Recensie: De vage grens naar het kwaad

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| | |

Met zijn vijfde roman Septemberstralen, de eerste die in het Nederlands vertaald is (van Septemberleuchten, door Gerrit Bussink), fileert Martin Gülich het kwaad op sensationele wijze. Zo kraakhelder, feitelijk en zo raak, dat je het liefste van je zou werpen. Toch ben je vanaf de eerste pagina in de ban van het kwaad. Septemberstralen leest als een politierapport vanuit de positie van iemand die weet wat komen gaat en nu alles overdenkt. Het is een complexe rekensom waarvan de uitkomst onvermijdelijk en gruwelijk is. Door leonhard de paepe.

Kron reconstrueert vanuit herinnering heel feitelijk wat er gebeurd is. Toen Kron op straat liep en een vage bekende zag, Vanek, die sprak met een man: 'De man had een winterjas gedragen en steeds geknikt wanneer Vanek iets zei.'

Even later zit Kron in het café met Vanek en diens vriend Gerland én de onbekende man. Op het toilet wil Kron hem aanspreken want: 'Ze kenden elkaar immers niet en zelfs als Vanek hem, Kron, in de Schusterstrasse kennelijk had gezien, dan hoefde dat, zo had hij gedacht, natuurlijk niet ook voor de man met de jas te gelden.' Maar hij doet het niet en de man blijft naamloos, zeer tegen de zin van Kron die evenwel geen kans ziet om ernaar te vragen. Maar Kron denkt er wel over na:

'Ten eerste: ieder mens had een naam, en verdiende het ook daarmee aangesproken te worden, en in de tweede plaats kon de naamloosheid waarmee hij hier over die man praatte de indruk wekken dat hij hem in zekere zin als een neutraal iets beschouwde, als een persoon aan wie hij geen recht op een eigen persoonlijkheid toekende, om zich op die manier van diens lot te kunnen distantiëren.'

Met zulke kleine psychologische inzichten spint Gülich een web van rationele overwegingen waarin wat komen gaat des te weerzinwekkender wordt. Nu geen van de personages een geschiedenis heeft, en de psychologische verhoudingen tussen de vier mannen zo helder worden vastgesteld, ontstaat een zichtbare dynamiek van dominantie. Wie handelt? Wie spreekt? Wie oordeelt? Kron staat in ieder geval onderaan de hiërarchie. Hij observeert, in deze toevallige ontmoeting van vreemden. Maar 'de man' staat nog lager. Wanneer hij niet eet, handelt Gerland:

'Hij had zich met zijn bestek over het nog bijna volle bord van de man gebogen, een stuk van diens varkenskarbonade afgesneden en dat voor de gesloten mond van de man gehouden. Toen die zijn hoofd schudde, had Gerland hem het stuk vlees tussen de lippen geduwd, waarop de man ze had geopend en het vlees had opgegeten.'

Deze scène verbaast Kron, maar niemand maakt er verder een woord aan vuil, en het ontbreekt Kron aan kracht om het ter sprake te brengen.

Uiteindelijk gaan de mannen naar het meer om de septemberstralen te gaan zien. Daar zet het systeem van intimidatie, grap, en rauwe vriendschappelijkheid zich voort, en wordt erger. Al snel krijgt de avond een grof en zelfs weerzinwekkend karakter. 'De man' wordt tot het bot getergd:

'Vanek had het uiteinde van het touw om de hals van de man geknoopt, terwijl Gerland met behulp van een steen een tak in de grond had geslagen waar Vanek het andere uiteinde van het touw omheen had gedraaid. Ongetwijfeld had het die constructie aan iedere stabiliteit ontbroken, één ruk aan het touw en het in de grond geslagen paaltje zou losgeschoten zijn, maar juist in die zo overduidelijke onvolmaaktheid had uiteindelijk de bekoring van het geheel gelegen.'

De 'bekoring', de werkelijke esthetiek van het kwaad, ligt erin dat de man niet de kracht heeft om zich te verzetten tegen de wet die hem gesteld wordt.

Het genie van dit boek ligt erin dat de plotontwikkeling zo traag is dat onduidelijk is waar de grens wordt overschreden. Dit vergt een psychologisch inzicht en vakmanschap waarmee Gülich zich in het gezelschap van Michael Haneke (Funny Games) en Edward Albee (Who's afraid of Virginia Woolf?) plaatst. Gülich toont zich dan wel geen groot stillist, maar door zijn taal slaat Gülich wel een wig tussen rede en moraliteit, zoals alleen kunst dat kan laten zien.

Dit boek zal de lezer nog lang heugen.

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij schrijft voor NRC Handelsblad en is docent Esthetica aan de de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum