Recensie: Precisie, eenvoud of omvang? Darwins meesterwerk, geëvolueerd in drie edities

30 november 2015 , door Gemma Venhuizen
| | | | |

Wat is de hoogste status die een boek kan bereiken? Dat iedereen het gelezen heeft, waarschijnlijk. Aangezien dat (tot op heden) voor geen enkel boek geldt, volstaat een meer bescheiden insteek wellicht. Laten we zeggen: dat het merendeel van de mensen je bij naam kent. En dat je in staat bent geweest om het denken van de mensen die je hebben gelezen, ingrijpend te beïnvloeden. De Bijbel is zo’n boek, maar er is nog een ander boek dat bijna de ‘bijbelstatus’ heeft verworven: Over het ontstaan van soorten, ofwel On the Origin of Species, van Charles Darwin. Door gemma venhuizen.

Dat is nu een boek dat vrijwel iedereen van naam kent, zeker tegen het einde van dit Darwinjaar. Én een boek waarin de auteur de basis legt voor onze huidige ideeën over evolutie, en in niet in onaanzienlijke mate over ons mensbeeld. De inhoud is in grote lijnen bekend. Darwins kernboodschap is dat evolutie plaatsvindt door middel van natuurlijke selectie: wie het beste is aangepast aan de omstandigheden, overleeft. De individuen met het beste pakket eigenschappen hebben door hun verhoogde overlevingskansen ook grotere kans zich voort te planten. Op die manier worden wenselijke eigenschappen van generatie op generatie doorgegeven, net zo lang tot een soort is geëvolueerd tot een soort die nog beter is aangepast op de leefomgeving.

Ondanks het wijd verspreide gedachtegoed van Darwin, zullen maar weinig mensen zijn boek — dat 150 jaar geleden verscheen — echt gelezen hebben. Ikzelf had het, in ieder geval, nog nooit in handen gehad. Hoog tijd dus om me eens te verdiepen in de Nederlandse versie van On the origin of species. Of beter gezegd: ik heb me in drie versies verdiept. Drie variëteiten, in andere woorden, want bij een variëteit ‘gaat bijna iedereen uit van een gemeenschappelijke afkomst’, aldus Darwin.

Drie variëteiten: oerdegelijk, uiterst toegankelijk en een goede mix

Het betreft allereerst Over het ontstaan van soorten, in de vertaling uit 2000 van Ludo Hellemans. Daarnaast gaat het om het door David Quammen samengestelde en door een vijfmanschap vertaalde Het ontstaan van soorten, een lijvig boekwerk uit 2008 dat in 2009 vertaald is en niet alleen Darwins oorspronkelijke tekst bevat, maar ook talloze foto’s en fragmenten uit Darwins autobiografie en zijn reisverslag van de Beagle. Tot slot gaat het om Het ontstaan van soorten — een stripbewerking van Michael Keller, vertaald door Gerrit Jan Zwier.

De evolutietheorie gaat ervan uit dat de beste eigenschappen door succesvolle individuen van achtereenvolgende generaties worden geselecteerd. Welke eigenschap het beste is, hangt natuurlijk af van de leefomgeving en dat geldt voor de drie versies van Het ontstaan van soorten die in deze recensie worden besproken net zo goed.
Want wat zijn de wensen van de lezer? Gaat het om volledigheid, om leesgemak, om handzaamheid, om prijs? Elk van de drie boeken heeft zijn eigen sterke en zwakke punten.

De vertaling van Hellemans is een versie zonder opsmuk. Daardoor is het boek ondanks zijn volledigheid niet al te zeer uit de kluiten gewassen, maar oogt de inhoud oersaai. De lange lappen tekst, Darwins uitvoerige zinnen, zijn weinig uitnodigend. De stripversie daarentegen bevat meer illustraties dan tekst en beperkt zich tot de hoofdlijnen. De evolutietheorie wordt er overzichtelijker door, maar de tekst blijft behoorlijk pittig en na het lezen ervan heb je nog steeds niet de ‘echte’ Het ontstaan van soorten gelezen.

Het ontstaan van soorten van David Quammen heeft als ondertitel ‘de definitieve editie’ en verenigt de volledigheid van de Hellemansvertaling met het aantrekkelijke uiterlijk van de stripbewerking. De vijftien hoofdstukken van Darwins boek zijn er compleet in terug te vinden, maar zijn afgewisseld met kleurrijke illustraties en beknopte tekstfragmenten uit andere werken van Darwin. Het betreft bijvoorbeeld stukken van zijn reisverslag. Deze luchtig geschreven stukken geven de nodige tegenhang aan het zware, wetenschappelijke karakter van Het ontstaan van soorten. Daardoor is het boek aantrekkelijk om te lezen en in ieder geval om in te bladeren.

Je zult met het lijvige boek van Quammen niet gauw de trein instappen, want de ruim vijfhonderd pagina’s en de harde kaft maken het tot een kolossaal boekwerk — tegen het onhandelbare aan. Als het in de boekenwereld vooral om het recht van de sterkste ging, dan zou dit boek met succes zijn dunnere, lichtere soortgenoten verpletteren. Een ander praktisch bezwaar is dat de tekstfragmenten en de foto’s niet met de hoofdtekst corresponderen. De informatie over de colleges geologie die Darwin volgde, zou beter in het hoofdstuk ‘Over de gebrekkigheid van het geologisch archief’ passen dan in ‘Strijd om het bestaan’. En waarom staan de kritieken op het werk van Darwin (spotprenten van Darwin als aap, bijvoorbeeld) in ‘Geografische verspreiding’ en niet in ‘Bezwaren tegen de theorie’?

Darwin de wetenschapscommunicator

Wat opvalt bij een vergelijking van de drie boeken, is de mutatie die in de titels heeft plaatsgevonden; waarschijnlijk afhankelijk van de opvattingen van de vertalers. Strikt genomen is Over het ontstaan van soorten vollediger dan Het ontstaan van soorten, maar daardoor krijgt de titel wel een plechtigere klank. Niet verwonderlijk natuurlijk, voor een boek dat al 150 jaar oud is — Darwin zelf schreef ook nogal plechtig. Hij zou kunnen worden gezien als een wetenschapscommunicator, omdat hij iemand was die zijn wetenschappelijke ideeën aannemelijk wist te maken bij een breed publiek. Een negentiende-eeuwse Bill Bryson, als het ware. Maar waar hedendaagse auteurs van populairwetenschappelijke boeken zich beperken tot hoofdzaken en vaak gebruik maken van de nodige vereenvoudigingen om de leesbaarheid en de vaart erin te houden, spaarde Darwin zijn lezer niet. Al meldt Darwin in het voorwoord bij zijn boek dat hij vanwege tijdgebrek (een collega zat hem op de hielen met het publiceren van een soortgelijke theorie) slechts een ‘samenvatting’ heeft geschreven, toch is het boek behoorlijk uitvoerig. Darwin schrijft begrijpelijk en beeldend — hij gebruikt talloze voorbeelden —, maar zijn zinnen zijn lang en zijn toon wat plechtig.

Neem de beginzin van het eerste hoofdstuk, over variëteit, in de vertaling van Helleman: ‘Wanneer wij kijken naar individuen van een bepaalde variëteit of sub-varieteit van onze van oudsher gecultiveerde planten of dieren, dan is een van de eerste bijzonderheden die ons opvallen, dat zij over het algemeen veel sterker van elkaar verschillen dan individuen van om het even welke soort of variëteit in de vrije natuur.’ Dat is een hele mond vol. In de editie van Quammen is het taalgebruik iets vlotter: ‘van oudsher’ wordt bijvoorbeeld ‘oude’ en ‘gecultiveerde planten’ wordt ‘cultuurplanten’.

Pas later, als Darwin bij de kern van het boek aankomt — de strijd om het bestaan en de natuurlijke selectie, en, daaropvolgend, de weerlegging van zijn critici —, begin je als lezer warm te lopen. Daarbij zijn de passages waarin hij zijn eigen verwondering laat doorschemeren wel erg mooi: ‘Geloven we dat natuurlijke selectie enerzijds een orgaan van gering belang zou kunnen voortbrengen, zoals de staart van een giraffe, die alleen als vliegenmepper dient, en anderzijds een schitterend orgaan als het oog?’ (Vertaling editie Quammen.) Darwin kán schrijven, zoals de passages uit zijn reisverslag en zijn autobiografie nog meer aantonen.

Het ontstaan van soorten is overwegend zakelijk geschreven, opvallend, zeker in een eeuw waarin de Romantiek floreerde. Dat zakelijke, nog steeds de standaard in wetenschappelijke verslagen, maakt het lezen minder aangenaam. Darwin zelf vindt zijn dorre stijl nog meevallen: ‘Eigenlijk vergt een grondige behandeling van dit onderwerp een lange opsomming van dorre feiten, maar die zal ik bewaren voor een toekomstig boek.’

Het ging in Het ontstaan van soorten gelukkig niet om Darwins schrijfstijl, maar om zijn ideeën. Darwin legde met zijn boek de basis voor de evolutietheorie en voor onze opvattingen over het ontstaan van de mens. Een boek dat zo’n invloed heeft op het wereldbeeld is een meesterwerk, of het nu plechtig geschreven is of niet. De drie vertalingen vormen elk op hun eigen manier een eerbetoon aan en leidraad voor Darwins gedachtegoed en zijn daarom zeker de moeite waard om te lezen en te overleven. En al kennen we de plot van dit boek al in samenvatting, en is daarmee de impact van de ontdekking en de frisheid van de wetenschapscommunicator, het belang ervan blijft.

Gemma Venhuizen is aardwetenschapper en freelance journalist, voor onder andere Grasduinen.

pro-mbooks1 : athenaeum