Veel is er al gezegd over de relatie tussen intellectuelen en politiek. Sinds de Dreyfus-affaire en het J'accuse van Emile Zola is de geëngageerde intellectueel onderwerp van verhitte discussie. Mark Lilla's The Reckless Mind, Intellectuals in Politics, een verzameling essays, eerder afzonderlijk gepubliceerd in de New York Review of Books, over Martin Heidegger, Carl Schmitt, Walter Benjamin, Alexandre Kojève, Michel Foucault en Jacques Derrida, voegt zich in deze traditie, maar onderscheidt zich door zijn insteek en toonzetting. De vraag die Lilla voor ogen stond bij het schrijven van deze essays, is van niet aflatende relevantie: wat dreef intellectuelen dat ze zich inlieten met totalitarisme, zij het links, zij het rechts, zegt merijn oudenampsen.
Zoals de titel van het boek al aangeeft, verwijt Lilla de denkers in kwestie roekeloosheid. Die komt volgens hem voort uit een teveel aan passie, een zich overgeven aan Eros. Hij lanceert daarvoor, voortbouwend op de conservatieve denker Leo Strauss, het begrip 'filotirannieke' intellectueel, de intellectueel wiens liefde tot tirannie leidt. Hij beroept zich daarbij op de beschrijving die Plato geeft van Eros als een macht die de ziel kan verheffen tot het hoogste - de filosofie, maar ook kan verlagen tot de diepste dalen van machtsmisbruik en zinnelijke bevrediging - de tirannie. Wat is tirannie anders, citeert Lilla uit Plato's Republiek, dan de onrechtvaardige heerschappij van een man die zelf lijdt onder de tirannie van zijn laagste verlangens? Matiging en zelfcontrole zijn volgens Plato noodzakelijk willen filosofen Eros ten goede keren.
Juist aan deze matiging ontbreekt het bij de genoemde intellectuelen, stelt Lilla, gedreven door hun passie als door 'innerlijke demonen'. De dramatische liefdesrelatie tussen Martin Heidegger - de briljante Duitse filosoof die partij koos voor de Nazi's - en de joodse Hannah Arendt komt uitgebreid aan bod, evenals de SM-escapades van Michel Foucault in de homoscene van San Francisco. Lilla voert zo het gebrek aan matiging in hun liefdesleven op als een oorzaak van hun 'filotirannieke' politieke optreden. Gezien de gebrekkige controle over hun passies, kunnen intellectuelen zich soms beter afzijdig houden van de politiek, concludeert hij. Of, om met Voltaire te spreken, ze kunnen het beter bij het cultiveren van hun eigen tuintje houden. De grote kwaliteit van The Reckless Mind is de leesbaarheid ervan, Lilla wordt terecht alom geprezen om zijn capaciteit diepgang met toegankelijkheid te rijmen. Het past in een lovenswaardige Amerikaanse traditie om soms zware intellectuele kost op vlot geschreven wijze voor een groot publiek bespreekbaar te maken. Tegelijkertijd kan het niet los gezien worden van een Amerikaanse eigenaardigheid: de Culture Wars. Want het boek is sterk politiek gekleurd, met het gevolg dat sommige van de portretten dicht tegen de karaktermoord aanliggen. In het bijzonder als linkse filosofen als Foucault, Derrida en Benjamin - toch geen collaborateurs, fellow travellers of partij-ideologen - aan bod komen, lijken de essays als ammunitie te dienen op het intellectuele strijdtoneel tegen academisch links. Dit wordt in de hand gewerkt door de opzet van de essays, waarin eerder psychologie (afdalend naar pathologie) en biografie worden aangevoerd als verklarende factor, dan de historische, intellectuele en politieke context van het werk van de auteurs. Op de man spelen, noemen we dat in het Cruyffiaans.
Opmerkelijk genoeg is Mark Lilla zelf een aanhanger van de conservatieve filosoof Leo Strauss, met wiens ideeën de hele essaybundel - onbenoemd - doorspekt is. Bij uitstek de ideeën van Strauss hebben, zoals onderzoeksjournalist Seymour Hersh openbaarde, inspiratie geleverd voor de uitholling van de Amerikaanse democratie onder de politiek van de Bush regering na 9/11. Daarmee komt een pleidooi uit de mond van Lilla over intellectuelen en politieke terughoudendheid enigszins bevreemdend over.
Het boek biedt geen integere analyse van de relatie tussen intellectuelen en tirannie, maar is desalniettiemin een belangrijke referentie voor het begrijpen van de intellectuele pendant van de Culture Wars in de VS. Wie daarbij enige tegenspraak wil, kan het samen lezen met een linkse tegenhanger zoals Leo Strauss and the American Right, door Shadia B. Durry, of Leo Strauss and the Politics of American Empire, door Anne Norton.
Merijn Oudenampsen is is free lance onderzoeker. Hij is verbonden aan de Jan van Eijck Academie in Maastricht, waar hij onderzoek doet naar populisme in het kader van het project Design Negation. Hij studeerde politicologie en sociologie aan de UvA in Amsterdam, schrijft veel over de politiek van stadsontwikkeling en verder is hij initiatiefnemer van verschillende conferenties en campagnes rond flexibilisering.