Recensie: De kroniek van Amsterdam

05 januari 2010 , door Bart van den Bosch
| | |

Het raadsel van Amsterdam, dat slepende vraagstuk onder historici wat nu precies het - letterlijk en figuurlijk - onwaarschijnlijke succes van de stad in de 17de eeuw verklaart, lijkt met het verschijnen van Amsterdam in 1597 iets verder ontward. Bouwhistoricus Gabri van Tussenbroek focust op een cruciaal jaar in de ontwikkeling van de stad en gaat met de scheurkalender in de ene, en het levensverhaal van boekhandelaar en uitgever Cornelis Claesz in de andere hand bijna van dag tot dag na wat Amsterdam bezielt. Op deze manier wordt op een prettige leesbare manier duidelijk waar de fysieke, bestuurlijke, politieke, sociale en vooral economische grenzen van de metropool in lagen.

Van Tussenbroek lijkt zich de verzuchting die Willem Frijhoff en Maarten Prak in de inleiding van deel II-1 van Geschiedenis van Amsterdam slaken, ter harte te hebben genomen. Frijhoff en Prak stellen dat het een zware klus is de geschiedenis van de stad te schrijven waarin

'... je zowel rekenschap aflegt van wat de duizenden schrijvers voor je hebben opgespoord, als een systematisch en toch leesbaar verhaal presenteert, waarin noch de grote, min of meer anonieme en in elk geval onbesproken massa, noch de individuele mens ondersneeuwt onder het gewicht van historische theorieën of van enkele beroemde personen....'

Hiermee is direct de niche beschreven die Amsterdam in 1597 opvult. Gedurende dit jaar wordt steeds duidelijker waarom juist 1597 zo exemplarisch is voor een beschrijving van de wereldstad in opkomst. De stad barst letterlijk uit zijn voegen. De vraag om uitbreiding is inmiddels een schreeuw geworden en er wordt naarstig stedebouwkundig gepland. Na de Alteratie van 1578, toen Amsterdam (eindelijk) de kant koos van Opstand en Reformatie, begon een immigrantenstroom op gang te komen die zijn weerga niet kende. Dit had rond 1600 tot twee zogenaamde 'uitleggen' van het bebouwde gebied geleid, waarmee de stad zijn oppervlakte bijna verdubbelde in vergelijking met de tijd voor 1578. De stad veranderde ingrijpend van fysiek.

Niet minder ingrijpend veranderde de economische structuur van Amsterdam door de toestroom van immigranten, vooral die uit de Zuidelijke Nederlanden. De val van Antwerpen in 1585 en de afsluiting van de Schelde betekende dat een groot deel van de daar aanwezige economische infrastructuur in Holland en in het bijzonder in Amsterdam terechtkwam. Hierdoor verschoof het zwaartepunt van de economie van de relatief risicoloze, redelijk winstgevende Oostzeehandel naar de door durfkapitaal opgestuwde wereldhandel waar fortuinen vergaard konden worden.

Amsterdam in 1597 illustreert deze ontwikkelingen treffend. Hoofdpersoon Cornelis Claesz was zelf uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstig en zag zich in toenemende mate omringd door voor de Spanjaard gevluchte streekgenoten. Daarnaast waren de twee onbetwistbare hoogtepunten van het jaar de terugkeer van de expeditie van Cornelis de Houtman uit Indië en die van Willem Barentz uit Nova Zembla. Hoewel beide ondernemingen financiële flops waren, hadden ze een onschatbare waarde voor de ontwikkeling van de stad. Beide tochten voedden juist datgene waar toen, net als nu, de grootste honger naar bestond; informatie. De influx van de Zuid-Nederlandse handelselite in Amsterdam leverde behalve investeringskapitaal vooral een accumulatie van kennis en informatie in de vorm van handelscontacten en scheepsroutes op.

De nadruk op het belang van het ontstaan van een wijdvertakt informatienetwerk ter verklaring van Amsterdams spectaculaire groei werd in 2001 voor het eerst door Clé Lesger in zijn Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand. Kooplieden, commerciële expansie en verandering in de ruimtelijke economie van de Nederlanden ca. 1550-ca.1630 gelegd. Van Tussenbroek concretiseert dit idee met behulp van zijn protagonist Claesz. Als uitgever annex boekhandelaar verdiende hij met het verzamelen en vervolgens te gelde maken van informatie een goedbelegde boterham. Deze informatie kon veel vormen aannemen; officiële decreten, reisverslagen, technologische ontdekkingen, zeekaarten, theologische en filosofische traktaten, maar ook nieuwsberichten (het verslag van de ondergang van de Spaanse Armada was een bestseller, evenals de verslagen van de veldtochten van Maurits), voorspellingen en almanakken. Voor het betrouwbaarheidsgehalte van de voorhanden zijnde informatie kon niet altijd worden ingestaan, maar door de opkomst van het wetenschappelijk denken rond deze tijd maakt de fantastische vertelling langzamerhand plaats voor de empirisch toetsbare - en daardoor lucratievere - feitelijke beschrijving van de wereld.

Het aardige van de kroniekvorm die Van Tussenbroek hanteert is dat daarmee een zeer gevarieerde dwarsdoorsnede van een jaar Amsterdam wordt gepresenteerd. Vermeldingen van hoogtepunten die de eeuwen hebben getrotseerd, zoals de expedities van De Houtman en Barentz, worden afgewisseld met beschrijvingen van het alledaagse. Daaruit wordt duidelijk dat de welvaartsgroei voor velen een uiterst relatief gegeven was. Een toevallige gebeurtenis zoals een brand, een overstroming of een ongelukkige investering kon voor iedereen – met uitzondering van de superrijken – een diepe armoedeval tot gevolg hebben.

Amsterdam in 1597 is door dit alles een geslaagd boek geworden. Het verschaft de lezer veel informatie (ook in de vorm van de talloze illustraties) over een breed aantal onderwerpen, alle van belang voor een wereldstad in opkomst. Iedereen die zich interesseert voor de geschiedenis van de stad en die verder wil kijken dan de gebaande paden, zal met dit boek niet alleen aan zijn trekken komen, maar zich ook aangespoord voelen om meer te weten te komen over de Parel van Holland.

In het Historisch Café van woensdagavond 13 januari zal het boek met de auteur gesproken worden. Naast Gabri van Tussenbroek zullen historici Erika Kuijpers en Joost Jonker aan het gesprek deelnemen.

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof.

pro-mbooks1 : athenaeum