Ik zit op 72 waargenomen soorten op Waarneming.nl, dat is niets. Alles was anders geweest als ik als kind een winterkoninkje van dichtbij had gezien, zoals Remco Daalder. Dan was ik nu een soortenjager geweest, zoals hij, en had ik misschien de duizend aangetikt, zoals hij in De soortenjager. Over vogelaars, twitchers en schaamsoorten uiteindelijk doet. Dat boek, over hoe het vogelen ooit begon (door verzamelaars en jagers), over de passie die het voor de een en de topsport die het voor de ander is, en over hoe hij zelf zijn lijst uitbreidde, is interessant en geestig.
N.B. Lees een fragment uit De soortenjager op onze site.
Zo interessant en geestig, dat ik jullie van harte aanmoedig om aan een van zijn soortenjachten, in Haarlem en Amsterdam in het eerste weekend van de Boekenweek (tevens het tweede weekend van de Maand van het Natuurboek, er is ook een strandwandeling met Koos Dijksterhuis!), mee te doen. Daalder, die eerder Natuurlijk Amsterdam, Het Amsterdamse beestenboek, De gierzwaluw en De meerkoet schreef, laat zien hoe prachtig en hoe bizar deze hobby is. Misschien is zijn beschrijving van het begin wel exemplarisch:
‘Ik werd wakker door een winterkoninkje. Dat beest kende ik van een grote poster met vogeltekeningen van Henk Slijper, die bij mijn opa in de woonkamer hing. En opeens zat hij in een struik langs het fietspad naar school dat ik elke dag twee keer bereed. Ik stond meteen op de rem, het winterkoninkje bleef zitten, als hij weggevlogen was dan was ik misschien geen vogelaar geworden, maar bokskampioen of Formule 1-coureur. Maar hij bleef zitten. En ik kon zien hoe onwaarschijnlijk mooi dat beestje was. Veel mooier dan op de kleurenplaat van Henk Slijper. Al die details in het verenkleed. Dat rare opgerichte staartje. Maar vooral die felle ogen die me onbevreesd aankeken. En toen begon hij nog te zingen ook, keihard, en ik voelde voor het eerst die sensatie van de ontdekking, het zelf ontdekken van onverwachte schoonheid en het onmiddellijke verlangen naar meer. Van een gewone schooljongen was ik veranderd in een junk die nu ook alle andere soorten van die vogelplaat van Henk Slijper wilde zien.’
De sensatie van de ontdekking, daar gaat het Daalder om, en hoe dat kan verworden tot een brede interesse in de natuur (Daalder is stadsecoloog in Amsterdam), een blijmoedige passie voor de soort of een onaangename topsportmentaliteit, met Big Days (zoveel mogelijk foto’s spotten in een dag), Big Years (zie ook de film met Steve Martin, hij staat op Disney+) en wereldlijsten die op 90% van het totaal aantal bekende soorten zit. Dat is, voor de duidelijkheid, negen keer zoveel als wat Daalder zelf behaalt in dit boek.
Die ontdekking dus, en de wil om die lijst te maken. En waarom vogels? Dat begint al met het gemak:
‘Maar ook in Nederland vliegen de vogels je om de oren. Op mijn ochtendwandeling door mijn eigen buurt in Amsterdam-Noord zie ik in de lente gemiddeld dertig soorten in een uurtje. Als ik op mijn balkon ga staan, in de vroege ochtend, heb ik in vijf minuten al tien tot twintig soorten te pakken. Vogels zijn in respectabele aantallen aanwezig, aantallen die het de moeite waard maken om er lijsten van te maken. En het zijn er ook niet te veel. Van insecten zijn er verschrikkelijk veel soorten. […] En vogels maken ook nog eens een lawaai van jewelste, waardoor ze makkelijk te ontdekken zijn. Dat doen paddenstoelen dan bijvoorbeeld weer niet. Vogels leveren, kortom, niet te veel moeilijkheden op.’
Nee Daalder, als je het zó formuleert, die insecten en paddenstoelen, dankjewel. Geef mij maar de blauwborst, of de ijsvogel, of de roodborsttapuit. En ik hoef ze niet in West-Canada (kaal vogelgebied, blijkt) of op de Canarische Eilanden te vinden. Ik ga voor de honderd, en werk ondertussen verder aan mijn eigen Formule 1-carrière.
Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en hoofdredacteur van De Revisor. En beginnend vogelaar.