Recensie: De geschiedenis van de 'witte mens'

30 november 2015 , door Frank Ligtvoet
| |

Wie het woord ‘race relations’ in een Amerikaanse tekst tegenkomt, denkt in de eerste plaats aan de relaties tussen zwart en blank. En bij ‘Native Americans’ denk je aan wat tot nog niet zo lang geleden indianen werden genoemd. De studie van Nell Irvin Painter naar de historische ontwikkeling in de Verenigde Staten van het idee ‘het witte ras’, laat zien dat 'zwart' pas heel laat in dat proces een rol gaat spelen: aanvankelijk gaat het immers om de verhoudingen tussen de verschillende ‘witte rassen’, zoals de Angel-Saksen (Engelsen) en de Kelten (Ieren). En ‘Native Americans’ zijn tot in de twintigste eeuw de nakomelingen van de eerste, witte puriteinse Engelse kolonisten. Door frank ligtvoet

Painters boek is, anders dan de titel doet vermoeden, geen geschiedenis van de witte mens, wat die ook zou moge zijn. Het boek onderzoekt de manier waarop de Amerikaanse heersende klasse zich vanaf de late achttiende eeuw in termen van ras definieert en welke bronnen zij daarvoor gebruikt. De adaptatie van die definitie aan de veranderende werkelijkheid levert een van de interessantste verhaallijnen in deze fascinerende en goed geschreven studie op.

Essentieel in de westerse definitie van wit zijn de noties: krachtig, lang, vrij en mooi. Maar die noties functioneren voor de niet-witten ook in hun negaties, namelijk als niet-krachtig (verweekt), niet-lang (kort), on-vrij (slaaf) en on-mooi (lelijk).  Painter laat zien dat de oudheid de vroegste bronnen levert voor de Amerikaanse witte ‘constructie’. In het bijzonder krijgt Ceasars beschrijving van de Gallische Oorlog aandacht, omdat daar - in een aan de Griekse geschiedschrijvers ontleende terminologie - nadrukkelijk de vrije, barbaarse Germanen die oostelijk van de Rijn leven, gesteld worden tegenover de krachteloze door Romeinen onderworpen westelijke Galliërs; cultuur verweekt. De Germanen worden het volk waaraan gerefereerd wordt, als het gaat om de goede, witte rassen, zoals de Noren en de Angel-Saksen. De Galliërs (of Kelten) worden geassocieerd met hun verzwakte witte broeders en zusters, zoals de Ieren en de Italianen. Painter onderzoekt ook de bronnen van de met wit verbonden connotatie schoonheid en van het idee dat - in flagrante tegenstelling tot de werkelijkheid - wit vrij, dat wil zeggen ‘niet-slaaf’ zou gaan betekenen (en zwart later geassocieerd zou worden met slavernij).

Vorm krijgt dit hele witte, raciale ideeëncomplex vooral in Duitsland in de late achttiende, vroege negentiende eeuw. Het zijn enerzijds de romantische filosofen en anderzijds de Duitse wetenschappers die ras onderzoeken en definiëren. En op twee manieren raakt dit gedachtengoed aan de overkant van de oceaan, waar het dan geamerikaniseerd wordt. Ten eerste door de letteren: Madame de Staël’s beroemde studie van de Duitse cultuur De l’ Allemagne vindt direct en indirect - via Carlyle in Engeland - zijn weg naar de Amerikaanse witte elite, onder anderen naar de invloedrijke denker en schrijver Ralph Waldo Emerson. De andere weg naar de Verenigde Staten loopt via de wetenschap, in het bijzonder de antropologie, die zich vooral bezighield met het meten van schedels om rassen te kunnen onderscheiden. (Kort samengevat: hoge, lange schedels zijn goed en mooi, dus Germaans; ronde, brede schedels zijn niet goed, lelijk en dus Keltisch, Slavisch of Joods.)

Veel wetenschap is er in al de wetenschap die Painter de revue laat passeren niet te vinden. Vanuit hedendaags perspectief zie je hoe vage definiëringen en veelal ongecontroleerde, vaak onware, soms gemanipuleerde, soms uit de lucht gegrepen feiten leiden tot een theorievorming die in dienst staat van wat wij nu een racistische ideologie zouden noemen. Die ideologie wordt overigens onderschreven door mensen die meer deel uitmaakten van hun tijd dan je had gehoopt; naast Emerson onder meer de presidenten Thomas Jefferson en Theodore Roosevelt.

Painter besteedt terecht veel ruimte aan een wetenschapsbedrijf dat bijna anderhalve eeuw serieus werd genomen. Het zou lachwekkende lectuur zijn, ware het niet dat deze ideologie mede door haar wetenschappelijke status tot in onze tijd in staat bleek de uitsluiting van grote groepen te legitimeren. Het was niet alleen de ideologie van de Duitse Übermensch, maar ook die van de superioriteit van de witte Anglo-Saksische Amerikaanse man die eerst de Ieren en - ironisch genoeg - de Duitsers in de 19de eeuw buiten de definitie van witheid hield, en daarna in het begin van de 20ste eeuw Joden, Italianen, Grieken, Slaven, Russen tot niet echt wit, dat wil zeggen tot tweederangs burgers verklaarde. Door de werkelijkheid van succesvolle immigratie en assimilatie gedwongen moest de definitie van witheid wel steeds worden aangepast en uiteindelijk bleef alleen de zwarte Amerikaan aan de andere kant van de demarcatielijn. 

Die zwarte Amerikaan nam die positie trouwens met trots in. Maar hoe moedig Malcolm X van de Nation of Islam en Huey P. Newton van de Black Panthers in hun anti-witheid in een door witte waarden gedomineerde cultuur ook waren, in hun nadruk op ras, nu dan het zwarte ras, school ook een zekere tragiek. Aan ras als een in de werkelijkheid bestaand fenomeen, waaraan vaste, tijdloze waarden en eigenschappen (onder andere kleur) zijn verbonden, werd in die jaren al diep getwijfeld. En inmiddels bestaan ‘de jood’, ‘de Italiaan’, ‘de zwarte’ niet meer. Het woord ras wordt in geen enkel serieus wetenschappelijk artikel meer gebruikt en je vind het hoogstens als stam nog terug in het woord ‘racistisch’.

De geschiedenis van de witte mens lijkt in de Verenigde Staten in filosofische of academische zin bijna aan zijn eind te zijn gekomen. We mogen hopen dat de opkomst van de rancuneuze, merendeels witte Tea Party een laatste oprisping is van een uitstervend ras.

Frank Ligtvoet bekleedde verschillende functies in de literaire wereld, voor hij in 1996 voor werk naar New York verhuisde. Hij is nu freelance recensent en 'stay-at-home dad' in Brooklyn.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum