Recensie: Bazig, proper, huiselijk en ondernemend

09 november 2009 , door Esther Wils
| | |

Hoe kwam de Hollandse huisvrouw aan haar hoofdrol in de Nederlandse cultuurgeschiedenis (nummer twee in een 'ranking' die psycholoog Geert Hofstede in 1987 opstelde, na de dominee), en hoe ontwikkelde haar positie zich in de loop van de afgelopen eeuwen? Is de sterke traditie van de vrouw als de baas in huis misschien medeverantwoordelijk voor de toewijding die zij ook anno 2009 aan haar huiselijke verantwoordelijkheden vertoont, meer dan in andere Europese landen gebeurt? ‘Culturele conventies zijn taai,’ luidt de conclusie van Els Kloek in haar studie Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw. Dat heeft ze overtuigend getoond waar het haar onderwerp aangaat, in een helder, goed gedocumenteerd, fraai geïllustreerd en onderhoudend relaas, schrijft esther wils.

‘Vrij en ondernemend’ heet de Hollandse huisvrouw in het eerste hoofdstuk van de geschiedenis die begint in 1250 en eindigt in onze dagen. Waarschijnlijk waren de uitzonderlijke huwelijksconventies in de Lage Landen medebepalend voor de snelle economische ontwikkeling in de Gouden Eeuw; stellen trokken niet bij hun ouders in maar gingen pas trouwen als ze een eigen huishouden konden beginnen, en werden daartoe allebei goed voorbereid. Dat betekende dat de vrouw in staat was een eigen huishouding te voeren, en dat zij kon waarnemen als haar man afwezig was, zelfs in zaken - ze dreef daarbij vaak haar eigen handeltjes.

Ook tijdens de geloofsstrijd en de oorlog tegen de Spanjaarden – hoofdstuk twee, ‘Dapper en vrijheidslievend’ – schuwden vrouwen als Catrine de Berges, alias Trijn van de Leemput, de ´Manninne´ Kenau Simonsdr. Hasselaer en de lutherse Wendelmoet Claesdochter de actie niet. Van Claesdochter zijn tijdens een verhoor stoere woorden opgetekend die haar praktische blik van ervaren huisvrouw verraden. ‘Ik houd uw sacrement voor brood en meel,’ het kruis beschouwde ze als een simpel stuk brandhout en ‘olie is goed voor de sla, of om schoenen mee te poetsen’.

Koken vonden ze niet belangrijk en erg rein op zichzelf waren de vrouwen niet, volgens buitenlandse reizigers in hun verslagen. Maar het burgerlijk ideaal van properheid en gezelligheid van het huis kreeg des te meer aandacht, in Nederlandse Republiek veel vroeger dan elders – ‘Bazig en proper’, hoofdstuk drie. Het streven was de huisvrouw vrij te stellen van arbeid, ze moest zich richten op het welzijn van haar gezin — wat dat inhield is onder andere na te lezen in Houwelick, de huwelijksbijbel op rijm van Jacob Cats. In de achttiende eeuw, na de bloeitijd, was zelfkritiek de tendens en droeg stichtelijke lectuur de vrouwen op de opvoeding van hun kinderen stevig ter hand te nemen, ze zelf te zogen en de Franse damesmaniertjes naar model van het stadhouderlijk hof af te leggen — hoofdstuk vier, ‘Verfransd en verwijfd’. Na de politieke opkomst van de patriotten werd het hun vitale taak de kinders tot voorbeeldige jonge burgers te vormen.

Rond 1870 begon een tijdperk van emancipatie: de rechten van arbeiders, en ook die van vrouwen, kwamen op de agenda. Vrouwen en arbeiders zaten elkaar in de weg, waardoor de vrouwen tot in de twintigste eeuw moesten wachten op hun kiesrecht (pas ruim na de Tweede Wereldoorlog werden ze overigens voor de wet volledig evenwaardig aan de man geacht; tot 1970 bleef de man formeel ‘hoofd der echtvereniging’). Dames verenigden zich ook op huishoudelijk front door onder andere de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen op te richten, een actief instituut dat door zijn niet-verzuilde karakter echter nooit veel autoriteit verkreeg.

Dan nadert het boek de eigen tijd. Zowel de cultus van de gelukkige huisvrouw — ‘Professioneel en toegewijd’ — die in de jaren 1950 hoogtij vierde als de daaropvolgende feministische golven roepen bij de lezer van 2009 vanwege hun onschadelijke herkenbaarheid prettige huiver op. Het karikaturale karakter van beide bewegingen is inmiddels geëvolueerd tot het vrolijke beeld van de mondige, actieve, vaak in deeltijd werkende moeder. De zogenaamde achterstand van Nederlandse vrouwen als fulltime arbeidskrachten, die heden ten dage sommige feministen en politici bezighoudt, wint door het lezen van Vrouw des huizes aan reliëf door de lange voorgeschiedenis van trots, waardering en genoegen die Hollandse huisvrouw aan haar werk en het gezin ontleende.

Kloek is een pionier op dit terrein; ze was goed voorbereid door haar werk op het gebied van vrouwen- en gezinsgeschiedenis, als historica aan de Universiteit Utrecht en het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, maar desalniettemin moet het geen eenvoudige opgave zijn geweest om 800 jaar huisvrouwengeschiedenis te behandelen. Vanwege het meestal weinig heroïsche, kleinschalige karakter van haar bezigheden die niet als ‘werk’ werden aangemerkt, is weinig officiële documentatie over de huisvrouw voorhanden, en Kloek heeft dan ook creatief naar bronnen moeten zoeken. Dat is haar goed gelukt; zij citeert uit literaire teksten, reisverslagen, handboeken voor de huisvrouw, pamfletten, reclame-uitingen, liedjes en een groot aantal historische studies en artikelen, ze bespreekt (afgebeelde) schilderijen, prenten en foto’s die relevante details bevatten. Haar inspanning voor twee biografische websites, www.vrouwenlexicon.nl en www.biografischportaal.nl, toont Kloeks interesse voor individuele levensgeschiedenissen en heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de rijkdom aan concrete voorbeelden, die zij in het boek knap in verband brengt met de globale historische ontwikkelingen. Het verhaal is soepel en met een onnadrukkelijke maar persoonlijke toon geschreven. Vijf sterren!

Esther Wils is redactiesecretaris van De Gids, samensteller van Wonen in Indië (2000) en co-auteur van Tropenecht; Indische en Europese kleding in Nederlands-Indië (1996).

pro-mbooks1 : athenaeum