ’t Hooge Nest. In het najaar verschijnt een brievenboek met reacties op dat boek, en haar 4 mei-lezing ging ook juist over de getuigenissen die nu langzaam verloren gaan. Het was een pleidooi voor het individuele verhaal, en tegen het groepsdenken - ik las er zelfs een verdediging van Abdelkader Benali in.

‘Twee minuten stil zijn zonder de bereidheid álle stemmen aan te horen, is je adem inhouden en blijven steken in een oppervlakkig verhaal. Niet alleen als het gaat over wat we herdenken, maar ook wie er mag spreken. Zelfs daar erkennen we geen meerstemmigheid. De mens geen individu van vlees en bloed, maar de vertegenwoordiger van een groep.’

Dat zijn behartenswaardige woorden. Wat komt er nu? Terug naar betrokken fictie, of smaakt dit succes en dit bereik naar meer, en volgt er een nieuw onderzoek naar rechtvaardigheid in oorlogstijd? Maar eerst die televisieavond. Ik ga kijken.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en hoofdredacteur van De Revisor.

pro-mbooks1 : athenaeum