78! Benny Lindelauf staat met twee, nee eigenlijk drie boeken in de lijst, want Het tegendeel van zorgen (11+) is eigenlijk twee boeken: Negen open armen (Thea Beckmanprijs 2004) en De hemel van Heivisj (Dioraphte Jongerenliteratuurprijs, Nienke van Hichtumprijs 2011). Deze titel is heel slim gekozen, want het citaat van de Pap, een eeuwige optimist bij wie alles misgaat, komt telkens terug in deze boeken over de jaren-dertigcrisis en de oorlog in een Zuid-Limburgs stadje. Fing, Muulke en Jes, hun vier broers, oma Mei en de Pa rollen erdoorheen op de verhalen die ze elkaar vertellen.
N.B. De andere Lindelauf in de lijst is Hele verhalen voor een halve soldaat (71, was 80); Negen open armen stond in 2021 op plaats 71. Op Athenaeum.nl proberen we zoveel mogelijk boeken van de GV100 recht te doen met recensies, aanbevelingen en fragmenten.
Het gezin komt na een lange zwerftocht langs allerlei huizen aan op een plek waar ze hopen te kunnen blijven. Het huis heet Negen open armen, en is óók een personage, het sluit het gezin in zijn armen, het is een veilige plek, een geheimzinnige plek, dat zijn geheimen heel terloops weggeeft. Het is een soort avonturenboek met die geheimen, maar juist ook over hoe dat gezin functioneert.
De grootmoeder en de kinderen vertellen elkaar verhalen, ook over de moeder die is overleden, en de overleden grootvader. Vier oudere broers werken in de wereld, en de drie jongere zusjes Fing, Muulke en Jes zijn heel verschillend van karakter en rol, maar samen zijn ze ‘een onontwarbare knoop, een zussenmachine’.
‘De rest van de middag speelden we Schat in Gevaar. Een van ons was het huis, de ander zijn schat en de derde het gevaar. Meestal was ik het huis, want Muulke had geen talent voor stilstaan. Die middag was ze eerst een woeste soldaat, toen een allesverbrandend vuur en daarna een allesverslindend monster. Tot slot werd ze alles tegelijk. Ze danste met grote passen om het huis dat ik was. Haar handen waren vlammen en klauwen tegelijk, maar ze kon niet bij de schat komen, daar zorgde ik wel voor. “Jij bent een oersaai huis,” klaagde Muulke. “En jij speelt vals,” protesteerde Jes, die zich met dichtgeknepen ogen tussen mijn benen aan mijn jurk vastklemde. “Je kan maar één gevaar per keer zijn.” Om te laten zien hoe het wél moest wilde ze van rol wisselen. “Kan niet,” zei Muulke. “Kan wel.” “Kan niet.” “Wél.” “Een gevaar moet kunnen sluipen, dat weet iedereen.” “Ik kan best sluipen!” riep Jes. “Maar je moet het heel stil kunnen doen.” “Dat kan ik!” “Je piept en kraakt.” “Niet!” “Ik hoor het toch.” “Niet.” “Piep. Kraak. Piep. Kraak.” “Fing! Ze zegt dat ik piepkraak.” Het kostte me grote moeite de boel te sussen. Dat lukte, maar daarna was het spel over. We gingen op het hek voor het huis zitten. Jes vroeg van wat voor lappen het hart van de Mam gemaakt was.’
Een heerlijk spel, een heerlijke dialoog. Lindelaufs taal is heel mooi, hij verwerkt er veel Limburgse dialectwoorden in, en dat leest heel lekker, ze voegen veel toe aan het decor. Dat decor is fictief, dat onderstreept de getekende kaart van de omgeving in het boek ook wel, maar het heeft heel veel weg van Sittard, waar de opkomende sigarenindustrie ook de Pap verleidt.
‘“Dat is juist de bedoeling,” zei oma Mei toen. “Misluksigaren móéten juist mislukken, zodat je weet hoe het niet moet. Daarna maak je eh... geluksigaren. Zo gaat dat toch, Antoon? Eerst misluksigaren, daarna geluksigaren? Toch?” De Pap schraapte zijn keel, staarde naar het plafond en hervond zijn stem. “Precies. Hoe eh... denken jullie eh... dat Nol ooit begonnen is? Of Leon Kamps van de Stationsstraat? Of Filip Mols, de sigarenkeizer? Dacht je dat die het meteen onder de knie hadden? Nee toch zeker? Toch zeker niet of wel?” En daarna kwam weer het zien, het geloven, het tegendeel van zorgen en we gromden en we sputterden, maar diep vanbinnen waren we opgelucht. Het voelde alsof we op het nippertje aan een enorme ramp waren ontsnapt.’
In De hemel van Heivisj gaat het verhaal door aan het eind van de jaren dertig begin van de oorlog. Fing moet gaat werken, wil ook gaan werken, ook al kan ze goed leren. De dreiging van oorlog en de gevolgen van de bezetting spelen wel een grote rol in dit boek. Ze wonen óp de grens, en De hemel van Heivisj gaat dan ook veel over de Prusen, en de joden in de gemeenschap van het stadje.
‘“Oppassen?” snoof mejuffrouw Vroon. “Ze kan beter zelf oppassen!” “Omdat ze Pruuse is?” zei ik, dankbaar voor het kwaaie vuurtje in haar. Ik wist dat er mensen in de stad waren die kwaad waren op alle Pruuse of ze nu wel of niks met deze oorlog te maken hadden. Dat had ik gehoord van Emmaus Trott, de sjpenseleverkoper, die zelf als Pruus geboren was. Terwijl niemand zo anti-oorlog en anti-Pruus was als hij. Ze keek me lang aan. “Pruuse?” Ze maakte een vreemd snorkend geluid. “Mocht ze willen. Welnee kind, ze is een Jud.”’
Fing krijgt verkering met een jeugdstormjongen. De pap en de broers moeten als straf voor een geintje naar een werkkamp, en voor het eerst wordt Negen open armen een huishouden van vrouwen. Het huis blijkt nu nog veel meer verhalen en geheimen te bevatten dan ze al wisten.
Dat Het tegendeel van zorgen, en eerder Negen open armen een van de honderd favoriete kinderboeken van Nederland is, begrijp ik wel. Door dat hele warme van dit gezinsleven, door hoe ontzettend mooi Lindelauf dat beschrijft, tot in detail, door de prachtige taal zijn dit geweldige jeugdboeken. En het vertellen van verhalen, wat literatuur vanaf de vroegste tijden toch definieert, is de kern ervan.
Erica van Oosterhout werkt op de klantenservice van Athenaeum Boekhandel.