Recensie: Honderd jaar ontgoocheling

16 mei 2021 , door Diederik Burgersdijk
| |

Bij Athenaeum, Polak & Van Gennep is de zevende druk van het Verzameld werk van Willem Elsschot (1882-1960) verschenen, deze keer in een prachtige band verzorgd door Ilona Snijders. De bezorging, zoals bij eerste verschijning in 2005, is van Peter de Bruijn en het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis van de KNAW. Uitgeverij Athenaeum geeft daarnaast ook alle novellen - Elsschot duidde ze wel aan als ‘kleine boekjes’ - in aparte banden uit. Toch is er veel voor te zeggen om als lezer de prachtige uitgave met leeslint in één keer tot je te nemen, misschien in combinatie met een biografie van Vic van de Reijt Elsschot. Leven en werken van Alfons de Ridder uit 2011. Het autobiografische gehalte in de werken is groot, of in elk geval wordt er ruim geput uit de eigen ervaringen van de auteur.

N.B. Deze bespreking is een herwerking van Diederik Burgersdijks laudatio bij het programma 'Een ode aan Willem Elsschot' dat op 28 april door Spui25 uitgezonden werd. Je kunt het programma - met, naast Burgersdijk, Alma Mathijsen en Yra van Dijk - hier terugkijken.

Is een nieuwe druk van hetzelfde nu aanleiding voor een recensie? Het antwoord is ronduit ‘ja’.

Alledaagsheid

Al was het maar omdat de Antwerpse auteur al honderd jaar lang steeds weer nieuwe lezers recht in het hart weet te treffen. Al decennialang figureert Elsschot op de literatuurlijsten van middelbare scholieren, die worden aangetrokken door de nog altijd kraakheldere taal en vloeiende stroom van gedachten. Hoewel de dikte van het verzameld werk (in oorspronkelijke versie in 1957 nog tijdens Elsschots leven uitgegeven) misschien afschrikt, zijn de aparte novellen toch erg aantrekkelijk voor de jonge lezer.

De alledaagsheid van de romans, die Elsschot door zijn vroege recensenten werd verweten, werden voor latere bewonderaars als Martinus Nijhoff, een generatie later Simon Carmiggelt en - om een hedendaagse auteur te noemen - Arnon Grunberg, juist reden voor lof. Maar ook bij jongere generaties slaat hij aan: Thomas Heerma van Voss, bijvoorbeeld, schreef mooie stukken voor Literatuurmuseum.nl. Voor Alma Mathijsen is hij een voorbeeld voor de rake observatie. Voor Annelies Verbeke dient hij als inspiratiebron. Grootscheepse ideeëngeschiedenis is niet aan de orde, ten gunste van haarfijne observaties over gedragingen van mensen, hun gedachten, emoties en, vooral, mislukkingen, waarin iedereen zich kan herkennen.

Honderd jaar geleden verscheen de tweede novelle Een ontgoocheling, waarin Elsschot - autobiografisch - de mislukte gymnasiumcarrière van Kareltje de Keizer beschreef. In datzelfde jaar verscheen ook het intrieste De verlossing, waarin de ongetrouwde tante Anna haar achterneefje Willem - zoon van verstokte socialisten - voor het vagevuur behoedt door hem te laten dopen: de clou van het verhaal ligt in de titel besloten.

Daaraan vooraf ging het betoverend charmante Villa des Roses uit 1910, uitgegeven in 1913, dat nauwelijks werd opgemerkt, maar na Een ontgoocheling en De verlossing ging het voorspoedig met het schrijverschap van Elsschot, want in 1924 verscheen Lijmen, dat samen met het veertien jaar later verschenen Het been uiteindelijk Elsschots beroemdste werk zou worden. In 1943 werden de twee samen voor het eerst uitgegeven, als één, door Elsschot zelf ook zo gepercipieerd, werk.

Zijn beroemdste werk - samen met Kaas. Bekend is het verhaal, spelende te 21 januari 1933, over Elsschots vriend Jan Greshoff, die eveneens schrijver, dichter en journalist van NRC was. We lezen de anekdote bij De Bruijn: Jan Greshoff trok bij het museum Plantijn een exemplaar van Lijmen uit de kast. Hij verzuchtte dat het boek al tien jaar oud was, wat Elsschot diep griefde. Daarop voltooide Elsschot Kaas in tien dagen. Het boek begint dan ook met een ode aan Jan Greshoff in de vorm van een prachtig poëtisch eerbetoon.

De oorlog

Na Kaas verschenen in 1943 de andere beroemde tweelingnovelles - Tjip (oorspronkelijk 1934) en De leeuwentemmer (1939). Eerstgenoemde titel bevat weer de clou, de tweede titel vervat het uitgangspunt van het verhaal. Waar Elsschot zich in zijn eerder werken vooral concentreerde op het leven van de lagere Vlaamse bourgeoisie, zonder veel inmenging van het politieke leven daarbuiten, komt in de tweede helft van de jaren dertig de geschiedenis op soldatenlaarzen zijn romans binnenmarcheren. De Poolse vader - Bennek - die in Tjip zo’n belangrijke rol speelt, krijgt historische betekenis wanneer Duitsland de oorlog begint door de inval in Polen, en in De leeuwentemmer wordt menig Duitser opgepeuzeld door de denkbeeldige leeuw van het zoontje Jan II, ofwel Jantje, ofwel Tjip.

Dat oorlogsthema is ook te herkennen in Pensioen (1937) dat handelt over de onfrisse geschiedenis van de rechtszaak over een oorlogspensioen. Elsschot ging er over te rade bij Greshoff, die hem het historische element afried. Nadien volgen Het Tankschip (1941), waarin het thema van verlangen naar de naderende oorlog bij de hoofdpersoon Jack Peeters voor het doen vuile zaakjes een literair schandaal werd. Het dwaallicht (1946), ten slotte, bezegelde het inmiddels beroemde oeuvre van Elsschot, zonder dat hij het wist: nadien zette hij zich nog aan een volgende roman, maar er zou er geen meer verschijnen.

Zijn werk overziend, is de ‘condition humaine’ de centrale drijfveer van Elsschots schrijverschap. Het alledaags verdriet, de menselijke strevingen, afgunst, achterdocht en mislukkingen. De overmatige trots op kleine successen ten koste van een ander, waar de zwakkere persoon het zwaar mee te verduren krijgt. De eenvoud van de verhalen is bedrieglijk: er schuilen psychologische processen achter de handelingen, bepaald door leven, werk, familie en sociale omstandigheden. En soms is ook de literaire inkadering gelaagd. Kaas begint bijvoorbeeld met een beschouwing over het tragische - de mens als slachtoffer van zijn omstandigheden. De roman Tjip bevat een overzicht van personages, waardoor het geheel de vorm van een tragisch toneel verkrijgt, en het vervolg De Leeuwentemmer wordt gebracht in de vorm van een brief aan Laarmans (Elsschots alter ego, en personage in verschillende romans) aan zijn zoon Walter. Tussen de twee romans bevindt zich een beschouwing, ‘Achter de schermen’, waarin wordt gedelibereerd over hoe een roman te beginnen, zoals de onfortuinlijke romancier in Albert Camus’ De Pest dat tien jaar later ook doet. Wat ik wil zeggen: Elsschots schrijven is vaak meer verliteratuurd dan zijn wonderschone naturalisme doet vermoeden. Zoiets valt je op bij het lezen van het geheel in één band.

In Lijmen wordt Laarmans - door zijn mentor Boorman ‘De Mattos’ genoemd om hem meer internationale allure te geven - ingewijd in de geheimen van de goede verkoopstrategie. We zien de sluwe verkoper door de ogen van zijn secretaris. Een ervaring die bij Elsschot, die aan verschillende redacties verbonden is geweest, ongetwijfeld op eigen ervaring is gebaseerd, aangedikt met zijn rijke fantasie en observatievermogen. ‘[…] dat wordt een zaak, een fameuze zaak, dat zal je zien’. En dat werd het. Nooit sinds Elsschots verschijnen is de aandacht voor zijn levenswerk, dat in de marge van veel andere activiteiten als journalist, handelaar en vader werd geschreven, verslapt. Talloze aforismen, wijze lessen, en relativerende woorden over het menselijk leven worden aan zijn romans ontleend, tot eeuwige troost en herkenning.

'Toen ik na de middag op kantoor kwam, zat Boorman al aan zijn bureau, en ik zag dadelijk dat hij goedgehumeurd was. “Wij moeten direct de studie voor Lauwereyssen schrijven,” verklaarde hij, “want dat wordt een zaak, een fameuze zaak, dat zal je zien. Jammer dat het morgen zondag is en dat wij tot maandag moeten wachten om erheen te gaan. In achtenveertig uur gaat er soms heel wat om in zo’n hoofd. Ze voelen iets en gaan zitten denken als iemand die zijn geweten onderzoekt. En opeens heb je daar het dwaallicht van de twijfel dat uit de nevelen opstaat. Het glimt en danst, het wil niet blijven, maar het wil niet weg. Ze kunnen er niet afkomen, ook niet als je ze helpt. Honderden malen heb ik patiënten bijgestaan in hun strijd, met al de kracht die ik putte uit de kans om een zaak af te sluiten, maar tevergeefs. De twijfel bleef ons steeds de baas. Als hij eenmaal opdoemt, blijft hij spoken tussen jou en je klant en je gaat dan beiden naar hem slaan, hoe langer hoe wilder, tot alles wat je opgebouwd had in duigen valt. Dan krijg je de bittere beleefdheid, de laffe hartelijkheid, die ’t scheiden voorafgaan, en een ogenblik later sta je om de hoek je ledige handen te bekijken. Nu, vooruit maar, De Mattos. Vooruit, jongen. Geef maar hoog en breed op van prima keukenliften, degelijke afwerking, voorhistorische betrouwbaarheid, knappe leiding van mevrouw Lauwereyssen, menslievendheid van haar broer, en meer van dien aard. Onder ‘marbreries’ vind je in de lade een studie waaruit je een en ander kan overnemen. Ze begint met: ‘De tous les matériaux de l’architecture, le marbre est certes celui qui offre les plus admirables ressources au prodigieux et inépuisable thème de la décoration.’ Vervang marbre maar door fer, want die zin valt overal in de smaak, en wat erop volgt ook. Alleen zit er aan die liftjes weinig decoratie, geloof ik. Kijk dan maar liever onder piano’s. Die korte getypte studie. Juist, dat is ze. Nu, daar kan je een en ander uit overschrijven. Maar je vervangt De Peuter telkens door Lauwereyssen en piano’s door keukenliften. Van prachtige klank spreek je natuurlijk niet en ’t massief ebbenhout laat je ook weg. Maar de lange zinnen kan je ongerept laten. Ik zal ze rood onderstrepen. Wij moeten echter voor moeder Lauwereyssen een inleiding en een slot maken, en alles moet over een uur klaar zijn, want ik moet om vier uur naar de club om te kegelen. Schrijf maar even op.”

Hij begon in de directiekamer op en neer te lopen.'

Diederik Burgersdijk is docent klassieke talen aan het Cartesius Lyceum te Amsterdam, en docent Latijn en oude geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij schreef De macht van de traditie. Het keizerschap van Augustus en Constantijn [fragment] en De sluipwesp en de leliën [fragment]. Eerder dit jaar verscheen zijn vertaling vanuit het Latijn, in samenwerking met Peter Burgersdijk en Richard Haasen, van Cornelius Nepos' Macht en Moraal. nagelaten werk [fragment].

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum