Recensie: Festina lente

09 november 2011 , door Pieter Hoexum
| | |

Rust is in, rust is hot. De trendwatchers zijn het er wel zo’n beetje over eens: rust is helemaal van nu. Het begon met slow food en vervolgens kwam, onstuitbaar een hele slow-beweging op gang, met ‘slow architecture’, ‘slow cities’ en zelfs ‘slow sex’. Het is onthaasting en vertraging wat de klok slaat. Joke Hermsen spreekt in dit verband, in haar boek Stil de tijd, Pleidooi voor een langzame toekomst over een ‘langzaam aanzwellend koor’, waar zij ‘van harte bij aan wil sluiten’. Maar gelukkig voegt ze er meteen aan toe dat ze zal proberen ‘er een filosofische of meer existentiële motivatie voor te geven.’ Uiteindelijk legt Hermsen, verassend genoeg, een verband tussen verveling en scheppingskracht: juist als we niet extra ons best doen, als we de dingen op hun beloop laten in plaats van doelmatig en efficiënt te werk te gaan, ontstaat ruimte en tijd voor creativiteit. Door pieter hoexum.

Het boek begint veelbelovend: ‘Vanochtend bij het wakker worden, het was een uur of acht en op het gekwetter van de vogels in de fruitbomen na was er niet veel te horen, moest ik me tot het uiterste inspannen om erachter te komen of het nu dinsdag, woensdag of donderdag was.’ We worden als het ware naast Hermsen wakker en beginnen ons met haar te verwonderen over het verschijnsel tijd.

Na deze vliegende start komt het boek maar langzaam op gang – hoe kan het ook anders. Maar niet langzaam in de goede zin van het woord, eerder moeizaam, stroef. Het begint er al mee dat de eerste aantekeningen een ‘Woord vooraf’ worden genoemd, waarna nog een ‘Inleiding’ volgt. Dergelijke aanduidingen geven de aantekeningen teveel gewicht, het wordt een beetje pretentieus. Zoals de menukaart van een chic restaurant, met altijd weer van alles ‘op een bedje van prei’ of iets dergelijks. Zoiets bederft je eetlust. En dat is hier jammer, want er worden smakelijke gerechten en lekkere hapjes opgediend.

Maar eerst krijgt de lezer het, in de eerste twee hoofdstukken, flink voor zijn kiezen. In het eerste hoofdstuk zou het over verveling moeten gaan, maar het gaat over wat andere filosofen over dat onderwerp geschreven hebben. Hermsen geeft handige en bruikbare samenvattingen, maar een beetje schools is het wel en niet echt inspirerend. Het tweede hoofdstuk is helemaal om je tanden op stuk te bijten. Het zou over tijd moeten gaan, maar blijkt al snel te gaan over wat Bergson over tijd te berde heeft gebracht. Dat is interessant en relevant genoeg, maar alweer krijgt het boek zodoende een academisch karakter, wat gelukkig nadrukkelijk niet Hermsens bedoeling is. Een onbedoeld voordeel is waarschijnlijk wel dat voor de ‘trendvolgers’ deze eerste hoofdstukken onneembare hindernissen zullen vormen – vanaf hier zijn wij, lezers, onder elkaar.

We kunnen dan genieten van fraaie beschouwingen over Marcel Proust en Virginia Woolf, waarvoor de opvatting van Bergson van tijd als duur, bijzonder relevant blijken en waar die theorie ook gelukkig een beetje tot leven komt. Er is een mooi, warm pleidooi voor de herwaardering van de filosofie van Ernst Bloch. Mooi en verfrissend zijn ook de combinaties die Hermsen in veel essays maakt, zo paart ze bijvoorbeeld Frederik van Eeden aan Peter Sloterdijk en Mark Rothko aan Hannah Arendt.

Maar mooiste zijn toch wel de twee fragmentarische ‘reisjournaals’, waarbij Hermsen de lezer mee op vakantie en op reis neemt en de tijd doet vergeten. Of eigenlijk: de tijd anders doet ervaren. Daar maakt ze haar pretenties het beste waar: ‘Ik wil geen dichtgetimmerd, academisch betoog over de tijd schrijven, maar een boek maken met een meer open, meer fragmentarische structuur: een bonte verzameling van inkijkjes, ervaringen en perspectieven op de tijd.’

Er is wel iets te kniezen: tot drie keer toe wordt Augustinus (354-430) geplaatst in de zesde eeuw. Maar toch: haast u langzaam (festina lente) naar de boekhandel en schaf dit boek aan. Begeef u dan weer in kalme tred huiswaarts en sluit, daar aangekomen, ramen en gordijnen. Doe de voordeur op het nachtslot en trek de stekkers uit radio, tv, telefoon en computer. Instaleer u in een gemakkelijke stoel en houdt koffie of thee en veel biscuit (en eventueel zoute drop) bij de hand. En dan lezen maar. Niet in één ruk, maar met stukjes en beetjes.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

pro-mbooks1 : athenaeum