Recensie: Orwell als intellectuele vriend

19 oktober 2021 , door Miriam Rasch
| | | |

Rebecca Solnit, befaamd en bekroond essayist, las op jonge leeftijd George Orwell: 1984 en Animal Farm natuurlijk, later ook zijn essays en fait divers. Naar een column over het planten van bomen blijft ze haar hele leven terugkeren. Orwell wordt een intellectuele vriend, een gelijkgezinde, een dode die nooit anders is geweest dan levend. Met Orwell’s Roses legt ze een getuigenis van deze vriendschap af. Deels biografie, deels ode, deels een maatschappijkritisch onderzoek naar de deplorabele staat van onze wereld, maar altijd: een echt Solnit-essay.

N.B. Lees bij ons ook fragmenten uit Solnits Wiens verhaal is dit? en Wanderlust. En we lieten vertaler Thomas Heij aan het woord over Tegen totalitarisme en publiceerden voor uit Orwells Waarom ik schrijfBirmaanse dagenSaluut aan Catalonië, uit zijn Dagboeken 1931-1949 en uit Marco Daanes (niet meer leverbare) Het spoor van Orwell. Én Arjen van Veelen schreef over Orwells essays voor Athenaeum.nl.

Alsof 1936 gisteren was

‘In the spring of 1936 a writer planted roses,’ luidt de eerste zin. Rozen kunnen oud worden en het is zeker niet gezegd dat die rozen er 85 jaar later niet meer zullen staan. Nieuwsgierig naar de tuin waar Orwell zo lyrisch over schreef, bezoekt Solnit de cottage waar hij met zijn vrouw een idyllische tijd doorbracht. Ze wordt warm ontvangen door de huidige bewoners en komt dichter bij Orwell dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. En dan vooral bij de Orwell die schreef over het planten van bomen. Met haar voeten in de aarde die haar held met zijn handen heeft bewerkt, lijkt het alsof 1936 gisteren was.

De vergelijking met de jaren dertig wordt de laatste tijd wel vaker gemaakt en bovendien niet zelden met een verwijzing naar George Orwell. Hoewel nooit helemaal uit het zicht verdwenen, staat zijn werk al enige tijd nadrukkelijk in de belangstelling. Er verschijnen vertalingen van zijn essays, zoals Tegen totalitarisme en Waarom ik schrijf. Terecht: zijn stukken over de politiek, de pers en de taal, en het verband tussen die drie, zijn nog altijd inzichtelijk om te lezen. Maar vooral zijn scherpe blik op alles wat de vrijheid bedreigt, in het bijzonder totalitarisme, verheldert de issues van onze eigen tijd vol polarisatie en propaganda.

De huiselijke Orwell

De politiek geëngageerde Orwell vinden we bij Solnit uiteraard ook terug. Maar hij is maar één van de Orwells die we leren kennen. Het is verrassend, en getuigt van grote belezenheid en interesse in haar onderwerp, dat Solnit een andere, meer huiselijke en liefdevolle kant van Orwell voor het voetlicht brengt. Dat doet ze door zijn oeuvre te (her)lezen tegen de canonisering als totalitarismedenker in (een canonisering die ook een reductie is). In zijn geschriften blijkt hij steeds terug te keren naar de natuur, naar vogels en wandelen, hij schrijft over het waarnemen van de omgeving, écht waarnemen, dat je op elke plek iets moois zal laten ontdekken. Over aandacht en achting. Ook zijn levensloop ‘leest’ ze op die manier, als een oefening op zoek naar schoonheid, plezier en waardering.

Daarmee past dit boek in een trend van meer of minder activistische schrijvers die met hun werk voorbij de kritiek willen reiken en ook een positieve, opbouwende bijdrage willen leveren. Zonder visie op een betere wereld en zonder benul dat een mooiere wereld mogelijk is, weet je immers niet waar je het voor doet. Bovendien is het aanjagen van politieke verandering zwaar werk, net als het constante fileren van politieke grootspraak moeilijk vol te houden zonder tegenwicht. Het is een reden waarom Orwell zelfs op het onherbergzame Schotse eiland Jura pogingen blijft doen een tuin aan te leggen en in zijn essays en dagboeken verslag doet van de vorderingen. Toch is het verkeerd te denken dat kritiek en ontspanning los van elkaar staan:

‘There’s a practical explanation for those essays: these domestic and idyllic subjects were, for an overworked writer, the ones that required little or no reading or other research, only reverie. They could be dismissed as lightweight, but there are traces of them in the heavyweight novel he was working toward, and just as pleasure in “the surface of the earth” and “solid objects and scraps of useless information” shows up in his most scathing political work, so politics shows up in many of these essays. The choice of widely accessible, low-cost, and free pleasures and the savoring of everyday life in postwar Britain was itself political, as was the focus on the natural world as a major source of meaning and value.’

Dat ene kruispunt

Het gaat hier dus niet alleen om rozen, hoewel die het hart vormen van Solnits boek. Ze schrikt er niet voor terug het meest symbolische symbool – ‘a rose is a rose is a rose’ – nog wat extra beladenheid mee te geven. Soms waaieren de associaties, bruggetjes en zijwegen daarbij behoorlijk ver uit, als evenzoveel blaadjes van een roos. Zo is er bijvoorbeeld de Engelse roos, en bij uitbreiding tuin, als koloniaal erfgoed, de uitbuiting in de hedendaagse rozenindustrie in Colombia, een jurk van Ralph Lauren met rozenprint uit... 1984.

Wonderbaarlijk genoeg weet Solnit ze toch steeds terug te brengen naar dat ene kruispunt waarop Orwell, zijn politieke engagement en de roos elkaar ontmoeten. Een kruispunt waar tussen alle ellende ook steeds iets moois te ontdekken valt.

Miriam Rasch studeerde literatuurwetenschap en filosofie en werkt als research coördinator bij de Willem de Kooning Academie. In 2017 verscheen haar essaybundel Zwemmen in de oceaan. Berichten uit een postdigitale wereld [fragment], in 2020 verscheen Frictie [fragment]. Meer op Miriamrasch.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum