Recensie: Wie een beter leven wil, leze beter

28 juli 2021 , door Fleur Speet
| | | |

Wat was Erasmus voor een mens, deze grondlegger van het humanisme? Dat is de vraag die Sandra Langereis in haar vuistdikke biografie Erasmus. Dwarsdenker probeert te beantwoorden. Een bijna onmogelijke opgave, want hoe blaas je iemand uit de zestiende eeuw nieuw leven in? Hoe verhoud je je tot een tijd waarin alles zo volstrekt anders was dan nu? Langereis koos voor een Erasmiaanse, literaire benadering, volledig wetenschappelijk onderbouwd.

N.B. Lees op Athenaeum.nl ook Langereis’ hervertaling van Lof der zotheid (2022), de proloog uit Lisa Jardines Erasmus, Man of Letters en Ahmed Aboutalebs nawoord bij de Lof der Zotheid.

Bestsellers

Als literair grapje laat Langereis in de proloog Erasmus zelf aan het woord, als houten boegbeeld onderweg naar Japan. De motto’s van de drie delen, gekozen uit proza als dat van Frans Kellendonk, wijzen ook in literaire richting. Ze relativeren het door Langereis gepresenteerde plaatje, immers maar de interpretatie van een mens. Tegelijk bekijkt Langereis, uitmuntend historicus en biograaf van onder meer drukker en uitgever Christoffel Plantijn, haar bronnen kritisch, want Erasmus stuurt graag zijn eigen beeld. Daar heeft hij een goede reden voor.

Langereis is de eerste biograaf die meer te weten is gekomen over de vader van Erasmus, een monnik die in de vijftiende eeuw manuscripten kopieerde met een fraaie boekhand. Erasmus, die als wees in het klooster van Stein zal intreden - zeer tegen zijn zin - moet als onwettig kind zijn afkomst zuiveren. Anders kan hij na zijn theologie-bul in Turijn naar een kerkelijk beneficie fluiten.

En een religieus ambt, met de kerk als grootste en rijkste werkgever van het middeleeuwse patronagestelsel, biedt hem de kans klassieke teksten te vertalen en de evangeliën te onderzoeken, bijvoorbeeld de overlevering van de door kopiisten vervuilde Hieronymus en het Nieuwe Testament. Zijn leven lang hengelt Erasmus met flemende, stroperige en geslepen brieven, die getuige de citaten en parafrasen een lust zijn om te lezen, naar de gunsten van mecenassen of naar functies met forse jaargelden waarmee hij Vrouw armoe eronder wil houden. Koningen en kardinalen, hertogen, bisschoppen en zelfs de paus; hij blijft de Britten, Bourgondiërs, Zwitsers en Duitsers bestoken met zijn smeekbedes en opdrachten voorin zijn boeken, die in grote getale door de persen rollen.

Erasmus is de eerste bestsellerauteur, zijn gekscherende Lof der zotheid, waarin hij de clerus de maat neemt, is in zijn tijd al immens populair. Zelfs de paus kan er om lachen. Toch ontbeert hij het grootste deel van zijn leven klinkende goudflorijnen en dukaten. Pas tegen het einde van zijn loopbaan zal zijn Bazelse uitgever hem tegemoetkomen. Die koopt hem een huis en keert hem een mooi jaargeld uit. Wanneer Erasmus in 1536 overlijdt, 66 jaar oud, is er voldoende geld om zijn negen delen tellende verzameld werk uit te geven, 10.000 pagina’s groot, en om vele behulpzame, veelal jonge vrienden met geld en geschenken te eren. Ook laat hij een steunfonds na voor armzalige studenten, een toepasselijke manier om aan de toen geldende morele plicht van armenzorg te voldoen (iets wat Langereis overigens niet opmerkt; ziedaar mijn enige, minuscule kanttekening).

De betere bijbel

Langereis legt de nadruk op de grote moeite die het Erasmus kost om zijn missie te vervolmaken; de eerste wetenschappelijke bijbelstudie beoefenen en opzetten. Erasmus wil de mensen wijzer maken door hen beter te leren lezen. ‘Net zoals je bij de goudsmid goed uit je doppen kijkt om niet te worden bedonderd met een kraal in plaats van een edelsteen.’ Wie namelijk de Hebreeuwse en Griekse bronnen kent, de eerste codices van de evangeliën, merkt dat de drievuldigheid niet authentiek is en ook de erfzonde niet is vastgelegd in de oorspronkelijke Bijbel. En tjee, misschien is Jezus gewoon een mens, die gestorven is zodat de mensheid mag durven leven, net zoals de apostelen mensen zijn die fouten kunnen maken omdat ze in het Grieks schrijven en in het Aramees denken en praten. De tekst is immers niet ván God, maar gaat ovér God. De essentie van de bijbel is niet het woord, maar de boodschap; dat God onbevattelijk barmhartig is.

Daarom hoeft geloven niet droefgeestig en bestraffend te zijn. Het vergt de nederige wil om scherp naar jezelf te kijken en te veranderen; om beter te willen leven. Doorzie de literaire trucjes in de Bijbel, lees en oordeel zelf, houdt Erasmus keer op keer voor, zelfs als de norse dilettant Luther een deel van het Nieuwe Testament van Erasmus overneemt en op essentiële punten naar goeddunken verandert omdat Luther juist geen wetenschapper, maar een moralist is. (Erasmus legde het ei dat Luther uitbroedde, beweerde de inquisiteur, maar dan was Luther toch wel op een koekoeksei gaan zitten, riposteerde Erasmus.) De vriendelijkheid van Erasmus oogt naïef, terwijl Luther zich zo hatelijk over Erasmus (en de mensheid) uitlaat.

Zeker een derde van het boek gaat over Erasmus' moeizame leven, waarbij het anderen altijd beter vergaat en je met hem te doen krijgt. Dat is een keuze in de manier van vertellen, maar omdat Erasmus graag moppert, is die keuze van Langereis wel te begrijpen. Veel tijd gaat op aan het zo vaak vruchteloze leuren om geld (wat anderen makkelijker verkrijgen), het moeizame reizen met oude knollen door modderige bossen met rovers, de aanhoudende kwelling van zijn nierstenen, de tegenstanders die Erasmus’ geloofwaardigheid onderuit proberen te halen door hemzelf aan te vallen en niet zijn teksten (‘Niets arroganter dan onkunde’).

Naast een brompot is hij een grapjas. Hij drijft makkelijk de spot met zichzelf: ‘Heb ik me daar een hoop flauwekul over je uitgestort.’ En zijn betere bijbel is maar gestamel, want meer kan een mens niet bieden. Toch raakt Erasmus werkelijk in het nauw; de tijd sandwicht hem. Zoals hij in 1527 aan Thomas More schrijft als boeken in het vuur eindigen en het ketterse verdachtmakingen regent: ‘Wat een leven heb ik! ’s Werelds hoogsten der hoogsten zijn bang voor me; ’s werelds laagsten der laagsten spugen naar me, schijten op me en pissen tegen me aan.’ Een Franse vertaler van Erasmus belandt in 1529 op de brandstapel.

Ondertussen ontmoet Erasmus, eigenzinnig als hij is, mooi wel de geleerden van zijn tijd. Niet de dogmatische ‘theologasters’ die in de saaie Augustinus geloven, niet de verbeten scholastici die de door Erasmus zo verafschuwde en hermetische Thomas van Aquino volgen, of de omhoog gevallenen zoals koning Henry VIII, nee, met de intellectuelen die zélf willen denken, die vrij willen zijn kan hij snedig en ironisch van mening wisselen. Thomas More is met zijn kurkdroge humor als een broer voor hem. Erasmus fluistert More zijn Utopia in. Ondertussen bouwt Erasmus een familie op die misschien wel meer vervult dan een eigen gezin, met inwonende studenten aan tafel en trouwe leerling-bedienden om eindeloos mee te discussiëren en hen vooral te leren met en voor boeken te leven. Altijd probeert Erasmus anderen te stimuleren zich niet klein te houden. Discipel van Erasmus is een eretitel.

De betere biografie

Je zou er jaloers van worden. Langereis speelt het voor elkaar dat je met Erasmus meeleeft en van hem gaat houden; ze smeedt spannende, smeuïge verhalen van de feiten. Behendig verweeft ze uitdrukkingen uit de Adagia in de tekst (Erasmus’ op antieken gebaseerde ‘metaforenbijbel’). Vernuftig vat ze zijn leerstellingen voor je samen alsof hij ze voor je neus verkondigt. Slim is haar commentaar; ze doorziet zijn en andermans handelingen, wijst hem terecht om zijn motieven of naïviteit. Ze reist met compassie heen en weer door Erasmus’ leven, ziet de lijnen, de fouten en vergeeft hem. Gebeurtenissen, omstandigheden (de gevreesde Zwitserse houtkachel) en mensen om Erasmus heen diept ze uit tot in detail, zodat je Erasmus’ volledige wereld kunt begrijpen. Zo leer je alles over de kloosterriten met vespers, lauden en metten, waardoor je je bezorgd afvraagt wanneer Erasmus tijd overhoudt om in zijn cel een boek te lezen.

‘Niemand was slimmer dan de sprankelende Bruno’ lijkt een zin uit een roman, maar je gelooft meteen dat Langereis zich baseert op bronnen. Steeds trekt ze je haar tekst en Erasmus’ leven in. Je krijgt zin om zijn hilarische Gesprekken te lezen, zijn stijlboek Taalschat te bestuderen en de originele Griekse en Romeinse werken waarover dit werkpaard zich boog; zoals Martialis, Loukianos, Aristofanes en de door hem vertaalde Seneca (die ‘was overwoekerd met aangekoekt materiaal').

Het is de taal die maakt dat je je geen moment verveelt, en dat uitgerekend in een biografie over iemand die ieder woord weegt en stelt dat het allemaal draait om literaire technieken: ‘de gebutste schoolloopbaan’, ‘uitgemergeld als een krekel die een jaar had geteerd op de dauw’, ‘als een span paarden in galop was hij afgestormd op de brieven van apostel Paulus’. Langereis grossiert in lekker bekkende zinnen, wat natuurlijk alles te maken heeft met haar heerlijke bronnenmateriaal. Ze gebruikt veel alliteraties (‘robuuste ros’, ‘broze beloftes’), actieve werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden; stijlvormen waar je schrijvers wel over hoort schamperen (te makkelijk, te opzichtig, te veel: doe het niet). Maar wat werkt dat hier goed met het boeiende verhaal van een vriendelijke, gevatte man die intrinsiek blijft, een verzoener die zo modern denkt dat je wel een boompje met hem zou willen opzetten. En eigenlijk is dat precies wat je hier samen met de biograaf doet. Je zit naast hem in de herberg en kunt de Griekse importwijn ruiken.

Ik las niet eerder zo’n slimme en innemende, want op de huid geschreven ware levensgeschiedenis. Langereis levert hier een mega-prestatie; ze is de Hilary Mantel onder de biografen.

Fleur Speet is literair recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum