Recensie: Een verademing: Maria Stahlies Muilperen gaat over wat nu belangrijk is

21 maart 2022 , door Fleur Speet

Het is bijna een gotspe dezer dagen, het lezen van een roman; dat je in tijden van oorlog en klimaatapocalyps, doordrongen van het besef van verantwoordelijkheid en onvermogen, durft te vertoeven in een warme, veilige wereld waarin de problemen behapbaar blijven. Nouja, lijken te blijven. En toch is dit een van de verstandigste dingen om juist nu te doen: een psychologische roman lezen als Muilperen van Maria Stahlie. Niet alleen is het een verademing om een paar dagen rond te lopen in deze zonnige wereld vol vangnetten, ook is het fijn om mee te leven met de guitige, gretige personages die er in hun bevoorrechte bestaan naar streven góéd te doen (nam Poetin dit boek maar ter hand, denk je onderwijl, wilde hij zich maar bevrijden van hebzucht en ‘een eeuwig spiedende blik’). Deze twaalfde roman van Stahlie gaat precies over de dingen die nu belangrijk zijn. Of misschien ben ik het, die in het boek een spiegel wenst te zien van de emoties opgeroepen door deze tumultueuze historische tijden.

N.B. Lees ook Fleur Speets besprekingen van De middelste dag van het jaar en Egidius, en fragmenten uit De middelste dag van het jaar en Scheerjongen.

Uit balans

De vijfentwintigjarige Lisette Wigman staart in de ogen van een vrachtwagenchauffeur als ze in haar auto dwars over de Brusselse ringweg schuift. Door dat oogcontact komt nog iets in beweging. Ze besluit te verhuizen van Breda, waar haar moeder haar nog immer een hand boven het hoofd houdt en waar ze woont met haar tweeëneenhalfjarige zoontje, naar Amsterdam. Ze zet haar eerste echte schreden op het pad naar volwassenheid, zo houdt ze zich voor. Haar wens is van het jongetje ‘een vrij, wild, normaal en menselijk mens’ te maken, ‘verschoond van rusteloosheid, onverschilligheid en hebzucht’. Dat zoontje, Wout, heeft zijn Amerikaanse vader niet gekend, die is voor zijn geboorte overleden. Lisette hoopt dat Wout op zijn vader gaat lijken ‘en wat dan een troost voor hem kan zijn, is dat hij zijn vader beter leert kennen naarmate hij zichzelf beter leert kennen’. Ziedaar de montere logica van Lisette.

Nu is het punt dat Lisette de Amerikaanse familie nooit vergewiste van Wouts bestaan. Na het bijna-ongeluk neemt ze contact op met de kille, puissant rijke moeder overzee. Die belooft enigszins nurks - denk maar niet dat je een erfenis opstrijkt - naar Amsterdam te komen om met Wout kennis te maken.

Niet dat Wout gebrek aan familie heeft; Lisette is omringd door een haag aan heerlijke mensen; vriend Arno, twee lieve neven, haar gescheiden ouders Vera en Alex en vervolgens nog een heleboel vriendelijke vrouwen met een M, zoals Martha en Mabel, omdat Stahlie nu eenmaal een voorliefde heeft voor M-personen. Geen vuiltje aan de lucht. Maar dan brengen een botsing met de Amerikaanse moeder, en met een nukkige man in de straat in Amsterdam, Lisette uit balans.

Oeuvrebouwer

De kenner van Stahlies oeuvre begrijpt direct dat Stahlie het leven vervolgt van dochter Lisette uit de roman Boogschutters (2008). Daarin speelde vader Alex de hoofdrol, nu is hij slechts bijfiguur. Sommige passages uit Boogschutters herhalen zich, letterlijk of in hernieuwde vorm. Alsof het weefsel van die roman wordt uitgerekt.

Hoewel Stahlie het jonge moederschap niet eerder zo uitgebreid tot onderwerp nam (het is haar met zoveel jeugdige personages in haar oeuvre beslist toevertrouwd), voel je overal in Muilperen eerder werk resoneren: zinssneden van de Lakota-indianen (uit De lijfarts), de naam Arno (uit De vlinderplaag), een citaat van Friedrich Schiller uit Het woeste gevecht en Boogschutters (‘Ich fühle eine Armee in meiner Faust’). Alle verwijzingen benadrukken nog maar eens de hechtheid van dit werk, de draden waarmee alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is en het inmiddels een zinderende, parallelle wereld is geworden. Stahlie is een ware oeuvrebouwer, zoals de groten uit de literatuur dat zijn. Ook de thematiek herhaalt zich, net weer een beetje anders; over hoe je angst bezweert.

Angst verblindt

Lisettes vriend Bram studeert voor priester. Hij weet altijd raad. Zijn idealen zijn hooggestemd. Zo weet hij hoe vaak ‘Wees niet bevreesd’ in de Bijbel staat: driehonderdzesennegentig keer. Wij mensen zijn dus behoorlijk bang. ‘Angst onttrekt je ziel aan je geestesoog,’ zegt Bram. Maar niet getreurd: je kunt er omheen lopen, zodat je weer in aanraking kunt komen met je ziel. Daarvoor moet je dan wel een woest gevecht leveren volgens Bram; je zult een weerwoord moeten bieden op je onvermogen om je ego los te laten (angst gaat over je ego).

Lisette reageert wat wrevelig op Brams gepreek. Hoezo haar ego loslaten? Ze wil een goede daad verrichten, is dat niet genoeg? Ze heeft namelijk het sterke vermoeden dat haar misantropische Amsterdamse buurman zijn vrouw vernedert. Er gaan geruchten. Die buurman, Rinus de Ruijter, was een boksende crimineel en publiceerde twee boeken. Lisette citeert daaruit. Ik kan me niet herinneren dat het er bij Stahlie eerder zo ruig aan toe ging, dat het eerder zo duister en verbeten vrouwvijandig was; de opschepperij over zijn ‘Edele Naaikunst’, de perfide pedofiele uitspraken en gebaren om Lisette uit haar tent te lokken. De man is verteerd door woede. En Lisette weet van Bram dat woede voor negentig procent een kwestie is van een gekrenkt ego. Als daad die goed genoeg is voor haar bestaan stelt Lisette zich daarom tot doel haar buurman uit zijn isolement te halen.

Maar door de muilpeer die Lisette krijgt uitgedeeld - zie ook het motto van bokser Iron Mike (‘Everyone has a plan until they get punched in the mouth’) - komt Lisette tot een nieuw inzicht. Ze verliest haar naïviteit: ‘Zou het niet zo kunnen zijn dat er zich ergens in het brein of in het hart van ieder mens een duistere kamer bevindt? Daar waar woede zich ophoudt en eigenliefde en haat en onverschilligheid?’ En wat nou als een mens de deur van dat ‘kwelzieke’ kamertje niet meer dicht krijgt en een gevangene blijft van zijn woede? (Hier moet ik toch weer aan Poetin denken, over kille mensen gesproken.) Hoe deel je dan een linkse directe uit?

De slag is aan Rinus, hij is de bokser. Ze weet dat hij ‘haar gevoel van vrijheid en veiligheid zal ontwrichten’. En ja hoor: ‘Er zat een vuist in haar maag, er gistte een giftig mengsel van wrok en onmacht in haar ingewanden.’ Maar dan besluit ze niet langer laf te zijn, ‘een strontvlieg die zich weg liet slaan’. Nee, ze is ‘een gulzige wraakgodin, een furie met een leger in haar vuist’. Laat hij terugkeren ‘naar de sleur van zijn miezerige bestaan’, denkt Lisette. Ze gunt Rinus de Ruijter geen ontsnapping meer. Is het wrede vergeldingsdrang wat Lisette doet of is het een daad van mededogen? Met die vraag laat de roman je achter.

Muilperen is een coming-of-age verhaal en filosofische roman ineen. Maar eigenlijk is zo’n duiding onbelangrijk. Wat wel belangrijk is, is dat Stahlie een aantrekkelijk verhaal vertelt waarin ze door het papier heen een muilpeer uitdeelt; hoe ga jij om met je angst en je woede?

En mocht dat nu allemaal zwaar klinken: hoewel het ernst is, is door het taalplezier bij Stahlie niets écht zwaar. Ze weeft zo’n ingenieus, intiem en dartel web met verbindingen, verwijzingen en feestelijke herhalingen, dat je er - als een laffe strontvlieg - in wílt blijven haken. En er niet meer uit wilt, zelfs niet als Stahlie je bij de kladden grijpt.

Fleur Speet is literair recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum