Recensie: 1968 nu, of: Durf een idee te hebben

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| |

Toen in de jaren negentig op mijn middelbare school het communisme werd besproken, stonden wij versteld dat het ‘eigenlijk’ klopte. Onder vage verwijzing naar ‘miljoenen doden’ schoof onze Joodse docent het vervolgens als fictie terzijde en toen sprak hij lang over ‘vrijheid’, de vrijheid die wij toch maar mooi ‘genoten’. Onze ouders kochten huizen die in tien jaar in prijs verdubbeld waren en alles was best in orde. Ouders waren trots op hun generatie. Over ’68 hoorde je, maar je wist niet precies wat dat was. Een decennium later bibberen we voor onze pensioentjes en gaan we ‘allemaal betalen’, Marx wordt weer gelezen en verklaarde communisten als Alain Badiou en Slavoj Zizek voeren de intellectuele elite aan. Badiou legt het uit, in The Communist Hypothesis. Door leonhard de paepe.

Waarom we 1968 herdenken

Want waar ging het om in 1968? In het hoofdstuk ‘We are still contemporaries of May ‘68’ vertelt de Franse filosoof dat in 2008 in Frankrijk de studentenopstanden groots gevierd werden. Waarom? Daar zijn meerdere antwoorden op mogelijk. Het pessimistische antwoord luidt: omdat het na veertig jaar écht geschiedenis is en daarom politiek niet langer explosief. Badiou stelt vast dat de werkelijke winnaar van ’68 het neo-liberale kapitalisme was. De (ooit) emancipatoire geest van individualisme en ‘jouissance’ is geïncorporeerd door het kapitalisme en heeft een generatie hedonistische consumenten voortgebracht voor wie ‘mijn belang’, niet alleen de hoogste, maar zelfs de enige denkbare houding is.

Badiou – verklaard Maoïst – ziet ook twee positieve tendensen. De massale viering duidt hij als een anti-Sarkozyreflex. En nog positiever is dat er een nieuwe generatie is die het gevoel weer heeft dat de wereld niet klopt, dat verandering noodzakelijk is. Die verandering, zegt Badiou, heette tweehonderd jaar lang ‘revolutie’. Dat ‘idee’ verenigde de jongeren van toen en nu, na veertig jaar stilte weer.

Terug naar 1840

Badiou beschrijft ’68 als een gebeurtenis in het verlengde van de culturele revolutie in China, de Parijse commune en de allereerste communisten van de negentiende eeuw. Hij stelt vast dat onze tijd meer lijkt op 1840, toen kapitalisten hele volksstammen in mensonterende omstandigheden hielden in fabrieken, dan op de omstandigheden eind jaren zeventig.

‘Everywhere it is implied that that the poor are to blame for their own plight, that Africans are backward, and that the future belongs either to the “civilized” bourgeoisies of the western world or to those who, like the Japanese, choose to follow the same path.’

Op een dag moet uitgelegd worden hoe het komt dat sinds de jaren negentig westerse economieën verdubbeld zijn in grootte, maar dat, onder Bush, Blair en Sarkozy educatie, zorg, arbeidsvoorwaarden, openbaar vervoer, pensioenen en andere verworvenheden volkomen ontmanteld zijn.

‘One day we will ask ourselves where they got the money from, because whenever the poor ask for a little something, they’ve said for years as the turn their pockets out that they haven’t got a penny.’

Sarkozy – die Badiou onomwonden voor een communicatieknaapje van Het Kapitaal houdt – wil zulke vragen niet stellen. Hij houdt (daarom?) op dit moment ’68 voor dé grootste bedreiging voor de Franse staat. Waarom? Omdat de jongeren destijds de communistische hypothese verdedigden! En aangezien er geen aanwijsbaar communisme meer bestaat moet nu de hypothese als zodanig worden bestreden als grootste bedreiging. Waarmee we bij de titel zelf komen: wat is die hypothese dan?

De hypothese en het idee

De communistische hypothese houdt, aldus Badiou, in dat een andere collectieve organisatie mogelijk is. Zo bezien duidt communisme slechts op een zeer algemene set van intellectuele representaties. Een idee, zou Kant zeggen. Het idee van één wereld bijvoorbeeld. Het kapitalisme beloofde dat na de val van de muur de wereld verenigd zou zijn, maar sloot de facto steeds meer mensen uit. Het vergt volgens Badiou een bepaalde moed om een idee te hebben. Het imperatief van onze (kapitalistische) realiteit is: ‘Word rijk!’ Dat kunnen wij, volgens de filosoof, vertalen als ‘Leef zonder idee’.

Badious reactie op die imperatief is schokkend, juist omdat die zo ontstellend bescheiden is. De filosoof roept op om een idee te durven hebben. We moeten ons (zelfs!) ervan overtuigen dat daar niets crimineels aan is. Te veel mensen denken tegenwoordig dat er geen alternatief is voor het najagen van het eigen belang.

‘I am a philosopher, so let me tell you something that has been said again and again since Plato’s day. I am telling you as a philosopher that we have to live with an idea, and that what deserves to be called a real politics begins with that conviction.’

Een ‘conviction’ veronderstelt een idee! Daar heeft Badiou gelijk in. Vanuit een idee zijn opeens heel andere vragen mogelijk. Bijvoorbeeld: hoe is het mogelijk met de huidige technische mogelijkheden dat er ieder jaar in Nederland een tekort is van tienduizenden studentenkamers? Wie verdient daaraan? Is dat normaal? Hoe lang blijven we zeggen: ‘tja, zo is het ‘gewoon’.’ Zoals we ‘gewoon’ allemaal zullen moeten bloeden om wat er decennialang gebeurde in de bankensector. Het ‘gewone’ bevragen, begint met een idee. Wie zich nooit verwondert over de wereld is politiek niet gevaarlijk. Hoe ongelooflijk het op het eerste gezicht ook lijkt: het zijn ideeën die de wereld veranderen.

Houd vol, houd moed. Er komen anderen tijden.

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij schrijft voor NRC Handelsblad en is docent Esthetica aan de de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum