Recensie: Het verlangen naar buiten: Jac P. Thijsses Wandeldagboeken

02 juli 2021 , door Jerker Spits
| |

In Nu ga ik er eens op uit. Wandeldagboeken 1884-1898  zijn twee dagboeken van natuurbeschermer Jac. P. Thijsse opgenomen. Daarin vertelt hij enthousiast over de planten en dieren in Nederland, van Texel tot Zuid-Limburg. ‘Geen dag is verloren die ons in aanraking brengt met het leven der natuur.’

N.B. Lees naast Jerker Spits’ bespreking ook een fragment uit Nu ga ik er eens op uit.

Wandelaar en flaneur

Jac. P. Thijsse (1865-1945) was al tijdens zijn leven een beroemdheid. Hij was een voorvechter van natuurbescherming, voorkwam met gelijkgezinden dat het Naardermeer een vuilstortplaats werd en was een veelgelezen schrijver. Zijn rijk geïllustreerde Verkade-albums spoorden aan zelf de natuur in te trekken.

Nu ga ik er eens op uit bevat twee van de zes dagboeken die Thijsse tijdens zijn leven bijhield. Het gaat om natuurdagboeken. Thijsse beschrijft planten en dieren die hij ziet en vertelt over het landschap en het weer. ‘Mijn eigenlijke beroep is dat van wandelaar en flaneur,’ zei Thijsse zelf. Het is begrijpelijk dat de keuze van de uitgever op de eerste twee dagboeken is gevallen. In zijn latere dagboeken laat de natuurkenner het bij een wat droge opsomming van planten- en diersoorten. De eerste twee zijn verhalender.

Het boek bevat naast de voor het eerst uitgegeven dagboeken passages over het leven van Thijsse, artikelen die hij schreef op basis van zijn dagboekaantekeningen en een epiloog van bezorger Marga Coesèl, ‘In het voetspoor van Thijsse’, over de invloed van de natuurbeschermer. Het boek is rijk geïllustreerd. Er staan veel fraaie tekeningen in, onder meer van de schrijver zelf, uit de Verkade-albums en ook kaarten die Thijsse maakte. Ze zijn een genoegen voor het oog.

Engeland als voorbeeld

Wat opvalt is het grote plezier van Thijsse, zijn verwondering over alles wat hij ontdekt. Eerst zoekt hij vooral naar planten, gaandeweg heeft hij steeds meer aandacht voor vogels en beschrijft hun gedrag. ´De spreeuwen nemen dagelijks toe in aantal en opgewektheid´, schrijft hij op 25 januari 1896.

De biografische informatie van Marga Coesèl is zeer de moeite waard. Zo beschrijft ze dat het Engelse natuurliefhebbers waren die Thijsse op het Naardermeer wezen.  Thijsse werkte op Texel als leraar; de Engelsen bezochten het eiland op zoek naar kluten. Zij maakten zich in 1890 al zorgen over het voortbestaan van de lepelaars bij het Naardermeer. Engeland was een voorbeeld voor Thijsse: hier verschenen natuurtijdschriften die toegankelijk waren voor niet-wetenschappers, waarvan de stijl levendig was. Thijsse oefende zich in die stijl.

Artikelen die Thijsse later zou publiceren in het tijdschrift Levende Natuur zijn gebaseerd op zijn dagboeken, zoals Een week in het vogelparadijs over Texel:

‘Inmiddels was de wind wat aangewakkerd en woei ons wat koel tegen de linkerwang. Zware wolken kwamen uit het zuidwesten opzetten en eer we eraan dachten, had de bui ons te pakken. Er was natuurlijk geen denken aan schuilen op de wijde vlakte, zodat we maar geduldig voortliepen. Onwillekeurig echter drongen we dichter bij elkaar, ook vertraagden we onze stap en weldra stonden we stil, de ruggen gekeerd naar de bui, de kragen opgeslagen, elkaar verzekerend dat het wel gauw over zou zijn, gelaten als het vee onder dezelfde omstandigheden.’

Thijsse en de zijnen vinden jonge strandpleviertjes, en tussen het vogels kijken door eten ze sinaasappels. Het is allemaal zo levendig verteld dat je pas als de tocht per kar verder gaat bedenkt dat het 1896 is.

Schellingwoude

In Thijsses dagboek leer je de rijkdom van de Nederlandse natuur aan het eind van de negentiende eeuw kennen. Daar word je wel even stil van. Thijsse wandelt het duin in en ziet een griel, een vogel die nu nog slechts enkele keren per jaar gezien wordt en als broedvogel uit Nederland verdwenen is. Bij Schellingwoude ziet hij bonte kraaien, bontbekplevieren en wel driehonderd (!) grutto’s. Waar Thijsse bij IJmuiden ‘boomleeuweriken bij troepjes’ zag, hangen nu de stikstofwolken van Tata Steel. 

De lezer van dit boek leert Thijsse goed kennen, door hem zelf te lezen en door te lezen over zijn leven. Hilarisch is de beschrijving van een bijna-arrestatie door veldwachters van Thijsse op de Zuiderzee. Je merkt duidelijk dat autoritair gedrag bij hem vooral milde spot opwekt. Nu ga ik er eens op uit is een prachtige uitgave van natuurdagboeken, een genre dat in Nederland grote beoefenaars kent. Denk aan Nescio, Hans Warren en Jan Wolkers. Jac. P. Thijsse, die graag met zijn neus in de boeken zat, maar het liefst in de natuur was als ‘alleenloper’, stond aan het begin van die rijke traditie.

Jerker Spits is germanist en vogelaar.

pro-mbooks1 : athenaeum