Het is een van de beste boeken die ik afgelopen jaar las, en met mijn leesclub besprak. ‘Ik blijf erbij dat het over verwarring gaat, en dat juist dát het zo intrigerend maakt,’ zei de oudste en wijste van de leesclub. ‘Maar wat het zo goed maakt, is dat het ook grappig is,’ zei de slimste. ‘Ja, het is subtiel, maar onderhuids staat er veel op het spel,’ zei de meest uitgesprokene van ons. ‘Het is haar beste roman tot nu toe,’ zei ik.
Huiswerk van Marja Pruis is een verraderlijk boek, in meerdere opzichten. Het lijkt een ‘klein’ verhaal: rijke Amsterdamse vrouw heeft arme buitenlandse werkster zonder papieren, er wordt ingebroken, heeft de werkster het gedaan? Het lijkt opgeschreven in een nonchalante, kabbelende stijl (‘Ik schrijf volgens een ritme, niet volgens een plot.’). Het lijkt geen grote thema’s aan te snijden, en het lijkt, erger nog, deels over huiselijk geluk te gaan.
Schijn bedriegt. Dit boek gaat over heel veel, en wie er echt over begint te praten, heeft stof voor een avond die van wijn naar thee gaat en weer terug naar wijn, en die lang nazindert in het hoofd van de lezer.
Dit boek gaat over klasseverschillen, allereerst. Over (de onmogelijkheid van) ‘het goede doen’ in een door en door kapitalistische wereld, over afhankelijkheid, over welvaart en armoede. Het gaat, net zo goed, over schrijven, over anders willen schrijven (‘Het probleem is dat ik mensentaal moet kiezen voor het bestaan dat ik liever poreus houd.’). Het gaat over ouders en kinderen, het gaat over ouder worden en de dingen die je dan niet meer, en juist wel kunnen schelen, het gaat over broze tevredenheid en, natuurlijk, over ongemak.
Dit alles in een vlinderende stijl, in die kenmerkende Pruis-zinnen die van hot naar her lijken te gaan maar die, toch, juist, hun werk doen en weten te raken. Een stijl die doet denken aan Elizabeth Strout, die ook met lichtheid een diepte kan ontsluiten.
Het zijn niet de grote dingen die je onthoudt, niet de hele gesprekken, maar de toevallig opgevangen flarden in het voorbijgaan. De futiliteiten. Zie die maar te vangen voordat ze zijn vervlogen. Dat ik een jurk aan het passen ben en mijn moeder wild het gordijn van het pashokje openrukt. Dit kan ik toch gewoon doen? Ik ben toch je moeder? Ze zei het niet, maar zo’n gezicht had ze.
In Huiswerk weet Pruis dingen te vangen die anders almaar vervliegen. Tegelijkertijd drukt ze je met je neus dicht op de onrechtvaardigheid van een maatschappij waarin de armsten zich rechteloos staande proberen te houden en de welvarenden al te menselijk zijn.
Maite Karssenberg is webredacteur bij Athenaeum Boekhandel.