Recensie: Wisselende omgang met onbevangen meisjes: nieuwe modebladen

30 november 2015 , door Joost Divendal
| | |

Modebladen hebben één gemeenschappelijke afnemer: de bladeraar in de kiosk. Natuurlijk zijn er de design- of fashion-student, de vormgever, en de bladendokter. Zij kopen Material Girl of 125 beroepsmatig. Maar ik ben amateur, ik duik liever in de stapels van Athenaeum en laat me liefst steeds door een andere cover verleiden tot een kijkje. Daar word je eveneens een kenner van en zowaar ook een koper. Hoezeer dit soort bladen het zeker moet hebben van vaste afnemers, zoals abonnees of ‘leden’ van een ‘community’ (125 zit tegenwoordig op Facebook, Material Girl heeft een heuse fanclub), er is niets mis aan uw omgang met wisselende partners, zolang u er maar af en toe eentje mee naar huis neemt. Door joost divendal.

Bladkijkers zoals ik maken de grootste gemene deler uit van de mode-magazine-doelgroep. Een niet onaanzienlijke doorsnee daarvan blijft ook nog eens haken aan de breeduit gepromote producten. Een plukje lezers – gering in aantal maar veelvermogend – kóópt vervolgens zo’n duur hebbeding: horloge, tas, of crème hydratante. Eén ding is zeker: voor kopen is kijken nodig. Maar kijken betekent nog niet atijd kopen. De wisselwerking tussen beide handelingen is geenszins vanzelfsprekend. Is het daarom zo, dat bladen komen en gaan, terwijl de geafficheerde producten – zo lijkt het althans – blijven bestaan en zich even gemakkelijk in de context van een volgend blad aan ons opdringen?

Het geheim ligt waarschijnlijk in de mate van die opdringerigheid. Moeten de advertenties zich langzaam maar zeker een plekje veroveren in de beeldenbibliotheek van mijn hersenen, dan dienen zij niet té opdringerig te zijn. Zij beklijven, als ze gemixt worden met aangename beelden.

Tussen de glossy advertenties door doet Material Girl (nummer 8, winter 2009/2010) er alles aan om de kijker te plezieren met onbevangen meisjes. In het magazine, met een fijn formaat (iets kleiner dan A4) en een dunne rug van nog geen centimeter dik, dat zich met een hand laat dragen, zien we nog een restant van wat passé lijkt: stoer-verongelijkt kijkende modellen. Maar de meesten staan er losjes bij, zonder opgelegde vrolijkheid of kijk-mij-eens-bitchy-zijn: gewoon, goed in het vlees, de staat van graatmagerheid voorbij.

Het is zo te zien een trend om ‘gewone’ kleren te dragen. Beetje netjes, beetje sjiek; fleurig, niet té. Maar net als je daardoor denkt dat je zo iemand eigenlijk best gewoon zou kunnen tegenkomen, is op andere foto’s een tegengestelde trend zichtbaar: geplamuurde lippen, beschilderde oogleden; stift en mascara druipen van het papier. Heen en weer geslingerd tussen die tegengestelde signalen rust het oog dan uit bij de sieraden, de laarzen en de mobieltjes, in volle glorie op de tussenliggende pagina’s: en dat zijn er vele - het materialisme uit de aan Madonna ontleende titel, en de ondertitel My luxury diary worden eer aangedaan.

Material Girl ligt naast bijvoorbeeld Russh en Baby Baby Baby: alle lokaal ontstaan (Wenen, Australië, Mexico) maar doorgedrongen op de internationale markt. Datzelfde geldt voor het andere blad in mijn greep van deze week: het tweemaal per jaar verschijnende 125 uit Londen.

Met een vers en lijvig winternummer positioneert 125 (Photography. Fashion. Art. Style) zich, nadrukkelijker dan de concurrenten, tussen de mode- en fotografiebladen. Het thema ‘heroes’ wordt op de cover uitgedragen door een rijkelijk getatoeëerde man. In het blad en op de site (125magazine.com) schuwt de redactie de spreekwoordelijke ‘coffee table’ (wie heeft nog zo’n meubel?) niet en met een gewicht van anderhalve kilo nodigt het inderdaad niet uit tot vlotjes doorzappen, maar tot openliggen binnen handbereik.

Wie eraan begint komt rare dingen tegen, zoals een reeks van mannen-in-pakken die spontaan vlam vatten. Maar ook, zoals gebruikelijk, verder accessoires, beschilderde gezichten en vrouwen in kleren, zij het extravaganter dan in Material Girl: een op de Amerikaanse vlag lijkend topje bijvoorbeeld ziet er in 125 heel wat minder comfortabel uit. Maar datgene wat 125 onderscheidt van het doorsnee modeblad is de paginagrote fotografie: de helden van de reddingsbrigade van de Royal Navy, portretten naast woeste eilandtaferelen; of de vriendinnen en vrienden op hoge leeftijd in de oude Zuid-Engelse kustplaats Bexhill – allemaal even ‘gewone’ mensen, lijkt het wel, als de ongecompliceerde meisjes uit Material Girl.

Gewone meisjes, normale mensen, en de wisselende contacten van de bladenkoper – het zou een oer-Nederlands verhaal kunnen zijn, als deze tijdschriften niet ook die internationale uitstraling en dat prachtige uiterlijk hadden. Ze zijn online te vinden, maar lijfelijk liggen ze er natuurlijk het aangenaamst bij, zoals op de blauwe stellingen, rechts van de ingang van het Nieuwscentrum, dat na uw geblader graag een tasje met uw kerstkeuze vult.

Joost Divendal is journalist en schrijver over onder meer kunst in Venetië en de rest van de wereld. De doge van Venetië is zijn nieuwste boek.

Besproken tijdschriften

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum