Recensie: De vertaler als tweede schrijver?

30 november 2015 , door Frank Ligtvoet
| | |

Wie de frustraties wil leren kennen van literaire vertalers in een groot taalgebied moet Edith Grossmans essaybundel Why Translation Matters eens lezen. Het maakt deel uit van een door Yale University Press net gestarte reeks: Why X Matters, waarin X kan staan voor van alles, van vertaling tot architectuur tot grondwet. Het was Grossman, een zeer gerenommeerde Amerikaanse vertaalster van onder andere het werk van Cervantes, Marquez en Vargas Llosa, waarschijnlijk niet te doen om het tonen van die frustraties, maar haar ongenoegen sijpelt tussen de regels door. Door frank ligtvoet.

In een land waarin het boekhandelsaanbod van literaire vertalingen niet boven de 3 procent van de markt komt (dat is laag in vergelijking met continentaal Europese landen, waar het percentage soms oploopt tot 40 procent) is de vraag naar literaire vertalers natuurlijk niet erg groot. In plaats van dat gegeven te accepteren en vanuit die positie te redeneren, maakt Grossman er een morele kwestie van. Ze schrijft niet over het bijzondere feit dat kolonisatie, immigratie en economisch imperialisme de angelsaksische literatuur een kosmopolitische diversiteit zonder weerga heeft opgeleverd, die de behoefte aan vertalingen en vertalers in geletterde kringen wellicht minder groot maakt. Ze klaagt daarentegen over het provincialisme van Amerikaanse en Engelse uitgevers, critici en universiteiten, die bijna lijken samen te zweren om al die moeilijk verkoopbare vertalingen buiten de deur te houden. Ze vindt het een morele plicht van de uitgeverij om vertalingen, vooral van jonge nieuwe auteurs, te publiceren. En ten slotte moet ze in haar kruistocht voor vertaling, van die vreemde literaturen zelf natuurlijk ook heiligen maken, die goeds en moois kunnen schenken aan hun Amerikaanse lezers. In deze context spreekt ze, regelmatig dekking zoekend achter citaten van andere auteurs, over dictaturen die bang zijn voor het vreemde woord, over oorlogen die vermeden kunnen worden, over vrije gedachten.

Niet alleen is die morele toon irritant, ook Grossmans gekoketteer met de rol van vertalers uit de Renaissance gaat op de zenuwen werken, door het historisch misbruik dat ze van hen maakt. Vertalers en vertalingen speelden in het Europa van toen een volstrekt andere rol dan de vertalers en vertalingen in de wereld van nu. De maatschappelijke waarde - en daarmee de rol van de vertaler - van Griekse, Latijnse en Bijbelse teksten in de vijftiende en zestiende eeuw was geheel anders dan Deens proza of Thaise poëzie nu. De onhistorische vergroting van de rol van de vertaler gebruikt ze in haar pleidooi voor haar positionering van de vertaler als schrijver, ‘the second writer’ noemt ze hem. Hoewel Grossman in haar essays ook heel goed duidelijk maakt wat de betekenis is van een goede vertaling - iets waar wij ons, als bewoners van een klein taalgebied maar al te goed van bewust zijn - gaat haar voorstelling van de vertaler als tweede schrijver er bij mij niet goed in: een literair werk is naast een talige, vertaalbare constructie ook de creatie van een unieke geest.

Ongetwijfeld zijn Grossmans opvattingen ingegeven door de grote, boze Amerikaanse literaire wereld waarin zij meent te leven en daarin heeft de vertaler als culturele machthebber geen serieuze positie. De enige manier om die rol te vergroten is niet om bij uitgevers en critici (en bij lezers) met morele praatjes aan te komen, maar om samen met je collega’s eisen te stellen aan uitgevers en die eisen vast te leggen in contracten. Zelfs in deze ellendig commerciële en geindividualiseerde tijden: vertalingen doen er toe, voor elke lezer weer op een andere manier. En voor een Amerikaanse vertaalster als Grossman geldt: Just get real.

Frank Ligtvoet bekleedde verschillende functies in de literaire wereld, voor hij in 1996 voor werk naar New York verhuisde. Hij is nu freelance recensent en 'stay-at-home dad' in Brooklyn.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum