Recensie: Gebied 19: Hoe aantrekkelijk is leven in een eeuwig nu?

11 juli 2023 , door Miriam Piters
| |

Esther Gerritsen verklaarde eens dat fictie voor haar de beste manier is om tot de werkelijkheid door te dringen. In een verzonnen verhaal kan ze zaken isoleren om ze heel nauwgezet te onderzoeken. De personages in eerdere romans en verhalen zijn vaak weifelaars wiens waarnemingsvermogen in twijfel wordt getrokken. Ook in haar nieuwe roman Gebied 19 exploreert Gerritsen uiterst eigenzinnig en psychologisch doorwrocht het proces van perceptie.

N.B. Lees ook onze voorpublicatie uit Gebied 19 en uit Gerritsens romans De terugkeer, De trooster, Roxy en Dorst. Lees Fleur Speet over Gerritsens Boekenweekgeschenk Broer. En beluister het interview dat we met haar afnamen over De terugkeer.

Hoe ben ik hier gekomen?

‘Toen Tomas wakker werd, lag zijn vrouw niet naast hem. Hij riep haar naam en kreeg geen antwoord. De dag ervoor hadden ze elkaar het jawoord gegeven.’

Vanaf zin één bevinden we ons aan de zijde van Tomas. Hij staat op en gaat op zoek naar zijn vrouw. Ze is niet de hond uitlaten, want Toto is nog thuis. Ver kan ze niet zijn, want haar telefoon ligt nog aan de oplader op het nachtkastje. Ze gaat nooit ergens heen zonder haar telefoon. Waarschijnlijk is ze de auto aan het inladen voor hun huwelijksreis naar Italië. Maar ook daar is ze niet. Tomas gaat met Toto (een bewuste toespeling van Gerritsen op The Wizard of Oz) naar buiten en laat zich door zijn hond leiden. Misschien ruikt hij waar Suzanne is? Hij belandt in een buurthuis waar een man meldt dat Suzanne die nacht nog bij hen was en waar hij in verwarring raakt van een gesprek met een oude vrouw:

‘“Ben je net getrouwd?” vroeg de oude vrouw vrolijk.
“Gisteren,” zei de man, “ze zijn gisteren getrouwd.”
“Was Suzanne…” Voor hij zijn vraag kon stellen was de man alweer verder gelopen om koffie in te schenken.
“Gefeliciteerd, jongen, “ zei de oude vrouw en ze streek hem over zijn wang, zo vanzelfsprekend als alleen oudere vrouwen dat konden.
“Dank u wel.”
“Dát kunnen ze jullie niet meer afpakken.”
Tomas lachte beleefd.
Ze legde haar hand op zijn arm. “En nu is ze weg?”
Tomas fronste, hij had niet verteld dat hij Suzanne zocht.
“Mijn kinderen ook,” zei ze, “ook weg.”
Tomas begreep dat de vrouw dementeerde, of op zijn minst in de war was.
Haar greep op zijn arm werd steviger. “Niemand wist dat het vannacht zou gebeuren, hoor. Wel dát het ging gebeuren, alleen niet zo snel, en wanneer het dan zover is kun je het eerst niet geloven. De helft is weg. Heb je al een nummertje?”
“Ik moet naar huis.”
De vrouw bleef hem vasthouden. “Je moet een nummertje trekken.”’

Tomas besluit het spel met de vrouw mee te spelen en buitelt al snel van de ene verbazing in de andere. Hij krijgt in het buurthuis een videobericht te zien van Suzanne. Maar in plaats van antwoorden roept deze boodschap nog meer vragen op. Waar is Suzanne heen? Wat is er gebeurd?

In het eerste deel van de roman biedt Gerritsen ons met Tomas als onwetende koerier een intrigerende en geloofwaardige protagonist. Hij weet van niets, staat op informatieachterstand en trekt alles in twijfel. Dat schort ons ongeloof in zijn bestaan moeiteloos op. Via alledaags-aandoende, stilistische sublieme dialogen (zoals de bovenstaande) sijpelt langzaamaan het buitengewone van de situatie door: de helft van de wereldbevolking lijkt zich op TOI-700 d te bevinden, een planeet die precies lijkt op de aarde, maar dan iets ruimer. Men eet er geen dieren en iedereen wordt er gelukkig gemaakt, want ‘tevreden mensen hebben geen kritiek’. Alle bestaande conflicten zijn zo exact mogelijk gekopieerd ‘om niet overal zonder einde over te discussiëren’, maar wel zijn enkel de capabele spelers van aarde welkom op TOI-700 d.

Als de spreekwoordelijke ongelovige heeft Tomas moeite om dit verhaal voor waarheid aan te nemen. Ook gelooft hij voor geen meter dat de kritische journaliste Suzanne zichzelf vrijwillig zou hebben laten verplaatsen. Hij blijft zich verzetten tegen alles wat hem voorgespiegeld wordt en bedenkt een alternatieve theorie: de halve wereldbevolking gelooft in een waanidee.

Voor ons is de verwarring dan compleet, want hoe betrouwbaar is Tomas’ perceptie nu eigenlijk? Hij slikt immers al jaren antidepressiva en verkeert liever in zijn eigen verbeelding. Als fictieschrijver is hij nooit echt bezig met de werkelijkheid en hij heeft blijkens gesprekken met Suzanne een ongekend vermogen om zich af te sluiten van de buitenwereld. Dat deert hem totaal niet, want was is er misdadig aan leven onder een steen?

Een meesterlijk gedachte-experiment

Op het moment van de grootste twijfel laat Gerritsen heel gewiekst deel twee aanvangen. Net als in eerdere hoofdstukken wordt Tomas in de eerste zin wakker. Hij ligt in een ziekenhuisbed, in het OLVG in Amsterdam. Bij het zien van de jonge verpleegkundige vraagt Tomas zich verward af waar hij is. In zijn leefomgeving bevonden zich namelijk geen mensen meer onder de veertig, want die waren allemaal verplaatst naar de Goudvis, zoals de planeet op aarde gekscherend wordt genoemd. Als zijn zoon Parker hem komt ophalen en hij buiten zijn ex Cynthia en haar vriend Friedrich ziet staan en zij hem welkom heten, blijft Tomas hopen dat alles is teruggekeerd naar het oude.
Maar hij blijkt zich nu op planeet TOI-700 d te bevinden en hier leert hij nog beter vanuit welke uitgangspunten deze maatschappij is ingericht. Zo staat verbeelding er hoog in het vaandel en stimuleert men op TOI-700 d het lezen van poëzie en proza om de fantasie te stimuleren. Non-fictieboeken kennen er zelfs een taks. Ook voor hem is het direct een ogenschijnlijk utopische wereld. Al snel na aankomst krijgt hij van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te horen dat hij zolang hij leeft financieel onderhouden zal worden, vanwege zijn culturele bijdrage aan de wereld. Wat kan hij zich nog meer wensen?

Het raadselachtige gebied 19, dat op TOI-700 d een cruciale rol speelt in het gelukkig maken van mensen, zorgt ervoor dat de vraag naar Tomas’ geestesgesteldheid onder de oppervlaktelaag van het verhaal doorsuddert. Is wat Tomas beleeft allemaal een grote zinsbegoocheling? Of heeft Tomas dit alles als schrijver bewust verzonnen? Die vraag neemt in gewicht toe als Tomas aan het eind van deel twee besluit om te stoppen met het nemen van zijn medicatie, omdat hij de in hem slapende demonen liever recht in de ogen kijkt dan bang te zijn dat ze onverwacht ontwaken. De laatste omineuze zinnen van deel twee versterken het vermoeden dat Tomas geen betrouwbare verteller is:

‘Hij klom naar het dak en dacht: dit heb ik eerder gedaan, en dacht dat hij dacht dat hij eerder had gedacht dat hij dit eerder had gedaan, en sprong ervan af.’

In het korte derde deel houdt Gerritsen het einde open en blijft er grote onduidelijkheid bestaan. Het is Gerritsen dan ook niet te doen om het geven van antwoorden, en bij monde van Tomas ontmoedigt ze lezers om naar begrip of overeenkomsten met onze wereld (bijvoorbeeld ten tijde van covid-19) op zoek te gaan, want je ‘kunt geen algemene leefregels destilleren uit een verzonnen verhaal’. Net zoals kroeggangers niet pretenderen betrouwbaar te zijn, hebben zowel Tomas als Gerritsen ons nooit gevraagd om in hen te geloven.

Dat we dat desondanks maar al te graag doen is te danken aan het schrijfplezier en de literaire virtuositeit die van de pagina’s afspatten. In ultrakorte zinnetjes en met onderkoelde humor weet Gerritsen herkenbare situaties waarin iets wringt op te roepen. Haar tekst staat bol van de ironische speldenprikjes naar kwesties uit onze maatschappij (zoals bestaande traumatherapieën of de heikele kwestie van gezinshereniging) of ons recente verleden (zoals bij een rechtzaak tegen de overheid op TOI-700 d waarbij ‘de aansprakelijkheid was zoekgeraakt’). Met Gebied 19 zet Gerritsen weer een fascinerend verhaal neer, terwijl ze luchtig de ernst van ons bestaan overpeinst.

Miriam Piters is conrector en docent Nederlands aan het Montessori Lyceum Rotterdam en recensent.

pro-mbooks1 : athenaeum