Recensie: Wat voor de lezer verborgen blijft

30 november 2015 , door Sanne Ruhaak
| | | | | | | |

In de betere kiosken vind je naast alle glossy’s ook enkele tijdschriften die zich met iets heel anders bezighouden: letterkunde. Vaak is het even zoeken naar dit achteraf opgestelde rijtje letterkundige tijdschriften. Een groot animo wordt er kennelijk niet verwacht, van alle nummers zijn slechts enkele exemplaren aanwezig. Zo ook van Nederlandse Letterkunde, een tijdschrift dat in 1996 is opgericht (als resultaat van een fusie van De Nieuwe Taalgids en Forum der Letteren) en de letterkunde vanaf de middeleeuwen tot nu behandelt. Vier exemplaren vind ik op een plank langs de trap van het Nieuwscentrum. Tijd om juist deze plank onder aandacht te brengen, want de onopvallende plaats die ze krijgen toegekend is niet terecht, betoogt sanne ruhaak.

Nederlandse Letterkunde trekt niet direct de aandacht, anders dan andere, modern vormgegeven bladen die over poëzie en literatuur handelen. Het omslag van het derde en laatste nummer van dit jaar is simpel en getuigt niet van een streven naar verkoopbevorderende opvallendheid. Een inleidend woord dat de interesse van potentiële lezers doorgaans trekt is afwezig; de eerste pagina begint direct met het eerste van de zes letterkundige artikelen waaruit het tijdschrift bestaat. Op de achterflap vinden we een overzicht van de opgenomen artikelen dat bestaat uit een korte opsomming van de auteurs en hun onderwerpen — maar ook hier blijft een toelichtende beschrijving achterwege.

Dat er weinig is gedaan om de uitgave aantrekkelijk te maken, zegt echter niets over de kwaliteit van de inhoud. Het blad bevat een verzameling artikelen die niet alleen interessant is voor wetenschappers, maar ook voor andere geïnteresseerden in de letteren. De artikelen zijn toegankelijk en behandelen voor een deel vraagstukken die op dit moment actueel zijn in het wetenschappelijk onderwijs. Zo begint het blad met een artikel van Jaap Goedegebuure over Kellendonk als cultuurcriticus en zijn houding tegenover het modernisme (waarvan hij volgens Goedegebuure de formeel-esthetische kanten en de levensbeschouwelijke twijfels omarmde, maar zich afzette tegen de hoop op een nieuwe samenhang en zin) en behandelt Sven Vitse de problematiek rondom representatie in literaire werken, een onderwerp dat al langere tijd geliefd is in de wetenschap. Omdat het artikel dieper ingaat op enkele afzonderlijke auteurs waarbij representatie een belangrijke rol speelt en Vitse vakjargon grotendeels vermijdt, is het stuk echter ook toegankelijk en interessant voor lezers die niet direct deelnemen aan het wetenschappelijke veld en de theorievorming rondom het verschijnsel representatie niet paraat hebben.

Daarnaast vinden we artikelen die niet zozeer aansluiten bij een wetenschappelijke trend, maar wel degelijk interessant zijn. Sander Bax’ artikel is hier een voorbeeld van: hij beschrijft Harry Mulisch’ rol als historicus van de Tweede Wereldoorlog. In het artikel worden verschillende titels van de auteur behandeld en daardoor is het stuk niet alleen voor letterkundig geschoolde lezers geschikt, maar eveneens voor kenners van Mulisch die geïnteresseerd zijn in een nieuwe visie op het werk van de auteur.

Alledrie deze, en ook de andere drie artikelen van dit nummer bieden het beste van recent letterkundig onderzoek. Maar hoewel ik verwacht dat de collega’s van de auteurs het blad nog wel regelmatig inzien, denk ik dat het vele anderen ontgaat. Na vijf jaar op de letterenfaculteit te hebben gestudeerd, is mijn indruk dat veel studenten het blad wellicht kennen, maar het zelden hebben ingekeken. Dat geldt ook voor de andere literaire bladen op dezelfde, verdekt opgestelde plank. En dat is zonde, want deze tijdschriften kunnen de gaten opvullen van het in een parallelle beweging steeds meer gespecialiseerde onderwijs.

Nederlandse Letterkunde verdient daarom opnieuw onder de aandacht gebracht te worden, niet alleen voor studenten, maar ook voor andere liefhebbers van literatuur. Juist door de variatie aan onderwerpen en de combinatie van toegankelijkheid en kwaliteit van de artikelen, vormt het tijdschrift een waardevolle aanwinst voor ieder wiens aandacht verder gaat dan de roman of auteur zelf.

Sanne Ruhaak studeerde literatuurwetenschap en Nederlandse taal en cultuur.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum