Recensie: Het geklungel van de Trojaanse helden – volgens Barkers vrouwen

15 november 2021 , door Fleur Speet
| | |

Na haar bekroonde succes, de trilogie over de tragiek van de Eerste Wereldoorlog (Regeneration), weet Pat Barker nu de homerische heldendaden pijnlijk klungelig en menselijk te maken. Niet omdat ze de spot wil drijven met Homerus of met Virgilius, Empedokles, of Sophocles (‘fighters playing football with a human head’), maar omdat ze het menselijke ziet, de diepe emoties die woelen. Dat is een dappere krachttoer. Ze liet met The Silence of the Girls (2018) al zien hoe uitzonderlijk goed ze er in is om het smerige, de ranzige krochten van de ziel, bloot te leggen. Nu, met het vervolg op Homerus’ Ilias, in The Women of Troy (Eefje Bosch' vertaling De vrouwen van Troje verschijnt eind deze maand), toont ze opnieuw hoe natuurlijk het haar afgaat met ordinaire straattaal de vunzigheid te vangen van het heldenbrein.

N.B. Lees ook een fragment uit De vrouwen van Troje. Lees ook Fleur Speets bespreking van The Silence of the Girls, en Emmi Schumacher over Toby's Room.

Het Trojaanse paard; pis en bloed

Wanneer de Griekse krijgers stilletjes samengepakt in de buik van het paard de stad Troje worden binnengereden, ‘all intertwined and wrigling like worms in a horse’s shite’, krijgt de zoon van Achilles het te kwaad: ‘Oh my god, he needs a shit.’ De latrines zijn al tot tweederde vol en zoals Odysseus onderkoeld zegt, ‘a wooden horse that started pissing might arouse suspicion’. 

Het is het hilarische en plastische begin van The Women of Troy, en het begin van een beschamende krachtmeting van Pyrrhus met zijn vader Achilles. Als Pyrrhus de koning van Troje gaat doden, het moment suprême van zijn leven, hét glorieuze kantelpunt in de bittere oorlog om Troje, voelt hij dit: 

‘For the last hour, he’s been in a state of near-frenzy, feet scarcely touching the ground, strength pouring into him from the sky - but now, when that frenzy is most needed, he feels it draining from his limbs. He raises his arm, but the sword’s heavy, heavy.’

Het wordt een hallucinerend bloedbad. Pyrrhus lijkt een tienjarige die zijn eerste varkentje probeert te doden, in het wilde weg om zich heen hakkend, maar steeds niet fataal genoeg. Pyrrhus verricht de belangrijkste daad van zijn leven en voelt zich juist dan krimpen, waarna hij in de koperen spiegel zijn vader denkt te ontmoeten, maar in feite zichzelf ziet.

Het perspectief van de vrouwen

Barker zet de mannen zo lullig neer zoals ze dat ook deed in The Silence of the Girls, door het perspectief van de tot slavin gedegradeerde koningin Briseis te volgen, negentien nu, inmiddels bezwangerd door Achilles en vlak voor diens dood getrouwd met diens vriend;

‘“Briseis, isn’t it? Achilles’ whore.”
“Lord Alcimus’ wife.”’ 

Twee manieren om naar dezelfde uitkomst te kijken. Briseis denkt dat met Achilles’ dood haar leven kan beginnen, maar het staat nog steeds geheel in zijn teken; hij groeit in haar, in volle wapenrusting. Heel uitgekiend voegt Barker af en toe een mannenperspectief toe om de tragiek van het verhaal meer diepgang te geven. 
Zo beschrijft Barker de moord op de koning van Troje op zo’n manier dat je wel medelijden met Pyrrhus móét krijgen, zo erg faalt de jongen. Maar tegelijk is zijn macht uiterst gevaarlijk. Hij smijt zo het zoontje van Andromache van de stadsmuren.

Het boek heet The Women of Troy (mede als knipoog naar Euripides’ toneelstuk) en ja, Briseis bezoekt in het kamp alle tot slaaf gedegradeerde Trojaanse vrouwen, ze heeft groot oog voor hun gruwelijke lot. Zelfs Helena, om wie de oorlog begon en die door iedereen - Griek én Trojaan - verantwoordelijk wordt gehouden voor alle leed, krijgt Briseis’ mededogen: ‘I’ve never been able to hate Helen - which, as far as Trojan women go, puts me in a minority of precisely one’.
En ja, het is een Trojaanse vrouw die in dit boek de wérkelijke heldenrol vertolkt, moedig tot op de laatste ademteug, maar de hoofdpersoon is en blijft Achilles. Zoals in The Silence of the Girls de in de oorlog gevangen genomen vrouwen een andere blik op Achilles wierpen, werpen de slavinnen in deze roman een vollediger blik op Pyrrhus die een pleefiguur slaat ten opzichte van Achilles. 

‘Bugger the temples’

Als contrast echter acht Pyrrhus de slavinnen onzichtbaar. Wanneer iemand op straffe van de dood het op het strand achtergelaten rottende lijk van de Trojaanse koning, belaagd door miljoenen vliegen, de eervolle bewijzen geeft, moet dat wel een Trojaan zijn. Er zijn echter maar twee Trojanen in het kamp en die zijn uitgesloten van verdenking. Pyrrhus vergeet de honderden Trojaanse vrouwen, die met het goud als artefacten naar het kamp zijn gesleept. Het is onbestaanbaar dat zij kunnen handelen, dat zij iets anders dan een ding zijn. De analogie met hoe geschiedenis geschreven is dringt zich hier op.

Net zo denkt Pyrrhus dat hij alleen was toen hij inhakte op de Trojaanse koning, ook al hield zich een hele groep vrouwen achter de pilaren verscholen. Pas veel later, op het dramatische hoogtepunt in het boek, een moment waarop de pagina’s beginnen te trillen, snapt hij dat hij gezien is, dat zijn geheim en zijn schaamte gedeeld zijn, over het volledige kamp uitgesmeerd. En dat is hem te veel. 
Met zijn zestien jaar is hij nog net zo onhandig als de broers van Briseis op die leeftijd, ‘scarcely able to get across a room without bumping into furniture’. Hij is een prutser, maar desalniettemin van een roekeloos dodelijke soort. Het verhaal van de Trojaanse vrouwen legt zijn ware aard bloot, als een soort #metoo. 

Als Cassandra, verkracht in de tempel van Apollo, constateert dat honderden vrouwen hetzelfde is overkomen als haar overkwam en dat geen tempel in Troje niet is ontheiligd, denkt Briseis: ‘Bugger the temples. What about the women?’ Alleen met het verhaal van de vrouwen erbij, met hun angst en hun wanhoop, hun onbeantwoorde schreeuw, wordt de geschiedenis een compleet en breekbaar verhaal, krijgt het de broodnodige eerlijkheid waardoor de verhalen van vroeger met vandaag verbonden raken. 

Zintuiglijke taal om naar de Hades af te dalen

Psychologisch inzicht, daar komt Barker niets aan tekort. En dan is Barker ook nog eens begiftigd met het vermogen scherp en beeldend te schrijven; ze schudt de ene na de andere zintuigelijke beschrijving uit haar mouw, ook vaak van dingen die je niet wilt weten (kraaien pikken als eerste de ogen uit de lijken, dat gaat lekker snel). Alsof haar taal een opening biedt, een uitnodiging aan de lezer om in de spleet naar de Hades af te dalen. Om de horror van het verhaal te begrijpen, om de vissige metalen stank van het bloed te ruiken. Niemand noemt de geschiedenis van Troje nog heldhaftig na het lezen van Barkers indringende romans. 

Fleur Speet is literair recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum